Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrief, aan den heer De la Lande, over het paaschfeest en de maan van maartGa naar voetnoot(*).myn heer!
Ik ben zeer verre van een enkele jota tegen te spreeken van den geleerden Brief, door u in het Journal de 'Paris geplaatst: veroorlof my alleen 'er een of twee aanmerkingen nevens te voegen. Het geschil over de benaaming der Maanen is, gelyk UE. zeer wel aanmerkt, een enkel Woordgeschil. Het oude gebruik der Almanakken was ook zeer algemeen, den naam van de Maan van Maart aan de Paaschmaan te geeven: van hier kent men het Boeren rympje: Paques tantôt haut tantôt bas; toujours en pleine lune de Mas. Deeze Fransche grondregel is zo goed als een Latynsche door u bygebragt, in quo completur mensi lunatio detur. Ik stem toe dat het zeer belachlyk zyn zou, in dit Jaar, den naam van Maan van Maart te geeven aan een Maaneschyn, die in April begint en eerst in May eindigt: maar is het natuurlyker den naam van Maan van May toe te voegen aan een Maaneschyn, die den laatsten dag in May en de negen- en twintig andere in April heeft? De Chineezen geeven geen andere naamen aan hunne Maanmaanden dan die van de eerste Maan, de tweede Maan, enz. Zy voegen 'er de tusschenvallende Maanen in als de zaak het eischt. Deeze wyze van doen zou my zeer behaagen: als dan zou niets beletten den naam van eerste Maan te geeven aan de Paaschmaan: deeze is zeker dezelfde als de Maan Nisan, de eerste van den Kerklyken Almanak der Jooden. Gy merkt te regt op, dat de Kerklyke Nieuwe Maanen bykans altoos van de Nieuwe Maanen der Starrekunde ver- | |
[pagina 388]
| |
schillen. Dit verschil ontstaat voor eerst uit de Oneffenheden in den Maansloop; ik stem het toe. - Ten anderen voegt UEd. daar nevens, uit eene vertraaging, welke men, met voordagt, gebragt heeft in den Kerklyken Almanak, enz. Deeze vertraaging, met voordagt daar in gebragt, schynt my zo vast niet te gaan; zie ten minsten hoe ik het zou uitleggen. De Verbeteraars van den Almanak zyn, op de eenvoudigste wyze, te werk gegaan; zy hebben begreepen, dat zy, de eenvoudigste regels volgende, het Maanjaar van 354 dagen niet konden doen zamenstemmen met het Zonnejaar; het Maanjaar was 354 dagen, 8 uuren, 48 min., en 36 sec. Zy hebben vastgesteld dat elk vierde Maanjaar 355 dagen zou weezen; en dat de Maanen, welke men 'er zevenmaalen by voegt, in 19 jaaren altoos van 30 dagen zouden weezen, uitgenomen de zevende op 29 dagen gesteld. Deeze schikkingen behoorden tot den ouden Almanak en waren onvoldoende: in het tydsverloop van een weinig meer dan 300 jaaren, vertraagden de Kerklyke Nieuwe Maanen één dag by de weezenlyke Nieuwe Maanen. Om de dwaaling dier ophoopinge voor te komen, hebben de Verbeteraars vastgesteld, dat het Maanjaar alle 300 jaaren één dag zou verminderd worden. - Zy hebben daarenboven ingevoerd, de tydperken dier Vereffeningen, op eene wyze dat de Kerklyke Nieuwe Maanen nooit de weezenlyke Nieuwe Maanen vooruitliepen, vreezende dat het Paaschfeest der Christenen anderzins met dat der Jooden op denzelfden tyd zou invallen. Men heeft zomtyds een of zelfs twee dagen van Vertraaging: maar deeze Vertraaging verdwynt door middel der Vereffeningen. De Kerklyke Nieuwe Maan viel dit jaar op den 4den April; 't was reeds den 1sten ten 9 uuren. 's avonds Nieuwe Maan geweest; en de Hof-Almanak rekent dien dag voor den eersten der Maane: dezelve heeft mis. Van den eersten dag der Maane, gelyk alle andere dagen uit vier- en twintig uuren bestaande, behoorden alleen drie uuren tot den 1sten April; is 't dan niet veel natuurlyker den 2den April voor den eersten dag der Maane te houden? Ik denk zelfs dat alle goede Rekenaars, doorgaande, voor den eersten dag der Maane geteld hebben, den eersten Burgerlyken Dag geheel in die Maand begreepen. Dit gesteld zynde, is 'er alleen eene vertraaging van twee dagen, van den eersten der Kerklyke Maane tot den eersten der Starrekundige: en dit moet zo | |
[pagina 389]
| |
zyn. Eén dag van dwaaling komt 'er in 300 jaaren: wy zyn naby dit tydstip, te weeten in het 283 jaar: de dwaaling zal hersteld worden in het jaar 1800. Een andere dag van dwaaling is 'er in 19 jaaren: wy zyn thans in het 17de en zal denzelven vereffenen in 't jaar 1785; en dat op nieuw doen in 1804, wanneer, in 't jaar 1805, en zelfs in 't grootste gedeelte der Negentiende Eeuwe, de Kerklyke en Starrekundige Maanen veel beter met elkander zullen overeenstemmen, dan zy, zints eenige jaaren, gedaan hebben. Ik wensch, dat UEd. 'er lang getuigen van moogt weezen. Ik ben astrophilos. Senepolis, den 2den dag der 12de Maane. |
|