al lang te voren, wegens de valschheid van die hand, door den Hoog Gel. Heere vink zelven, onderrigt te zyn geweest. De Hoog Gel. Heere vink immers schreef my den 8sten September 1782: Reeds voor eenige maanden de weeking aan een der vingers in het werk gesteld, en omtrent deezen het artificieele ontdekt te hebben, enz. met deeze zaakelyke byvoeging! Ik hebbe dit ook aan Profr. allamand, eenige weeken geleden, hier door passeerende, gecommuniceerd, enz.
De Heer allamand hadt derhalven reeds drie maanden, of daar omtrent, te voren, zeer zeker geweeten, dat de onderzogte vinger, ten weinigsten, door konst gemaakt was, en behoefde dus eigentlyk geen nader onderzoek.
Zyne Hoog Gel, vindt vervolgens goed deezen zonderlingen uitweg te neemen, met my voor te houden: Dat ik my voorzeker bedroogen hadde, door die hand voor den Poot van een Beer aan te zien! Men leeze slechts de 11 §. van de 102. bladz. myner Verhandeling, en men zal, duidelyk, bevinden, dat ik de door bedrog gemaakte hand gehouden hebbe voor den poot van een Wild-dier, en wel zeer waarschynelyk van een Beer. Behalven dat, meene ik den Leezer duidelyk te hebben onderrigt, dat myne bewyzen Hypothetisch waren omtrent het Dier, daar die poot gedeeltelyk van genomen scheen: maar hier in stellig, en beslissende door my gehouden wierden, Dat die poot niet was van een aap, of eenig aapsoort; en derhalven van geen Orang, bladz. 96. §. 4.
Hoe zeer my de brief, in Sept. 1782, door den Heere vink geschreeven, aangenaam was, verlangde ik nu, te meer, om de geheele hand onderzogt te zien; dog te vergeefsch! waarom ik den 26 Jan. deezes jaars den Heer vink daartoe met naadruk aanzettede, met dien goeden en gelukkigen uitslag, dat ik reeds door een brief van den 5 February 1783, het genoegen hadde te verstaan, hoe zyn WEd. dien poot nu geheel ontleed, en het bedrog ontdekt hadde! En wel zoo. ‘Dat de geheele hand, (deeze zyn zyn Eds. woorden,) met eene harstachtige stoffe, even als men in de mummien ontdekt, was gefatzoeneerd; dat daarover een robbevel was getrokken, en zommige deelen met papier waren gelyk gemaakt: en dat daarover getrokken was de ruige hand van een of ander Dier, met lym aan elkander gekleefd. Dan, dat men op die harstachtige