lyk, hadt hy niets van den Geleerden in zyn voorkomen of verkeering, en alle zyne agtgeevingen op anderen waren, de van zelfs voortkomende uitvloeizels van zuivere Menschliefde zynde, zonder pligtpleeging of ommeslag. Terwyl hy zyne verstands-bekwaamheden misbruikte om den Christelyken Godsdienst het onderste boven te keeren, zouden zyne zeden de eerste en zuiverste eeuwen der Christenheid ten cieraad gestrekt hebben. Hy bezat die kragt van Geest, die goedheid van Hart, welke, in alle Landen, en in alle tydperken der Geschiedenis van het Menschdom, de grootste en beste Mannen deeden uitmunten.
Tot deezen hoogen trap van uitmuntendheid, wat Menschlyke grootheid aanbelangt, hadt bolingbroke geen regt. De verhevenste bespiegeling der deugd, welke zyn uitsteekend vernuft kon bevatten of aanpryzen, hadt weinig of geen invloed op het bestuur zyner driften. Hy was niet alleen een bespiegelende, maar een beoefenende, Vrygeest. Een reeks van jaaren, en geduurende eenige der allerhachlykste en gewigtigste tydperken der Engelsche Geschiedenisse, ingewikkeld in den woelenden draaikolk van het leeven eens Staatsmans, was hy daar door te zeer ingenomen en te zeer beroerd om vatbaar te weezen voor die tedere aandoeningen, welke meestal ontstaan in het beoefenen der Huislyke deugden, en dezelve verzellen. Maar, toen hy, met den avondstond zyn leevens, in eenen eenzaamen amptloozen staat kwam, nam zyn verheeven en verhit verstand eene deftigheid en rustigheid aan, gelykende naar den grootschen en gezagvoerenden toon, welken hy in den werkzaamsten tyd zyns leevens gebruikte.
Hoe verschillend de bekwaamheden dier twee Schryveren ook mogen weezen, ontdekt men, in de veelvuldige overgebleevene stukken van hun vernust en smaak, thans in ieders handen, een byzonder punt, waarin ze zeer op elkander gelyken. Het veelvuldig en onherstelbaar kwaad, der Menschlyke Maatschappy overgekomen, door het voorwenden van den Godsdienst, waar het weezen van denzelven ontbrak, vervoerde hun beiden tot een onveranderlyken en onverzoenbaaren haat tegen alles wat den naam van Godsdienst draagt, en noch hume noch bolingbroke hebben, onder den dekmantel der haatelyke benaamingen van Bygeloof en Geveinsdheid, de heiligste gevoelens en dierbaarste belangen van het Menschdom, met behoorlyken eerbied, behandeld.
Bolingbroke's vernuft was stont, schitterend, schilder-