Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 273]
| |
Verhandeling over de Zedelyke Vryheid van den Mensch. Zonder Vryheid geen Deugd. Te Haarlem, by A. Loosjes Pz. 1784. In gr. octavo, 69 bladz.Men kan deze Verhandeling, die mede geschikt was, ter beantwoordinge van 't voorstel van Teiler's Godgeleerde Genootschap nopens 's Menschen Zedelyke Vryheid, ten aenzien van het denkbeeld des Schryvers over dit Stuk, enigermate vergelyken, met die van den Hoogleeraer pap de fagaras; en veelligt, volgens het geen wy voorheen, wegens de keuze der Verhandelingen in die Verzameling, opgemerkt hebbenGa naar voetnoot(*), is daerin de reden te vinden, waerom deze Verhandeling, schoon in hare soort wel doordacht, door het Genootschap niet ter drukperse geschikt is. Wat hier van zy, ze verdient, nevens de anderen, ene oplettende lezing; en des Schryvers bepaling der Vryheid komt, in onderscheiding van de voorgemelden, hierop uit. ‘Vryheid onderstelt waare werksaamheid, of het vermogen om eigenlyk te werken in ons, bestaat hierin, dat wy in onze bedryven aan ons zelven zyn overgelaaten, dat wy niet gedwongen, gedreven, of bepaald worden in dezelve, maar dat onze daaden voortkomen van onze eigene schikkingen, niet van iemand, of van iets anders. Vryheid is dus de afwezenheid van dwang of noodzaaklykheid. Los, niet gebonden te zyn, van zichzelven af te hangen, zyn eigen meester, ongenoodzaakt, ongedwongen te zyn; dit is altoos en overal het begrip van Vryheid geweest. Ongedwongenheid schynt het beste woord te zyn, om met een enkel woord de Vryheid te omschryven, geen woord schynt beter het waare denkbeeld van Vryheid te bevatten, en alles, wat met haar strydig is, kan onder het denkbeeld van dwang begreepen worden. Overal waar men het woord Vryheid gewoon is te gebruiken, heeft het zelve de betekenis van ongedwongenheid. Vry word iemand genoemd in tegenstelling van een ander, die voortgedreven wordt, die een slaaf en geen meester is van zich zelven, die onder de macht en beheersching van een dwingeland staat, of in het bedwang van boeien, of gevankenis, zich bevindt.’ - Hy merkt wyders aan, dat deeze Vryheid in verschillende soorten verdeeld kan worden, naar de | |
[pagina 274]
| |
verschillende soorten van dwang, waeruit dan onderscheiden bepalingen ontstaen, doch die allen daerin overeenkomen, dat ze altoos het afzyn van alles, wat in dat geval, noodzaekt, bepaelt of dwingt, aenduiden. ‘Overeenkomstig nu hier mede, en uit hoofde hier van, zegt hy vervolgens, moet zedelyke Vryheid hierin, en in niets anders gesteld worden te bestaan; dan dat men naamelyk in zyne zedelyke bedryven ongedwongen is; in het geen ons zedelyk beter of erger maakt nooit genoodzaakt wordt; of nergens door bepaald wordt om deugdsaam of ondeugend te moeten handelen, maar in dit opzicht onashangelyk en aan zich zelven overgelaaten is. Indien men door zedelyke Vryheid iets anders verstaat, dat niet met de kracht van deeze bepaalingen, die zaakelyk niets van elkanderen verschillen, overeenkomt, dan wykt men af van de waare betekenis des woords, dan misbruikt men de taal, dan misleidt men het menschdom, dat aan dit woord algemeen en in alle gevallen die betekenis hecht; en indien men dit zonder opzet doet, dan misleidt men ook ongelukkig zich zelven.’ - Onze Autheur dit nader ontvouwd, en breeder aengedrongen hebbende, schikt voorts zyne Verhandeling ten bewyze van het daedlyk bestaen dezer Zedelyke Vryheid van den Mensch, waeromtrent hy zich beroept, of het bezef van Zedelykheid, het Geweten, de algemeenheid van het bezef van Vryheid, en het ongelyk gedrag der Menschen. |
|