| |
| |
| |
Proeve over den smaak in het aankweeken van bloemen, schoone heestergewassen en boomen.
(Uit het Engelsch van Mr. knox.)
The charms of Art will soon fatigue the sight
Nor bronse, nor marble, always give deligt;
But woods and streams, and cooling shades nêer cloy
Such luxury is harmless to enjoy.
Schoonheid, van welk eene soort zy ook moge weezen, is geschikt om ons in te neemen; en het beschouwen van de Schoonheid der Groeijende Natuure heeft dit byzonder voorregt, dat wy vrylyk ons hart daar door mogen laaten vangen, zonder vreeze voor eene gevaarlyke of onteerende slaaverny. - Smaak, in de Schoonheden der Planten en Gewassen, levert een merkteken op van een zuiver en schuldloos gemoed, en is teffens een der beste behoedmiddelen om die zuiverheid en schuldloosheid te bewaaren. Deeze wendt de aandagt af van de ontrustende tooneelen der dwaasheid, en brengt eene aangenaame bedaardheid voort, zeer geschikt om de zagtere Deugden in 't hart te kweeken, en duurzaamheid te schenken aan onze gezuiverdste genietingen.
Menigmaalen stond ik versteld op het zien, dat Menschen, die zeer gevoelig en vatbaar waren voor de bevalligheden van de Schoone Kunsten en Fraaije Letteren, en zich sterk getroffen voelden door het treffende in een Dichtstuk, of van een Werk door den Beitel of t' Penseel vervaardigd, geen meer aandoenlykheids betoonden over een heerlyken Bloem, of grootsch Gewas, dan de gemeenste aanschouwer. Met verrukking hebben zy stil gestaan op de weluitgevoerde beschryving van 't vermaaklyk Dal van Tempe, en gedeeld in al dat genoegen, 't welk een shakespear, een milton, of eenig ander Puikdichter bedoelde te verwekken, door hunne keurlyke schilderyen van Bloemryke Velden, en Boschgezigten; en, nogthans, kunnen zy door een schaduwryk Bosch gaan, langs Violieren en Hyacinten heen wandelen, zonder blyk te geeven dat zy eenig byzonder genoegen smaaken. - Voorzeker is dit het uitwerkzel van een opper- | |
| |
vlakkig oordeel: want 'er is geene waarheid van welke de Wysgeeren reeds langer overtuigd zyn, dan dat de weezenlyke voorwerpen, door de Natuur aangebooden, de volmaaktste voortbrengzels der naabootzende Kunst wyd en verre overtreffen.
De Schoonheid van Kleur, hoewel, met rede, minder geagt dan die der Gedaante, vermaakt egter het oog onmiddelyker en algemeener. Wanneer Kleur en Gedaante volmaakt vereenigd zyn in eenig voorwerp, moet hy, die ze ongevoelig kan beschouwen, allen eisch op kieschheid van aandoening laaten vaaren. En 't is deeze vereeniging, welke de Natuur, doorgaans, in het maakzel der Bloemen, ten toon spreidt.
Nauwlyks treft men, in 't geheele Groeijende Ryk, een enkel voorwerp aan, waar in zo veele aangenaame hoedanigheden zamengevoegd zyn, als in de Koningin der Bloemen, de Roos. Natuur wilde zeker de zinnen van haaren Vereerder onthaalen op een voorwerp, 't welk hem teffens frisheid, geur, kleur, en gedaante aanboodt. De Ziel schynt ter Feest te gaan op de enkele herinnering des vermaaks, 't welk de zinnen ontvangen, wanneer zy, op een schoone Lente, of Zomer-morgenstond, de bekoorelyke aangenaamheden eens Hyacinths, eener Tulp, eener Angelier, eener Narcis, eener Violier, eener Kamperfoelje, eener Jonquilje, beschouwt; en die van duizend andere, welke eene onnoembaare verscheidenheid van gedaante, geur en kleur, aanbieden: want de Natuur munt niet minder uit in de keurigheid en schoonheid haarer werken, dan in de verscheidenheid en rykheid haarer gewrogten. - Altoos ontdekt men gebreken in de werkstukken der Kunst, wanneer men ze met een vergrootglas beziet; maar het scherpste onderzoek van het blad eens Bloems, is gelyk het wegneemen eens sluiers van het aangezigt eener Schoonheid. Een naald, allerscherpst gepunt, en allersynst gepolyst, door den kundigsten werkman, vertoont zich, door een Zonnemicroskoop, ruw en stomp, terwyl de angel eener Honigbye, hoe zeer vergroot, al zyne gladheid en scherpte behoudt. De getande rand der Zaadsteng eens Bloems, het boordzel van den vleugel eener Vlieg, hebben eene netheid van tekening, door geen penseel te evenaaren. - Den smaak eens liefhebbers van Bloemen heeft men niet zeer bewonderd, of zeer gedongen om denzelven te verkrygen; daar die eens Kenners van Tekeningen en Schilderstukken aangezien wordt voor een blyk van verhevenheid van Character en
| |
| |
van verheffing boven den gemeenen hoop. Onvoegelyk, zeer onvoegelyk, nogthans, is het, verrukt te worden door de werkstukken eens nietigen Stervelings, en geene verrukking te gevoelen op de beschouwing der volmaakte Schilderyen, waar in de vinger der Godheid zo gereed valt te ontdekken.
De Dichters hebben ons de weelderigste beschryvingen nagelaaten van Lusthoven, Landschappen, en Veldvermaaklykheden; en, schoon zommigen oordeelen, dat zy de Natuur overtroffen, hebben zy dezelve nauwlyks geëvenaard. Men treede in een Americaansch Boschje, naar den tegenwoordigen smaak aangelegd, en beplant met de bloemrykste Heestergewassen, en overweege of 'er iets is in de tuinen van alcinous, of de velden van Olysium, in milton's Paradys, 't welk vergeleeken kan worden met den Tulpenboom, de Sering, de dubbelbloezemige Kers, Persik, en Amandel, de Jasmyn, de Moschroos, de Magnolia, en eene groote menigte van andere, min gemeen, doch niet van grooter, schoon misschien van gelyke, schoonheid. - Wanneer wy wandelen onder en tusschen de hangende trossen van bloemen, wit als sneeuw, met goud gestipt, purperverwig als de druif, blaauw als het uitspansel des Hemels, bloozende als de kaaken der jeugd, kunnen wy ons nauwlyks wederhouden van de verbeelding, dat wy in een betooverd Land, of in eene andere en betere wereld, zyn: waar elk zintuig gestreeld wordt, alles rondsom ons de lieflykste geuren uitwaassemt, en schoonheid by schoonheid zich om stryd vertoont: het hart schynt te deelen in de onschuldige vreugd der lachende Natuure. Boschjes en Lusthoven heeft men altoos geagt, dat de ziel eene aangenaame bedaardheid instorten en dezelve tot bespiegelingen bekwaam maaken.
De thans heerschende uitmuntende smaak, in het aanleggen van Lusthoven en Tuinen, vereenigt doorgaans de Heestergewassen en het hoogopgaand Geboomte met elkander. De hooge Boomen des wouds maaken den agtergrond uit in de leevende Landschapschildery; de Heestergewassen, daar onder geplaatst op den voorgrond, vertoonen het hakhout, en vormen eene schoone gelykheid van een weezenlyk bosch. De Eschdoorn, of Ahornboom, is een van de eerste schoonheden, onder die tegenwoordig meest geplant worden. Het breede blad, het langdnurig groen, maaken deezen boom allergeschiktst om verkwikkende schaduw te geeven. De Eschdoorn is de eigenste boom, zo
| |
| |
menigmaal gedagt door de beste Schryveren der Oudheid: en eenige der schoonste Wysgeerige Zamenspraaken zyn gehouden onder den lommer van deszelfs breede afhangende frisse bladeren. Socrates zogt geene andere Leerplaats dan de groene vlakte onder den Eschdoorn, aan den oever van den Ilissus. De Treurende of Huilende Willig, die zyne takken over een zagt ruisschende beek laat hangen, levert een dier Landschoonheden op, waar in de droefgeestigen en romanesquen een streelend genoegen vinden. Zodanig, in de daad, zyn de bekoorelykheden van deszelfs weelderige takken, dat zy, behoorelyk verdeeld, op zichzelve eene betoverende schildery opleveren: en ik hang niet in twyfel, om, hoe veel fraais de tegenwoordige Lusthoven den oogen bieden, de eerste plaats onder de groeiende Tuincieraaden aan den Huilenden Willig te geeven. - De Treurende Berkenboom behaagt altoos, en is, in den Winter, een alleraartigst voorwerp. Ziet gindschen hoogopgaanden rechten stam uit de spleet van een rots voortschietende, bedekt met een bast, wit en schitterend als zilver, van welken duizend twygjes afhangen, zo dun bykans als het hair van ons hoofd. Beschouwt denzelven, als ruige Vorst of vallende Sneeuw daar aan hangt, en indien gy eene ziel hebt, bekwaam en vatbaar om door natuurlyk schoon bekoord te worden, zult gy, op dat gezigt, u zeer aangedaan voelen. - Een oude Eik treft men zelden op onze Buitenplaatzen aan, uit hoofde van den traagen groei: doch als wy dien Boom vinden, geeft het staatlyk voorkomen een vermaak, dat wy, zonder verveeling, uuren lang, kunnen genieten. De aangenaame Acacia, de kegelvormig groeiende Populier van Lombardye, de bloemryke Kastanje-boom, de zagte Linde, de hooge Den, de glansryke Laurier, leveren alle zo onderscheidene en vermaaklyke schilderyen op, dat ik, als het my vergund wordt in die laanen om te wandelen, en deeze schoonheden des Groeijenden Ryks te beschouwen, geen smert gevoel, om dat het myn lot niet is
in de geschilderde gaanderyen van een Paleis op en neer te gaan.
De smaak van Planten neemt in Engeland, [wy mogen 'er by voegen ook in Nederland] toe: dezelve behoort aangekweekt te worden als een altoosspringenden bron van genoegen voor den Planter, en van heil voor 't Land. Doch dat men Boomen, tot cieraad plantende, niet vergeete een nutte en noodige plaats te gunnen! |
|