Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 75]
| |
De Fibulis antiquorum Vestiariis. - De Castris Veteribus Ulpiis sive Trajanis, Colonia Trajana, Burginacio, Harenacio, Batavorum Oppido. - De Columna Milliaria Imp. Caes. Nervae Trajani illustrium eruditorum Epistolae ex autographis editae. Neomagi e prelo Ahasueri van Goor 1783. in Octavo.Men is de uitgave deezer drie opgenoemde Stukjes aan dezelfde hand verschuldigd, die ons voor weinig tyds een soortgelyk Stukje, de Lucernis Veterum, of over de Lampen der OudenGa naar voetnoot(*), geleverd heeft. By die gelegenheid gaven wy berigt van 't geen aanleiding verleent, tot het gemeen maaken deezer Geschriften, 't welk, onzes oordeels, verdere aanmoediging verdiende; en 't is ons aangenaam te verneemen, dat die Heer, welke dien Papieren-schat onder zig heeft, zig genoopt gevoelt om denzelven verder mede te deelen. - Het eene gaat over de Kleedergespen of haaken en dergelyken aan de Kleederen der Ouden; het tweede betreft de ligging van eenige Legerplaatzen der Romeinen aan den Rhyn en de Waal; en het laatste behelst een berigt van een Mylpaal van Keizer Trajanus, in 't jaar 1628, in het Dorp Leek, liggende in de nabuurschap van Nywegen, uit den grond gedolven. Deeze zyn de hoofdonderwerpen, over welken de beroemde Oudheidkundigen Salmasius, Gronovius, Pontanus, Heinsius, Ewichius, Hugenius, Spanhemius, Scriverius en Smetius elkander hier schriftlyk onderhouden. Naar den aart eener gemeenzaame briefwisseling, die zich niet bepaald verbindt, bedienen zich deeze Geleerden van de voorkomende gelegenheid, om over daartoe betreklyke onderwerpen, of waartoe derzelver beschouwing aanleiding geeft, elkanderen hunne gedagten mede te deelen, en dezelven onderling te overweegen. Van daar vindt men in deeze Stukjes, behalven het geen het aangeduide hoofdzaaklyke betreft, een aantal van geleerde en oordeelkundige aanmerkingen, niet alleen over de kleeding, de krygsverrigtingen, en de wegsbepaalingen der Romeinen, met het geen daartoe min of meer behoort; maar ook verscheiden andere oudheidkundige aanmerkingen over byzonderheden, tot welker overweeging zy als van ter zyde gebragt worden; bovenal met opzigt tot oude Inscriptien, Gedenk- | |
[pagina 76]
| |
zuilen, Penningen, en deeze en geene Geschriften der Ouden, als mede tot het verklaaren van etlyke plaatzen, die in dezelven voorkomen, welken aan verschillende uitleggingen onderhevig zyn. De Heer uitgeever, deeze Stukken byeenverzamelende, beeft 'er tevens, gelyk in 't voorige over de Lampen der Ouden, nog eenige aantekeningen bygevoegd, die van zyne oordeelkundige beoefening der Oudheid getuigenis draagen. Uit hoofde van dit alles vorderen deeze Brieven, inzonderheid met betrekking tot het Oudheidkundige, eene recht waardige plaats by andere soortgelyke verzamelingen van Brieven van beroemde Geleerden. |
|