soorten brengt, en vervolgens uit deeze verschillende uitwerkingen op het menschelyke ligchaam, de geneeswyze kortelyk afleid.
Men ziet klaar, dat onze Heelkundige Schryver, in deezen Tak der Natuurkunde, een Vreemdeling is; anders zoude hy onmogelyk kunnen veronderstellen, dat iemand, naa dat hy door den Blixem getroffen, nog met electrique vloeistof konde opgehoopt zyn; veel minder zig voorstellen, dat de staalmiddelen, in zodanig een ligchaam, de electrike stoffe, uit de vaste en vloeibaare deelen, zouden kunnen naa zig trekken.
In de derde plaats stelt de Heer Plenk eene nieuwe Theorie voor, ter verklaaring der Luchtschampschooten. - Het vierde Onderwerp is eene Verhandeling over het Heelkundig gebruik des Opiums: deszelfs uitwerking op de Tong, op de Huid, op ontstooken Deelen, in Wonden, in vergiftige Wonden, in door wonden ontstaane Stuiptrekkingen, in Been-breuken, by Heelkundige Operatien, in geklemde Breuken, in de Kanker en in Tandpynen.
Hoe ongunstig de Schryver over het gebruik van het Opium in de bovengenoemde gevallen denkt, mag de Leezer uit het volgende oordeelen. - ‘Zie daar,’ zegt de Schryver, ‘Waarneemingen, welke onwederspreekelyk aantoonen, dat het Opium geen verkoelend, geen verdoovend, maar veel eer een prikkelend, brandend, ja bytend, vermogen heeft. - Daar nu de pynstillende en verdoovende kracht des Opiums slegts in de vlugge t' zamenstellende deeltjes deszelven geleegen is, valt het ligtelyk te begrypen, waarom het zelve uitwendig dit vermogen niet heeft; om dat, naamentlyk, eene te geringe menigte dier vlugge deeltjes door de zweetgaatjes indringt, daar tog derzelver grootste gedeelte zig in de lucht verliest.
Inwendig gebruikt zynde, heeft het Opium, behalven deszelfs pyn - en slaapstillende kracht, nog het vermogen de zenuwen en vaten te prikkelen, en dus de beweeging der vochten te vermeerderen. Die, wegens deszelfs inwendig gebruik, eenige nadere onderrigting begeert, hy leeze, en heerleeze, het onvergelyklyk Werk van Tralles; een Man, welke het grootste gedeelte zyns leevens, aan het naaspenren van de krachten des Opiums, besteed heeft. Daar leerde ik, dat het Opium uitwendig zeer veel naadeel veroorzaakte, inwendig aan