Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNatuurlyke historie der zwaluwen in 't algemeen.(Volgens den Heer de montbeillard, Medeschryver van den Heer de buffon.)
(Vervolg en Slot van bladz. 406.)
Ik zou, buiten twyfel, meer regts dan iemand hebben, om deeze wonder vreemde Stelling, wegens het herleeven der verdronke Zwaluwen, te beweeren; dewyl ik gelegenheid gehad heb om eene Proeve te doen, misschien tot nog toe de eenige, welke strekt om ze te bevestigen. Op den vyfden September had ik 's morgens ten elf uuren in een kouwtje opgeslooten, een geheel nest van Boeren- of Venster-zwaluwen, bestaande uit een Mannetje, Wyfje, en drie Jongen, in staat om te vliegen; vier of vyf uuren laater in de kamer komende, waar ik het geplaatst hadt, miste ik het Mannetje: na een half uur zoekens, vond ik het zelve, het was in een groote pot met water gevallen, en oogschynlyk verdronken: het hadt alle merktekens eens schynbaaren doods, geslooten oogen, nederhangende vlerken, en 't geheele Lichaam stok styf. My viel de gedagten in, om het op te wekken, gelyk ik weleer verdronken Vliegen gedaan had. Ik begroef dan deeze Zwaluw ten half vyf uuren, onder warme asch, niets bloot laatende, behalven de bek en neusgaten: zy lag op den buik: welhaast vertoonden 'er zich tekens van ademhaaling, die de asch op den rug deedt scheuren; ik droeg zorg om dit weder aan te vullen: ten zeven uuren werd deeze ademhaaling veel zigtbaarder; het Vogeltje opende, van tyd tot tyd, de oogen; doch bleef bestendig op den buik liggen; ten negen uuren stondt het op de pooten, ter zyde van den aschhoop: 's anderen daags 's morgens leefde myn Zwaluw volkomen; ik stelde haar Insecten voor om te eeten; zy weigerde, schoon het verloop des tyds, zints zy de laatste keer gegeten hadt, groot ge- | |
[pagina 449]
| |
noeg was om den honger prikkelend te maaken. In een open venster gezet, bleef zy daar eenige oogenblikken, na den eenen en anderen kant kykende; daar op nam zy de vlugt, en ging na den rivierkant. - Deeze soort van Opwekking eener Zwaluwe, voor twee of drie uuren verdronken, heeft my niet kunnen beweegen, om te gelooven, in de mogelykheid der vast op haaren tyd wederkomende en algemeene Verryzenisse van alle Zwaluwen; na verscheide maanden onder het water doorgebragt te hebben. Het eerste is een verschynzel, waar aan wy gewoon zyn, door de hedendaagsche geneeswyze aan schynbaar verdronkenen te werk gesteld: het tweede is, myns oordeels, noch waar, noch waarschynlyk: want, loopt het, behalven het reeds bygebragte, niet tegen alle waarschynlykheid aan, dat dezelfde oorzaaken tegenovergestelde uitwerkzels te wege brengen? Dat de lugtsgesteldheid van den Herfst de Vogels geschikt maakt om zich in een gevoelloozen staat te begeeven; en die van het Voorjaar ze weder bezielt, terwyl de gemiddelde graad van warmte, in het laatste Tydperk, van den tweeen twintigsten Maart tot den twintigsten April te rekenen, minder is dan de gemiddelde graad van warmte des Najaars, van den twee- en twintigsten September, tot den twintigsten OctoberGa naar voetnoot(*). - Is het, om dezelfde reden, niet strydig met alle waarschynlykheid, dat de verborge kragt van die Voorjaarslugtsgesteltenisse, wanneer dezelve veel kouder en veel langer tyd koud is, dan naar gewoonte, als by voorbeeld, in het Jaar 1740, egter de Zwaluwen uit de diepte des waters doet te voorschyn komen, zonder, ten zelfden tyde, de Insecten, die dezelve tot voedzel dienen, op te wekken, en die nogthans, aan de werking dier Lugtsgesteltenisse meer bloot gesteld en 'er gevoeliger voor zynGa naar voetnoot(†)? Van waar komt het, dat de Zwaluwen dan opgewekt worden, om van honger te stervenGa naar voetnoot(§), in ste- | |
[pagina 450]
| |
de van andermaal in den gevoelloozen staat over te gaan, en zich weder in 't water te dompelen, gelyk zy moesten doen, indien dezelfde oorzaaken, altoos, dezelfde uitwerkzels te wege bragten? - Is het niet strydig met alle waarschynlykheid, dat deeze Vogels, verondersteld in eenen bezesloozen staat, zonder beweeging, zonder ademhaaling, te leeven, door het ys heen booren, 't welk dikwyls de meiren en poelen bedekt, op den tyd, dat de Zwaluwen eerst te voorschyn komen, terwyl, in tegendeel, wanneer de Lugtsgesteldheid van de maanden February en Maart zagt en zelfs warm is, als by voorbeeld in den jaare 1774Ga naar voetnoot(*), deeze het tydstip van de verschyning dier Vogelen geen één enkelen dag vervroegt? - Is het niet strydig met alle waarschynlykheid, dat, het Naajaar zagt zynde, deeze Vogels, nogthans, in den bezefloozen staat treeden, op den bestemden tyd, schoon men de Koude voor de oorzaak daar van wil aanmerken? - Eindelyk loopt het niet aan tegen alle waarschynlykheid, dat de Zwaluwen van het Noorden, die volstrekt van dezelfde soort zyn met die van het Zuiden, zo zeer verschillende geaartheden hebben, die een geheel ander zintuiglyke gesteltenisse onderstellen? Wanneer men de bekende gevallen nagaat, en daar uit opspeurt wat gelegenheid heeft kunnen geeven aan deeze Volksdwaaling en misvatting der Geleerden, denk ik, dat, onder het groot getal Zwaluwen, die zich 's nagts verzamelen, in den eersten en laatsten tyd haars verblyfs, op de takken by de poelen, en dikwyls over het water vliegen, veelen door verscheide oorzaaken, zeer gemaklyk zich te verbeelden, verdrenkenGa naar voetnoot(†); dat de Visschers zeer ligt | |
[pagina 451]
| |
in hunne netten eenige deezer zeer onlangs verdronkene Zwaluwen hebben kunnen vinden; dat zy, in een Kachelkamer gebragt, voor hun oog herleefden; dat men daar uit al te voorbaarig en veel te algemeen beslooten heeft, dat, in zekere landen, alle Zwaluwen den Wintertyd onder het water sleeten: en, eindelyk, dat de Geleerden afgegaan zyn op eene plaats by aristotelesGa naar voetnoot(*), met deeze eigenschap niet toe te schryven dan aan Zwaluwen der Noordsche Gewesten, ter oorzaake van den verren afstand der warmer Landstreeken, waar zy eene Lugtsgesteltenis en voedzel haar voegende konden aantreffen: even als of een afstand van vier of vyfhonderd mylen, een hinderpaal was voor Vogelen zo snel van vlugt, in staat om tweehonderd mylen op eenen dag af te leggen; en, na 't Zuiden trekkende, een altoos milde lugt en overvloed van voedzel vinden. Aristoteles geloofde met de daad, in de Verschuiling der Zwaluwen, en van eenige andere Vogelen: dan hy bedroog zich in dit te algemeen te bevestigen. Want het is zeer overeenkomstig met de waarheid, dat men, zomtyds, 's Winters, Oever- en Schoorsteen Zwaluwen ziet by zagt weer; twee van de laatstgemelde soort heeft men, den zeven- en twintigsten van December 1775, den geheelen dag zien zweeven omstreeks het Kasteel van Mayac in Perigord, met een zuiden wind en stofregen. Ik heb een getuigschrift, getekend door een groot aantal agtenswaardige mannen, dit bevestigende, onder 't oog gehad: dan dit geval, 't welk in zeker opzigt het gevoelen van aristoteles, wegens de Verschuiling der Zwaluwen, bevestigt, stemt niet overeen met het geen die Wysgeer 'er byvoegt, dat zy als dan vederloos zyn. Men mag vry gelooven, dat de Zwaluwen, den zeven- en twintigsten December in Perigord gezien, of ouden waren, wier broedzel vertraagd was, of jongen, wier vleugelen niet sterk genoeg gegroeid waren om de reis met de andere te onderneemen, en dus agter bleeven: die, door een zamenloop van gelukkige omstandigheden, een gunstig verblyf, zagt weerGa naar voetnoot(†), en het noodig voedzel aantroffen. | |
[pagina 452]
| |
Het zyn, naar alle waarschynlykheid, eenige dergelyke voorbeelden, in Griekenland min zeldzaam dan by ons in de Noordelyker deelen van Europa, die oorzaak gegeeven hebben tot de veronderstelling van de algemeene Verschuiling der Zwaluwen, niet alleen van de Venster- en Schoorsteen-Zwaluwen, maar ook van de Oever-Zwaluwen: want de Heer klein beweert ook, dat deeze laatstgemeldend en winter bezefloos in haare holen doorbrengenGa naar voetnoot(*); men moet toestemmen dat het deeze zyn van welken het, met de meeste waarschynlykheid, kan verondersteld worden: dewyl men ze op Maltha, en zelfs in Frankryk, menigmaal des Winters ziet. De Heer de buffon hadt geen gelegenheid getroffen, om ze, in dat jaargetyde, met eigen oogen te aanschouwen; doch zyn wakkere geest hadt ze als 't ware gezien; uit den aart dier Vogelen oordeelende, hadt hy vastgesteld, dat, indien 'er eene soort van Zwaluwen was, die eenigen tyd in een staat van verdooving doorbragt, het deeze moest zynGa naar voetnoot(†). In de daad, de Oever-Zwaluwen vreezen de koude minder dan andere, daar zy zich doorgaans by beeken en rivieren onthouden; naar allen schyn hebben zy min heet bloed; de gaten, waar in zy eijeren leggen, en woonen, gelyken zeer na de verblyfplaatzen der 's Winters slaapende Dieren; daarenboven vinden zy op den grond, meest ten allen tyde, Insecten, en kunnen, gevolglyk, ten minste een gedeelte van den Winter, leeven in een land, waar de andere Zwaluwen, door gebrek aan voedzel, zouden omkomen. Nogthans hebbe men zich wel te | |
[pagina 453]
| |
wagten om van deeze Verschuiling eene algemeene wet te maaken voor de geheele soort. Zy moet bepaald worden tot eenige enkelde alleen: dit volgt uit eene Waarneeming, in Engeland gedaan, in de maand October des jaars 1757, onder 't opzigt van den Heer collinson; men vondt geen één dier Zwaluwen in eene hoogte vol gaten door dezelve gemaakt, en die men zeer naauwkeurig onderzogt. De voornaamste bron der dwaaling in dit geval, en in ontelbaare andere, is de gereedheid waar mede men algemeene gevolgen trekt uit eenige byzondere gevallen, en die nog dikwyls gebrekkig of geheel kwalyk gezien. Naardemaal, derhalven, de Zwaluwen (en ik mag vry zeggen alle Trekvogels,) geene verblyfplaats overeenkomstig met haare natuur zoeken, of kunnen vinden, in het water, om zich tegen de ongemakken van het ongunstig Wintersaizoen te beschutten, moeten wy wederkeeren tot het oudste gevoelen, 't welk met de Ondervinding en de Waarneeming aller eeuwen zamenstemt, en zeggen, dat deeze Vogels, in het eene Land geene Insecten vindende, die hun voegen, na min koude gewesten verhuizen, die hun in ruimen overvloed een prooi aanbieden zonder welken zy niet kunnen bestaanGa naar voetnoot(*). De waarheid, dat dit de algemeene en bepaalende oorzaak is van de Verhuizingen der Vogelen, blykt ten vollen, als wy aanmerken, dat de Vogels, die van vliegende Insecten leeven, eerst vertrekken: dewyl deeze Insecten eerst ontbreeken. Vogels, die op Mieren en andere Aard-Insecten aanzen, vinden langer tyd voedzel, en blyven langer; Vogels, die bestaan van bessen, kleine graanen, en vrugten, welke met den Herfst rypen, en den geheelen Winter aan de boomen blyven, komen eerst in 't Naajaar, en blyven het grootste gedeelte des Winters in onze Landstreeken; Vogels, eindelyk, die het zelfde voedzel als de Menschen gebruiken, en van ons overschot leeven, onthouden zich een geheel jaar in bewoonde oorden. Nieuwe teelten van gewassen, in een land ingevoerd, geeven eerlang gelegenheid tot nieuwe verhuizingen; naa dat men, in Carolina, Gerst, Ryst, en Tarwe begon te teelen, zagen de Volkplantingen 's jaarlyks Vogels aankomen, die men daar niet kende, en daarom den naam van Ryst- en Kooren- | |
[pagina 454]
| |
vogels gafGa naar voetnoot(*). Daarenboven is het niet zeldzaam in de Zeeën van America geheele benden van Vogelen te zien, derwaards gelokt door gansche wolken van vliegen, zo digt en sterk, dat de lugt 'er door verdonkerd wordtGa naar voetnoot(†). In allen gevalle, het blykt, dat noch de Lugtstreek, noch het Jaargetyde, maar het Voedzel, de noodzaaklykheid van Leevensonderhoud den tocht der Vogelen voornaamlyk regeltGa naar voetnoot(§), hun van Land tot Land doet zwerven, Zeeën over en weder over trekken, of hun bepaalt om voor altoos in dezelfde Gewesten te blyven. Ik erken, dat, nevens deeze eerste oorzaak, eene andere desgelyks invloed heeft op de Verhuizingen der Vogelen; althans op hunne wederkeering na het land, waar zy gebooren zyn. Heeft een Vogel geen Lugtstreek hem byzonder bepaald eigen, hy heeft nogthans een Vaderland: gelyk alle andere Dieren, heeft hy genegenheid tot de plaats waar hy eerst het licht zag, zyne vermogens begon te gebruiken, de eerste aandoeningen gevoelde, en de eerstelingen des bestaans genoot; hy verlaat dezelve niet dan met wederzin, en door gebrek gedwongen; eene onwederstandlyke neiging dryft hem onophoudelyk derwaards: en deeze neiging, gepaard met de kennis van een weg reeds afgelegd, en de kragt zyner vleugelen, stelt hem in staat om in 't Geboorteland weder te keeren, zo dikwyls hy kan hoopen daar middelen van bestaan en een gelukkig leeven te zullen vindenGa naar voetnoot(⁂). | |
[pagina 455]
| |
Doch, zonder ons hier breeder in te laaten om over de Verhuizing der Vogelen in 't algemeen, en de oorzaaken daar van, te handelen: het is zeker, dat onze Zwaluwen, met de maand October, zich na Zuidelyker Gewesten begeeven: dewyl men ze alle jaaren, in 't zelfde jaargetyde, de onderscheide deelen van Europa ziet verlaaten, en weinig dagen laater in verschillende streeken van Africa aankomen, en men ze meer dan eens op weg, te midden van de Zee, ontmoet heeft. Ik weet, schryft p. martir, dat de Zwaluwen enz. Europa verlaaten by het aannaderen van den Winter, en dat Saisoen op de kusten van Egypten doorbrengenGa naar voetnoot(*). Vader kircherus, die Voorstander van het verschuilen der Zwaluwen onder 't water, doch die het bepaalt tot de Noordsche Gewesten, getuigt, op het verhaal der Inwoonderen van Morea, dat een groot getal Zwaluwen alle jaaren met de Oijevaaren en uit Egypten en Libye na Europa verhuistGa naar voetnoot(†). De Heer adanson onderrigt ons, dat de Schoorsteen- of Huis-Zwaluwen omtrent den negenden van October te Senegal kwamen, en met het Voorjaar weder vertrokken; dat hy, op den zesden dier zelfde maand, vyftig mylen van de kust zynde, tusschen het Eiland Gouree en Senegal, vier Zwaluwen zag, die op het schip nederstreeken, en welke hy voor weezenlyke Europische Zwaluwen herkende; hy voegt 'er by, dat zy alle vier zeer vermoeid en afgemat zich lieten vattenGa naar voetnoot(§). In den jaare 1765 werd bykans, in 't zelfde jaargetyde, het Schip der Compagnie le Penthiévre, tusschen de kust van Africa en de Kaapverdische Eilanden, als overstroomd door een wolk van Zwaluwen, met een witten stuit, die waarschynlyk uit Europa kwamenGa naar voetnoot(⁂). Leguat bevondt zich in dat zelfde vaarwater den twaalfden November, en zag | |
[pagina 456]
| |
vier Zwaluwen, die zyn Schip zeven dagen lang volgden tot aan Kaap Verd. - Men merke hier by op, dat dit juist het Jaargetyde is, waar op de Byen in Senegal nieuwe zwermen in grooten overvloed uitleveren, en de Vliegen, Maringouins geheeten, veel overlast doen, en bygevolge zeer veelvuldig zyn: dit moet ook invallen; want dan houdt de Regentyd op, en men weet dat een warme vogtige lugtsgesteltenis allergunstigst is tot de voortteeling der Insecten, bovenal der zodanigen, die, gelyk de Maringouins, zich liefst op waterryke plaatzen onthoudenGa naar voetnoot(*). Christophorus columbus zag 'er een op zyn tweeden Tocht, welke de Schepen naderde, op den vier- en twintigsten October, tien dagen eer hy Dominique ontdekteGa naar voetnoot(†). Andere Reizigers hebben ze tusschen de Canarische Eilanden en de Kaap de Goede Hoop ontmoetGa naar voetnoot(§). In het Koningryk Issini, ziet men, volgens 't berigt van den Zendeling loyer, in de maand October en de volgende maanden, eene menigte van Zwaluwen, die uit andere Landen komenGa naar voetnoot(⁂). De Heer edwards verzekert, dat de Zwaluwen, in den Herfst, Engeland verlaatenGa naar voetnoot(‡), en dat de Huiszwaluw op Bengale gevonden wordt. 't Geheele jaar ziet men Zwaluwen, | |
[pagina 457]
| |
volgens kolbe, aan de Kaap de Goede Hoop; maar 's Winters in grooter overvloedGa naar voetnoot(*). Dit duidt aan, dat 'er, in die Landstreeke, eenige Overblyvende, maar zeer veel Trekkende, Zwaluwen zyn: want men zal waarschynlyk niet willen beweeren, dat zy zich, geduurende den Zomer, in 't water of in holen verschuilen. De Zwaluwen van Canada, schryft Vader charlevoix, zyn Trekvogels, gelyk de EuropischeGa naar voetnoot(†). Die van Jamaica verlaaten dat Eiland in de Wintermaanden, welk weer het ook maakeGa naar voetnoot(§). Elk weet de gelukkige en zonderlinge Proeve van den Heer frisch, die, aan de pooten van eenige Zwaluwen een rooden draad, met waterverw gekleurd, gedaan hebbende, dezelfde Vogels het volgende jaar weder zag komen met den draad aan de pooten: welks kleur 'er niet afgegaan was. Een genoegzaam zeker bewys, dat die Zwaluwen althans den Winter niet onder water, en zelfs op geene vogtige plaats, doorgebragt hadden: 't welk een sterk vermoeden oplevert, dat het met de overige even eens gesteld is. Men mag verwagten, dat, wanneer Africa en zekere gedeelten van Asia meer bezogt en beter bekend zyn, de onderscheide standhouding der Zwaluwen niet alleen zullen ontdekt worden; maar van de meeste Vogelen, die de Inwoonders der Eilanden van de Middelandsche Zee jaarlyks zien komen en wederkeeren, door den wind geholpen: want deeze overtochten zyn eene soort van lange Zeereizen; de Vogels onderneemen ze niet dan met een gunstigen wind; doch, wanneer zy op reis door tegenwinden overvallen worden, kan het gebeuren, dat zy, door vermoeienis, zich nederzetten op 't eerste Schip, 't welk hun voorkomt, gelyk verscheide Zeelieden zulks, ten tyde van de Verhuizing der Vogelen, bevonden hebbenGa naar voetnoot(⁂). Het kan gebeuren, dat zy, | |
[pagina 458]
| |
by mangel van Schepen aan te treffen, in 't water nedervallen, en door de golven verslonden worden; als dan is het mogelyk, een geschikt net, ten rechten stonde, uitwerpende, verdronken Zwaluwen in Zee op te visschen, en met de behoorelyke voorzorge en middelen ten leeven weder te brengen: doch men begrypt van zelve, dat dit aan de vaste kust, of op Zeeën van eene geringe uitgestrektheid, niet kan geschieden. In bykans alle bekende Landen worden de Zwaluwen aangezien voor Menschminnende Vogels, en met het hoogste regt: naardemaal zy eene menigte van Insecten, die op kosten der Menschen zouden teeren, verslindenGa naar voetnoot(*). Men moet toestemmen, dat de Opslokkers dezelfde eischen op onze erkentenis hebben: dewyl zy dezelfde diensten doen; doch, om ze te bewyzen, verbergen zy zich in de schaduw der Schemeringen; en men heeft zich niet te verwonderen, dat zy, en hunne weldaaden teffens, onbekend blyven. Myn eerste oogmerk was de Martinets, by de Nederlanders Gierzwaluwen geheeten, van de Zwaluwen te onderscheiden, en hier in de Natuur te volgen, die ze van elkander schynt afgezonderd te hebben, eene wederzydsche verwydering deezen Vogelen inboezemende: nooit heeft men de Vogels van deeze beide Geslachten in gezelschap zien vliegen: terwyl men, althans zomwylen, onze drie soorten van Zwaluwen in ééne bende vindt. Daarenboven onderscheidt zich het Gezin der Gierzwaluwen van de andere, door verschillendheden van vry veel aanbelangs in Maakzel, in Leevenswyze, en Geaartheid. Voor eerst, in Maakzel; want haare Pooten zyn veel korter, en geheel onbekwaam om te gaan, of haar te helpen in het neemen van de vlugt, wanneer zy zich op | |
[pagina 459]
| |
den vlakken grond bevinden: ook zyn de vier Vingeren na vooren gekeerd, en hebben maar twee geledingen, die van den nagel daar onder begreepen. - Ten anderen in Leevenswyze: zy komen veel laater, en vertrekken veel schielyker, schoon zy de hette meer schynen te schuwen; zy leggen haare eitjes in holen van oude muuren zo hoog zy kunnen; zy vervaardigen geen nest, maar zy voorzien hun verkoozen hol met een bedding, die wel weinig uitgeleezen, doch overvloedig is, waar in zy naar de Oever-Zwaluwen zweemen. Wanneer zy om eeten uitgaan, voorzien zy haare groote krop dermaate met gevleugelde Insecten van allerlei soort, dat zy niet meer dan twee- of driemaal daags den Jongen eeten brengen. - Ten derden, in Geaartheid. Zy zyn veel wantrouwender en schuwer dan de Zwaluwen: haare Stem heeft min buigzaamheids en verscheidenheids, en haar Instinct schynt in bepaalder kring te werken. - Ziet daar groote verschillendheden en gunstige redenen, om Vogels, die, in den staat der Natuure, zich nooit met andere vermengen, van een te scheiden; en ik zou, zonder bedenken, dit plan gevolgd hebben, indien wy genoeg wisten van den aart en de leevenswyze der vreemde soorten, behoorende tot deeze twee Geslachten, om zeker te weeten dat wy elk op zyn juiste plaats schikten; maar wy weeten zo weinig van die vreemde soorten, dat wy, by elken tred, gevaar loopen van een misstap te doen: het is dan veel voorzigtiger, dat wy, de Vogels dier twee Geslachten niet zeker kunnende onderscheiden, ze by elkander laaten, tot dat nieuwe Waarneemingen ons genoeg onderrigt hebben van derzelver natuur, om elk zyn behoorelyke plaats toe te voegen. Wy vergenoegen ons met die soorten by een te schikken, welke ons toeschynen de meeste betrekking tot elkander te hebben, wat het uitwendig maakzel belangtGa naar voetnoot(*). |
|