aanduidende, 't geen gedaan moet worden, verwyt hy stilzwygende zyn Meerderen dat hy het niet of verkeerd gedaan heeft: hy vernedert hen, hy kwetst diens eigenliefde, en de wonden, in dit teder gedeelte toegebragt, heelen nooit, zy geeven altoos een scherp vogt uit, 't welk, vroeg of laat, den geenen die de wonde maakte, benadeelt.
De meerderheid is heilloos voor elk Mensch, die teffens de kunst niet bezit om denzelven niet dan ten gepasten tyde te vertoonen. Een Man van vernuft, die zich ergens toe zet, heeft altoos tegen zich de gevaarlyke en altoosduurende verbintenis der Zotten, die allen elkander helpen: de volkomene gelykheid van denkbeelden, van gevoelens, van taal, van houding, brengt eene volkomene eenstemmigheid onder hen te wege: de gemeene zaak, welke zy te bevorderen hebben, vereenigt hun tegen lieden van Verstand, die doorgaans niet eenstemmig zyn. Het is, buiten tegenspraak, eene wyze schikking, die deeze zamenstemming by de eersten, deeze oneenstemmigheid by de laatsten, verordent: zy zouden te magtig worden, konden zy zo gemaklyk zich met elkander verdraagen, en één Lichaam maaken. Twee keeren heeft men, by de Romeinen, drie Mannen van verstand vereenigd gezien; zy verdeelden onder elkander de heerschappy der Wereld.
De meeste Grooten willen wel verlicht worden; doch niet weeten van waar zy het licht ontvangen: zy zyn ondankbaare Leerlingen, die haat opvatten tegen hunne Onderwyzers, en hun straffen dewyl ze hun onderweezen hebben. Zy die ondergeschikte posten bekleeden, moeten nooit vergeeten dat nero den Wysgeer seneca deedt ombrengen.
't Is onder 't oog van den waarlyk grooten Man, dat het Vernuft en de Bekwaamheden zich gevaarloos mogen ontwikkelen: doch een waarlyk groot Man is een zeer zeldzaam weezen: de hoop, om zulk een zonderling verschynzel aan te treffen, moet nooit in de kansrekening van een verstandig Man komen. - Ik zou een klein getal dier groote Mannen kunnen noemen, die thans in Europa leeven, en niet zyn, die zy denken te weezen; maar men moet die Heeren niet bederven: men behoort ze tot het laatste oogenblik onkundig te laaten van die hoogagting, ten einde zy, zonder ophouden, voortvaaren om dezelve te verdienen: hielden zy zich by hun leeven van dien roem verzekerd, zy zouden misschien vertraagen, en nog tyds genoeg hebben, om, voor hun dood, het verkreegene te verliezen.
De Grooten schynen zich een uitsluitend voorregt aangemaatigd te hebben om Gedenkschriften te schryven; de Wereld is als overstroomd door Gedenkschriften van Gezanten, Veldheeren, en Staatsdienaaren, die zich zelven voor groote Mannen hielden, en de gebeurtenissen, in welke zy deel hadden, aan-