zich de liefde des Volks, en de onveranderlyke liefde van God, waardig maken.
Gelukkig Land, wiens Vorst de Geregtigheid lief heeft!
De meeste Menschen verbeelden zich, dat de ware wellevendheid bestaat, in elkanderen eenige complimenten te maken; die enkel nietsbeduidende woorden zyn, waar aan het hart geen, maar de rug en beenen alleen, deel hebben. Hoe bedrevener een Mensch in deze kunst is, des te volmaakter verstaat hy, by het gemeen, zyn weereld. Maar hy, die wel oordeelt, laat zich met deze iedelheid niet paijen; en beweert, dat zulke alleen kunnen gezegd worden wel te leven, die de wetten der wysheid, waar door het geluk van hun zelven, en dat van hunnen evenmensch, bedoeld word, opvolgen.
Is zulk een, die de allerheiligste verbintenissen schend, niet de grootste overtreeder der heilzaamste wetten, en derhalven niet de grootste deugniet? Zyn 'er nu wel heiliger verbintenissen, dan die tusschen Man en Vrouw door een wettig huwelyk zyn aangegaan? Immers neen! gevolglyk is hy de grootste deugniet, de grootste guit, op aarde; welke, met verlating van zyne wettige wederhelft, met eene andere boeleert. Wee zulk een Man en zulk eene Vrouw, die het wettig huwelyksbed besmetten! - Maar hoe veel schandelyker, hoe veel ondeugender is deze misdaad niet, wanneer zy van de beschermers, van de handhavers der wetten, gepleegd word; wanneer deze opontlyk voorbeelden daar van aan anderen geven?
Schoon het bederf van zeden aan geen byzonder beroep gehegt zy; ziet men nochtans dit bederf het meest heerschen onder de krygslieden. Hier van daan is het zwaard, in plaats van de zeden te beteren, het geen dat dezelven alom bederft; om dat, in tyd van oorlog, de krygslieden, van de eene naar de andere plaats trekkende, doorgaans overal hunne voetstappen een langen tyd agter laten.
Geen Lieden vinden doorgaans alom meer ingang, dan die van den kryg; en dat het meest nog te verwonderen is, het allereerst en voornamentlyk by de Vrouwen. Een bewys dat de eerste in de daad zo wreed niet zyn, als ze schynen, en de laatste zo vreesagtig niet, als zy zich uiterlyk vertoonen.
c.v.d.g.