Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEgtverbintenis, en vryery.De Huwelyksplegtigheid onder de Sumatraanen bestaat eenvoudig in het zamenvoegen der handen van het Paar, en hun voor Man en Wyf te verklaaren, zonder veel omslags, behalven het onthaal, 't welk, te dier gelegenheid, gegeeven wordt. Weinig openbaare Vryery gaat voor het Huwelyk. Hunne Zeden laaten niet meer toe. De Jonge Iieden, van beiderlei Sexe, worden zeer afzonderlyk gehouden, en de Jonge Dogters zelden vertrouwd bui- | |
[pagina 543]
| |
ten het onmiddelyk opzigt haarer Moederen. By ons sluit de Vryery het denkbeeld in, van een nederig verzoek aan de zyde des Vryers en van gunst aan die der Vryster, als welke haar Persoon en Goed voor Liefde geeft. De Sumatraan, integendeel, wanneer hy zyne keuze vestigt, en alles betaalt wat hy 'er voor ten beste heeft, mag natuurlyk de verpligting aanmerken als van zyn kant opgelegd. Nogthans zyn ze niet zonder Galantery; zy bewaaren eene soort van kieschheid en ontzag ten opzigte van de Sexe, welke hun geregtigt, om veele beschaafde Volken der Oudheid Barbaaren te noemen. - De gelegenheden, die de Jonge lieden hebben, om met elkander te verkeeren, zyn de openbaare Feesten. By deeze gelegenheden komen Ongetrouwde Persoonen zamen, danzen en zingen met elkander. Wy mogen veronderstellen, dat de Jonge Dogters niet lang zonder Minnaars zyn. De Jongeling zyne keus op eene Jonge Dogter hebbende laaten vallen, bedient zich doorgaans van eene oude Vrouw, die, uit zyn naam, de Liefdesverklaaring doet, en geschenken overlevert aan het beminde voorwerp. De Ouders spreeken dan met elkander, men komt wegens de Huwelyksvoorwaarden overeen, en het Feest wordt gevierd. - Op deeze Feesten wordt een Geit, een Buffel, of verscheide van deeze Dieren gedood, naar het meerder of minder vermogen der Getrouwden, om niet alleen de Bloedverwanten en genoode Gasten; maar ook de Buuren, welke dit Feest met hunne tegenwoordigheid willen vereeren, te onthaalen. Hoe grooter toeloop van Volk, hoe meer eers voor den Gastheer, die, te deezer gelegenheden, doorgaans de Vader der Bruid is. | |
't Getal der vrouwen.Volgens 's Lands gebruik, mogen de Sumatraanen zo veele Vrouwen neemen als zy kunnen bekostigen of onderhouden; doch de voorbeelden, dat zy 'er meer dan ééne neemen, zyn zeer zeldzaam, en worden alleen by eenige Hoofden des Volks aangetroffen. Deeze onthouding is grootendeels aan hunne armoede toe te schryven. De lessen der Spaarzaamheid hebben by hun de overhand op de eischen van vleeschlyken wellust, en doen hun van eene Vryheid, tot welke 's Lands gebruik hun geregtigt, afstaan. | |
[pagina 544]
| |
Haane-gevegten.Zeer zyn de Sumatraanen gesteld op Haane-gevegten. Hun Vegtplaats is een plek op een vlakken grond, of een opgerigt Theater: omslooten met staaken, buiten welken de Toekykers staan; niemand dan die vegten laaten of 'er deel in neemen, mogen binnen dit afschutzel komen. Iemand, die een hoog denkbeeld heeft van zyn Haan, en agting voor zyn Beest, laat het niet vegten dan onder een zeker getal van Dollars, welke hy in orde op den grond nederligt. Zyn armer party is, misschien, buiten staat een halven Dollar te laaten vervegten. De Bystanders maaken de som vol, en ontvangen, als het welgelukt, naar evenredigheid van het toegelegde. Een Vader beval, op zyn doodbedde, zyn Zoon, de eerste gelegenheid de beste waar te neemen, om een Haan te laaten vegten, en 'er een som onder te verzetten, gelyk aan zyne geheele bezitting, zich verzekerd houdende dat dezelve onwondbaar was. Haanen van dezelfde kleur laat men nooit tegen elkander vegten, maar een graauwe tegen een zwarte, een geele tegen een roode, enz. Men doet veel moeite om ze te voeden en op te brengen. Deeze Haanen worden dikwyls behandeld, en gewend in 't openbaar zich te vertoonen om schuwheid te voorkomen. - Strydig met onze Engelsche gewoonte mag de eigenaar, geduurende het gevegt, zyn Haan behandelen; een veer uit het oog haalen, den bek van bloed zuiveren. Wanneer een Haan gedood is of wegloopt, moet de Overwinnaar genoeg kragts over hebben om drie keeren op de party te pikken, die hem, ten dien einde, wordt voorgehouden, of anders is het even spel: zomtyds plaatst een welafgerigt Haanevegter den kop van zyn verwonnen Vogel in zulk een schrikbaarende houding, dat deeze den ander verschrikt, en buiten staat stelle de beslissende proeven zyner overwinninge te geeven. De Haanen worden nimmer geknipt, maar vegten in volle veeren. De kunstspoor, op Sumatra in gebruik, gelykt in gedaante naar het blad van een Zabel: en is een vernielender werktuig dan die in Engeland den Haanen wordt aangedaan. 't Gebeurt zeldzaam, dat de beide Haanen het gevegt overleeven. | |
Behandelingen der kinderen.De Moeders draagen de Kinderen niet op den arm, als | |
[pagina 545]
| |
by ons, maar zydelings op de heup in een kleed, 't welk met een knoop op de tegenovergestelde schouder zit. Men heeft my verhaald, dat dit ook de gewoonte is in eenige streeken van Wales. 't Is eene draagwyze veiliger dan de onze, min lastig voor de Draagster, en het Kind zit in een min gedwongen gestalte. Doch de kleeding onzer Vrouwen schikt zich niet best tot het volgen deezer mode. Men maakt niet veel werks van het opbrengen der Kinderen, zy weeten van geen zwagtelen of bakeren. Men laat ze op den grond rollen, en ras voor zigzelven zorgen. Worden 'er wiegen gebruikt, zy hangen te slingeren aan de dakspanten. | |
Lykplegtigheden.By de Begraafenissen wordt het Lyk na de begraasplaats gebragt, op een breede plank, die ten algemeenen gebruike, en voor veele geslachten, dient. Dezelve wordt steeds met kalk bestreeken, of om 't behoud, of om de zuiverheid. Zy weeten van geen Doodkisten; het Lyk wordt enkel in een wit kleed gewonden. In het maaken van het Graf, maaken zy, naa het op eene behoorelyke diepte gedolven te hebben, eene holligheid in de zyde, aan het einde, van genoegzaame afmeeting om het Lichaam te bevatten, door welk middel de Aarde, in een letterlyken zin, den dooden ligt drukt. Deeze holligheid houden zy, naa 'er bloemen in gestrooid te hebben, op, door twee planken, hoekswyze aan elkander vastgemaakt, zo dat de eene komt aan 't hoofd van 't Lyk, terwyl de ander het beschut aan de open zyde; de kant rustende op den bodem des Grafs. De buitenholligheid vullen zy dan met aarde, en kleine witte vlaggetjes of wimpeltjes worden 'er rondsom heen gezet. Zy planten 'er ook een heestergewas met een witten bloem. De Vrouwen, die de uitvaart vergezellen, maaken een schrikbaarend geluid, niet ongelyk aan het gekras der Nagtuilen. | |
Het eeten van menschenvleesch.Ik ontdek, dat zommigen nog twyfelen aan de waarheid, of hier Menschenvleesch door Menschen gebruikt wordt; huns bedunkens zyn de bewyzen, daar voor bygebragt, ongenoegzaam om een stuk van zo veel aanbelangs, in de Geschiedenis des Menschdoms, uit te maaken. Men heeft | |
[pagina 546]
| |
my tegengeworpen, dat ik nimmer ooggetuigen was van een Feest, waar op men zich met Menschenvleesch vergastte, en dat het geen ik daar voor by breng, niet voldingend is. Ik gevoel het gewigt deezer bedenking, en zoek niemands geloof te dwingen, veel min iemand te bedriegen, door eischen te maaken op den hoogsten trap van zekerheid, terwyl ik alleen op den naast daaraan komenden gevorderd ben. Ik kan alleen zeggen, dat ik het voor my vast geloof, en dat myn geloof rust op de volgende byzonderheden; deeze van meer, geene van minder gewigts. 't Is, in de eerste plaats, eene zaak algemeen, en onbetwist, op 't geheele Eiland erkend. Ik heb met Inboorelingen 'er over gesprooken, die het beleeden, en 'er zich over schaamden, nu zy met beschaafde Volken verkeerden. Ik heb niet minder dan drie Broeders, Hoofden der Vastigheden Natal en Tappanooly gesprooken, die allen my van de waarheid deezer zaake verzekerden. 't Zelfde berigt ontving ik van andere Heeren, die dezelfde, of gunstiger, gelegenheden hadden dan ik, om 's Volks Zeden te leeren kennen: alle hunne berigten komen in 't hoofdzaaklyke met myne opgedaane kundigheden overéén. De Heer bradley, Resident te Tappanooly, besloeg, eenige jaaren geleeden, een Raja in een geldboete, om dat hy, te digt aan de Vastigheid der Compagnie, een Gevangenen hadt opgeëeten. Mr. alexander hall bragt, in zyne openbaare rekening, eene som, betaald aan een Raja, om hem te beweegen, dat hy een Man zou spaaren, dien Mr. hall tot een slachtoffer hadt zien bereiden. Dus stemt de ondervinding der laater dagen overéén met de eenpaarige getuigenis der oude Schryveren. En, schoon ik zeer wel ontdek, dat ieder deezer bewyzen, op zich zelven genomen, plaats voor tegenspraak open laat, dunkt my, dat zy, zamengenomen, tot eene voldoende blykbaarheid opklimmen, tot eene blykbaarheid, welke iemand van geen al te ongeloovigen aart zal overhaalen, om toe te stemmen, dat Menschenvleesch door de Inwoonderen van Sumatra geëeten wordt, gelyk wy dit in 't zekere weeten van de Nieuw-Zeelanders. |
|