Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijWeerkundige en wysgeerige aanmerkingen over den zeldzaamen nevel, die zich, in de maanden juny en july deezes jaars, MDCCLXXXIII, vertoond heeft. Door den Eerw. Heer cotte, Priester van het Oratorie en Correspondent van de Academie Royale des Sciences.Geschreeven uit Laon; den 27 Augustus, 1783.
't Is een weezenlyken dienst toebrengen aan de Naakomelingschap, op eene nauwkeurige wyze Verslag te doen van de zeldzaame Lugtsgesteldheden, van welke zy, van tyd tot tyd, getnigen zyn; de Oorzaaken derzelven op te speuren, de Gevolgen te voorzien, en daar door het onze toe te brengen, om de ongerust- en angstvalligheden te verdryven, die, op het zien van zekere Verschynzelen in de natuur, ontstaan. - Wy zyn getuigen geweest van die kommerlyke begrippen, staande den tyd dat die zwaare Nevel zich zo lang in deezen Zomer vertoonde. Een ydele schrik hadt veeler geest bevangen: men zogt de oorzaaken deezes Nevels, in het verschynen eener | |
[pagina 633]
| |
Staartstaare, (die geen Starrekundige, egter, tot nog ontdekt heeft;) in de verwarring van den loop der Dwaalsterren, zo men waande, veroorzaakt door de nieuwe Planeet van herschel, zeer onlangs ontdektGa naar voetnoot(*) (even of deeze Planeet eerst het bestaan gekreegen hadt, ten tyde der ontdekkinge). Het vertoon diens zeldzaamen Nevels, voorgegaan van de deerlyke omwenteling in Sicilie en Calabrie, veroorzaakt door de schriklyke Aardbeevingen, spelde niets minder, in 't oog des bygeloofs, dan het op handen zynde einde der Wereld. Ziet daar de verkeerde denkbeelden die den geest des Gemeenen Volks vervulden! en hoe talryk is, in deezen zin des woords, het Gemeene Volk! - Het is, derhalven, van aangelegenheid, dat men, voor het toekomende, zulke ongegronde beangstheden verdryve; de Lugtsgesteltenisse, die deezen Nevel veroorzaakt heeft, naauwkeurig vermelde en vergelyke met Lugtsgesteltenissen van dezelfde soort, welke nogthans de ontslooping der Wereld niet ten gevolge gehad hebben. Ik erken, dat, volgens de H. Schriftuur, die groote gebeurtenis door Aardbeevingen zal voorgegaan worden: doch deeze Natuurlyke Tekenen zullen vergezeld weezen met Tekenen van eenen anderen aart: en 't is alleen de vereeniging dier Tekenen, op welken men misschien minder letten zal dan op den Nevel in den afgeloopen Zomer, die de voleindiging deezer Wereld zal aankondigen. De Lugtsgesteldheid van den Herfst des voorleden Jaars was zeer koud en zeer vogtig: die des Winters bleef zeer vogtig; doch zeer zagt, zelfs tot in 't Noorden, als in Siberie. De Voortyd was koud, maar 't bleef vogtig. De hooge maat van vogtigheid diens Winters moge men beoordeelen als men in aanmerking neemt, dat, in stede van 3 of 4 duimen Waters, de gewoone hoeveelheid in de drie Wintermaanden, hier ter plaatze, by de 12 duimen viel, terwyl onze Zuidlyke Landschappen zints twee jaaren groote droogte geleden hadden. De buitengewoone zagtheid des Winters heeft Sneeuwsmeltingen in Auvergne, en elders, veroorzaakt, die niet weinig hebben toegebragt aan die overvloedige Regens, en de Overstroomingen daarop gevolgd. Geduurende deeze buitengewoone Lugtsgesteltenisse viel | |
[pagina 634]
| |
(op den 5 February) de schriklyke Aardbeeving voor, in Calabrie en op Sicilie, welke vyf maanden geduurd heeft: dewyl de Aarde in Juny nog niet in rust was. Men heeft opgemerkt, dat aanhoudende Regens, in die ongelukkige Landen, deeze geweldige Aardschudding voorgingen. De Aarde hadt ze ingedronken, en scheen 'er uiterlyk niet van doorweekt. Deeze Aardschok is zo algemeen geweest, dat 'er een nieuw Eiland, niet verre van Ysland, door ontstondt. De Dampkring van Europa gevoelde dien, gelyk blykt uit de schielyke en geduurige veranderingen in den Barometer, in de maanden February en Maart. Bykans geheel Europa heeft den tegenschok gevoeld van die Aardbeeving: niet juist op denzelsden tyd; maar op verschillende tyden in het tydsverloop dat Sicilie en Calabrie geschud werden. 't Zou overtollig weezen hier op te haalen, 't geen alle Nieuwspapieren vermeld hebben. Ik zal alleen, als iet zeer zonderlings aanmerken, dat, terwyl de Barometer in Frankryk, in Holland, in Braband, in Duitschland, te Geneve en elders, in veel meer dan gewoone beweeging was, dezelve (volgens de opgave van toaldo) te Padua, aan den anderen kant van het Appenynsche Gebergte, geene buitengewoone verandering vertoonde. Op deeze Aardbeevingen zyn de zonderlinge Nevels gevolgd, die algemeen over geheel Europa schynen geweest, en zich overal met dezelfde Verschynzels, als wy hier waarnamen, vertoond hebben. Alle Berigten, my daarvan medegedeeld, stemmen genoegzaam overeen, om 'er de volgende Beschryving uit op te maaken. Deeze Nevel vertoonde zich eerst den 18 Juny: dezelve was zeer laag, en zo dik als in December, hier vergezeld van een zeer kouden Zuidenwind. Den 19 hadden wy een zwaare Onweersbui: de Nevel scheen vervolgens te vermeerderen, en bleef koud zo lang de Zuidewind aanhieldt, dat is tot den 24. De Nevel was al dien tyd, zeer vogtig, naar uitwyzen myner Hygrometeren. - Op den 24 liep de wind Noorden, de Lugt werd warm; de Nevel veranderde van natuur, dezelve was zeer droog, en mogt liever Rook dan Nevel heeten. Het licht der Zonne was, op den dag, bleek Oranjekleurig. De straalen van dien Dagtoorts konden by het opkomen en ondergaan, door den rookerigen Dampkring niet heen dringen: de Zon vertoonde zich vuurrood, en de Maan hadt dezelfde kleur. Deeze Nevels hadden, in zekere Landstree- | |
[pagina 635]
| |
ken, als in Provence, en elders, een stinkenden, zwavelagtigen reuk, en deeden zeer in de oogen. De Hette en de Droogte nam, van dag tot dag, toe, de Noorde en Noord-Ooste Winden hielden aan. Een kleine Onweersbui met Regen, op den 21 July, deedt den Nevel geheel verdwynen. In Provence hieldt dezelve nog aan tot het einde dier maand. Op den 23, hadden wy een veel zwaarder Onweer, met veel Regen. De Hette verzwaarde na het wegtrekken des Nevels: deeze was zeer groot op den 3 Augustus, en werd op dien dag gevolgd door een geweldig Onweer met Stortregen. De Onweersbuijen zyn zeer veelvnldig geweest in Europa, 't zy geduurende den Nevel, of ten tyde dat dezelve verdween. De Barometer heeft al dien tyd op eene meer dan middelbaare hoogte gestaan, met weinig verandering; de Kwik-Thermometer klom dikwyls tot 21, 22, ja tot 24½ graaden. De Thermometers, met Vogt, reezen menigwerf tot 24, 25 en 26¼ graaden. Deeze hingen allen tegen het Noorden, zonder eenige wederkaatzing van de Zon. Een Thermometer, van de laatstgemelde soort, klom, in den Zonneschyn gezet, den 3 Augustus, 's namiddags ten 2 uuren, tot 45 graaden. De Hygrometers hebben zints den 24 Juny eene zeer groote droogte aangeweezen. De droogte en de hette hebben den groei der Planten bevorderd: alle Vrugten zyn vroeg ryp: men heeft den Graan-Oogst veertien dagen vroeger dan naar gewoonte aangevangen, en 't zal even zò met den Wyn-Oogst zyn, als de warmte aanhoudt. Ziet daar een kort verslag van de Nevels, die zich deezen jongstverstreeken Zomer vertoond hebben, en van de Lugtsgesteltenisse, welke dezelve voorgingen en volgden. Natuurkundigen, over deeze Nevels gesprooken, hebben ze toegeschreeven aan de by uitstek groote vogtigheid des Winters, en aan de menigte van Electrique stoffe, door de Warmte, uit 's Aardryks schoot voortgebragt, zonder te gewaagen van het uitwerkzel der Aarbeevingen. Dit is onder anderen het gevoelen van den Heer de la lande, in alle Nieuwspapieren aangekondigd. Eer ik het waage myne gedagten op te geeven, over de oorzaak van die Nevels, moet ik een kort woord zeggen, van de Lugtsgesteldheden, welke meesten tyds geweldige Aardbeevingen voorgaan of volgen, of liever wyzen tot het overheerlyk Werk van den Heer bertrand, sur les Tremblements de Terre. Een Werk, opgesteld, ter gele- | |
[pagina 636]
| |
genheid van de Aardbeeving, den 1 November MDCCLV te Lissabon voorgevallen. De Heer bertrand geeft ons, in 't zelve, eene in tydorde volgende reeks van Aardbeevingen voorgevallen in Zwitzerland en elders, zints het Jaar DLXIII onzer Tydrekeninge, tot in den Jaare MDCCLV; hy voegt 'er Weerkundige Waarneemingen by, betrekkelyk tot die Gebeurtenissen, voor zo veel hy ze heeft kunnen verzamelen; en wyst de oorzaaken der Aardbeevingen aan, door verscheide Natuurkundigen opgegeeven. - Deeze geleerde Natuurkenner vermeldt - in de eerste plaats, dat de Aardbeevingen veelal voorgegaan worden van overvloedige Regens, en Overstroomingen, en dat zy meer in den Winter dan in den Zomer voorvallen - ten tweeden, dat zy gevolgd worden door Hitte, en dat, bygevolge, de Vrugten vroeg ryp zyn - ten derden, dat, in 't algemeen, de hoeveelheid des gevallen Regens veel grooter is in Jaaren van geweldige Aardbeevingen, dan in andere Jaaren - ten vierden, dat de Dampkring doorgaans verduisterd word door zwavel en vuuragtige Dampen van een kwaaden reuk, en dat de Zon, door die Dampen heen gezien, zich rood en veel grooter dan gewoonlyk vertoont, een Verschynzel in den Jaare MDCCLV, als een gevolg der Aardbeevinge te Lissabon - ten vyfden, dat men, den Zomer op de Aardbeevingen volgende, meer Onweeren heeft dan gewoone Zomers - ten zesden, dat 'er uitholingen en verzinkingen van Bergen voorvallen, dikwyls veele maanden na de Aardbeevingen. Dat men alle deeze Verschynzels vergelyke met die de Lugtsgesteltenisse van dit Jaar, byzonder, ten kenmerk strekken, en men zal tot het besluit komen, dat ze de natuurlyke Uitwerkzels zyn van eene bekende oorzaak; en dat men telkens, wanneer de Aarde zulke geweldige schokken uitstaat, als die Sicilie en Calabrie ondervonden, Verschynzels van denzelfden aart te wagten hebbe, als zich deezen Zomer vertoonden. De Nevels, die zo veel schrik en angst hebben veroorzaakt, zyn derhalven, niets anders dan een natuurlyk gevolg van de groote Vogtigheid, die de Aardbeeving te Messina veroorzaakt heeft, en van den Schok, welken de Aardkloot ontving, en zich openbaarde, door de Verschynzels in verscheide Landen waargenomen. - Ik zal my nader verklaaren. - Ik heb gezegd, dat wy, van den 18 tot den 24 Juny, vogtige en koude Nevels, van | |
[pagina 637]
| |
den 24 Juny tot den 21 July, drooge en heete gehad hebben. De Zon hadt ten dien tyde de grootste hoogte bereikt, en dus de meeste kragt om de Dampen op te haalen, welke de Aarde hadt ingedronken, geduurende de veelvuldige Regens en Overstroomingen in den Winter en het Voorjaar. Deeze eerste werking of dampheffing der Zonne heeft den Dampkring moeten bekoelen: door de menigte van wateragtige Uitwaassemingen daar in opgetrokken, op dêzelfde wyze als tusschen de Keerkringen geschiedt, ten tyde dat de Zon het rechtstandigst schynt: als dan wordt 'er een soort van Nevel, of gordyn van Dampen, gevormd, welke de Zon aan 't oog der Inwoonderen onttrekt, en de groote Hette van dezelve zeer maatigt. - Deeze eerste werking der Zonne heeft ook de Aarde moeten opdroogen, in dezelve spleeten en scheuren veroorzaaken, waaruit zwavel en vuuragtige Uitwaassemingen voortkwamen; de Electrique stoffe werd in beweeging gebragt door de geweldige schokken, welke het Aardryk onderging; van hier die drooge en heete Nevels, welke op de koude en vogtige volgden; van hier die soort van Rook, zamengesteld uit Uitwaassemingen en Electrique stoffe, welke zo veele Onweeren bykans door geheel Europa veroorzaakt hebben, en zelfs Aardbeevingen in Landen digt by de Gebergten gelegen, die, als 't ware, het brandpunt zyn dier Uitwaassemingen en van de Electrique stoffe, gemerkt de veelheid der Mineraalen en Vuurstoffen in derzelver ingewanden opgeslooten; van hier die bovenmaatige Hette, het gevolg der drooge en Electrique Nevelen; van hier de Roodheid der Zonne, en de schynbaare vergroting van de Zonneschyf, gezien door eene middenstoffe, veel digter dan de gewoone, een middenstoffe, die de Zonnestraalen brak, en geene dan roode straalen, de minstbreekbaare, doorliet. De Heer de la lande heeft opgemerkt, dat, in het Jaar MDCCLXIV, een Jaar, 't welk van wegen de Maansklimmende Knoopkeer van Negentien Jaaren, aan MDCCLXXXIII beantwoordt, te Parys dergelyke Nevels zyn waargenomen: doch hier op hebbe men te bedenken - voor eerst, dat die Nevels slegts acht dagen aanhielden - ten anderen, dat zy zo algemeen niet geweest zyn, als die in dit Jaar plaats vonden. Zy waren het uitwerkzel niet van eene zo geweldige oorzaak, als die Nevels, van welken wy thans handelen, heeft voortgebragt. Calabrie en Sicilie hebben, in de laatstvoorgaande Eeu- | |
[pagina 638]
| |
we, eene dergelyke Omwenteling ondergaan; te weeten in de Jaaren MDCXXXVIII en MDCXCIII. Deeze Jaaren beantwoorden niet aan de Maansklimmende Knoopkeer van Negentien Jaaren. De Lugtsgesteltenissen der Jaaren aan dien Tydkring beantwoordende, hebben gelykheid genoeg met elkander, om die der toekomende Jaaren te voorzien. Maar ik geloof niet dat deeze overeenstemming in Lugtsgesteltenisse zich uitstrekt tot de Aardbeeveningen, welker oorzaaken onafhanglyk schynen van de uitwerkzels diens Tydkrings. Alleen zou men kunnen voorzien, dat eene Aardbeeving te dugten stondt, in een zeer vogtig jaar: dewyl eene groote maate van Vogtigheid doorgaans het voorteken is van die verschriklyke omwentelingen. Maar deeze voorweetenschap zou zeer onnut zyn: naardemaal men noch de plaats waar, noch den tyd op welken, de Aarbeeving zich zal doen voelen, kan voorspellen, en bygevolge geene voorzorgen ter beveiliging draagen. Men eische van de Weerkundige Waarneemers niet meer dan zy kunnen geeven. 't is reeds veele datzy eene gelykheid van Lugtsgesteltenisse ontdekt hebben in de Jaaren, beantwoordende aan de Maansklimmende Knoopkeer van Negentien Jaaren. Misschien zullen hunne Waarneemingen vermenigvuldigd, en, met naauwkeurigheid nageaan, in 't vervolg nadere en zekerder uitkomsten opleveren. |
|