beknopte ontvouwing van Davids ootmoedige en dankbare gemoedsgesteltenis, zich inzonderheid bevlytigt, om zyne Toehoorderen den voorigen toestand hunner Geloofsgenooten te herimeren; hen op te wekken om hunnen tegenwoordigen gezegenden staet daer tegen te vergelyken; en hun hier door aen te spooren ter navolginge van Davids voorbeeld. Zyn Eerwaerde maekt dit alles byzonder betrekkelyk tot het vermogen der Gemeente, en de vrywilligheid der Leden, tot het bekostigen van een Orgel ten Godsdienstigen nutte; waeruit hy aller verplichting afleid, om den Godlyken zegen ootmoedig en dankbaer te erkennen; om 'er voorts het rechte gebruik van te maken; en daeraen in hun gansche gedrag te beantwoorden, door ene ernstige behartiging van ware Godzaligheid.