| |
Aanmerkingen over vernuft en smaak.
(Uit het Engelsch.)
Zeer verschillend zyn de gegeevene Bepaalingen van Vernuft. Dit woord wordt, in eenen zeer wyduitgestrekten zin, gebezigd. Dus zeggen wy gemeenlyk, dat iemand een Wiskundig-, een Poëtisch-, een Muzicaal-, een Schilder-Vernuft bezit; en zy, die, in eenige Kunsten of Weetenschappen, gelukkig slaagende poogingen gedaan hebben, worden door 't Gemeen en de Naakomelingschap groote en overvliegende Vernusten genoemd.
Het Gemeen, welks denkbeelden altoos onnauwkeurig en ongeregeld zyn, stelt doorgaans de eene hoedanigheid der Ziele in stede van de ander. Te deezer oorzaake worden Vernuft en Smaak dikwyls voor woorden van dezelfde betekenis genomen en verward, schoon het nauw mogelyk is, dat twee dingen meer van elkander verschillen. Derzelver onderscheid is zo groot en veelvuldig, dat zulks eene korte opheldering verdient: en zal dit te meer onze aandagt verdienen; dewyl het ons verscheide keurige en voldoende aanmerkingen, dit stuk betreffende, zal opleveren.
Door Smaak scheppen wy genoegen uit het geen kunstig of natuurlyk schoon is, en oordeelen over de juistheid en fraaiheid in byzondere opstellen. Vernuft stelt ons in staat om op zulk eene wyze te handelen, dat anderen het genoegen der Smaakvoldoening erlangen. Vernuft deelt zodanige hoedanigheden mede aan een Onderwerp, als alleen onderscheiden kunnen worden door lieden met Smaak voorzien. Wanneer een Treurspel my geen traanen doet storten, heeft de Maaker zyn oogmerk niet bereikt. Indien een Dichtstuk, of Schildery, geene aandoeningen in myne
| |
| |
ziel verwekt, besluit ik dat de Kunstenaar geen Vernuft heeft, en hy zal misschien oordeelen dat ik geen Smaak hebbe.
Schoon 'er een vry tastbaar verband plaats hebbe tusschen Smaak en Vernuft, kan een deezer hoedanigheden dikwyls in eene vry groote maate gevonden worden, waar men slegts weinig van de andere aantreft. Smaak sluit kieschheid, Vernuft kragt van verbeelding, in. Vernust kan gevonden worden in een ruw, Smaak nooit dan in een beschaafd, Character; en beide zon ze noodig om een volkomen Character te vormen. Homerus, shakespear en milton steeken allen uit door oorspronglyk en uitgebreid Vernuft. Wie, nogthans, deezer groote Meesteren heeft geen misslagen begaan, die een keurige en verfynde Smaak moest voorgekomen hebben?
Men zal doorgaans ontwaar worden, dat een goede Smaak algemeener is dan een fyn Vernuft. Veelen, onbekwaam, om de schoon- en voortreflykheden der grootste Meesterstukken na te volgen of te evenaaren, zyn, nogthans, in staat om ze op te merken. Deeze is het oog van een verfynd, geene het uitvoerend vermogen van een overtreffend, Verstand.
Eenig gedeelte van Smaak schynt, nogthans, onvermydelyk noodig by de ruwste uitoefeningen van Vernuft. Orde en doelwit zyn meer of min onasscheidelyk van alle werkingen eens redelyken Weezens. 'Er zyn regels boven welken het stoutste Vernuft zich, in geen geval, mag verheffen. Zulks geeft 'er het vermogen niet aan om te behaagen; maar voorkomt zeker dat het anderen niet mishaage.
Dan het voornaamste kenmerk van Vernuft is Vinding. Het schept en vermenigvuldigt; terwyl Smaak alleen schikt en regelt. Vernuft ontwerpt het plan, en verschaft de stoffen: Smaak brengt ze in orde, hegt ze aan een, en voltooit het gebouw. Dit edel en vrugtbaar vermogen schenkt aan 't Vernuft een onbetwistbaare meerderheid boven den Smaak. - Vernuft maakt even als de Nyl, of de Ganges, den schraalsten grond, waar over het vloeit, vrugtbaar. Het werkt in de Kunst-wereld als de Zon in de Natuurlyke. Eene zekere maate van Licht en Warmte word gevoeld, waar het schynt. Het bezit het vermogen om de verbeelding te bekooren, en het hart gevangen te neemen. De gemeenste onderwerpen krygen daar door luister en nieuwigheid; zonder 't zelve, verliezen de
| |
| |
nieuwste en verhevenste hunne oorspronglyke hoedanigheden; worden laag en gemeen.
Zo zeer verschillen de gevoelens der Menschen en hunne bepaalingen, ten opzigte van de voortbrengzels des Vernufts; zyn zo onderscheiden, dat men het bestaan van den Smaak in twyfel heeft getrokken: of verondersteld zynde, dat 'er zulk een vermogen als Smaak is, hebben zommigen getwyfeld of die van alle Menschen niet even goed zy. Dat wy, derhalven, in de eerste plaats het weezenlyk bestaan van den Smaak bewyzen, en dan overweegen, waar in dezelve bestaat.
De waarheid of bestaanlykheid van deeze aangenaame Zielshoedanigheid kan beweezen worden, uit het geen men aanvoert als een bewys daar tegen. Was 'er niets zodanigs, dan zouden de Menschen alle opstellen even zeer goed of kwaad keuren. Deeze veronderstelling zou voor altoos een einde maaken aan alle onderscheiding van verdiensten. De geringste Ballade, of benzelendste geschiedenis van een Doolend-Ridder, zou, van dat oogenblik af, gelyk staan met de Iliade of de Eneis; de zamengeflansste opstellen eens Schryvers van Nieuwstydingen, met de Geschiedschriften van salustius of livius. Doch is dit te ongerymd om toestemming te verwerven, dan zal volgen, dat de natuur en werkingen van den Smaak onbetwistbaar zyn.
Smaak mag, gelyk gezegd is, het vermogen heeten om genoegen te scheppen uit de schoonheden van Natuur en Kunst. Eenigen oordeelen, dat men, tot ontdekking daar van, de toevlugt niet te neemen hebbe dan tot het vermogen des Verstands alleen. Waarheid, zeggen zy, bestaat altoos in de overeenkomst met de natuur. Het Verstand is de eenige Beoordeelaar der Waarheid. Derhalven kunnen wy, door het Verstand alleen, vast bepaalen, wat in de onderscheide voorwerpen, die wy beschouwen, natuurlyk is of onnatuurlyk.
Indien men door Rede of Verstand hier dat vermogen verstaat, 't welk, door de dingen met elkander te vergelyken, ons in staat stelt om waarheid van valschheid te onderscheiden, en de oorzaaken ontdekt of de gevolgen der dingen opmaakt, is het besluit, in geenen deele, juist. Deeze vermogens werken op eene geheel andere wyze. Smaak oordeelt terstond; Rede door de tusschenkomst van andere denkbeelden. Schoonheid is het voorwerp van deeze, Waarheid dat van geene. De eerste vervoegt zich by een warm Hart, de tweede by een bedaard Hoofd. 't Is,
| |
| |
nogthans, zeker, dat zulke Werken alleen, als die met de natuur overeenkomen, altoos zullen behaagen, dat een zwellende Styl, gedrochtlyke Characters, en gedronge gevoelens, schoon ze misschien voor eene poos behaagen, al het behaaglyke missen, zo ras de Rede toont dat ze niet op de natuur gegrond zyn.
Maar, hoewel het Verstand de eenige bron van Smaak niet zy, is het eene, in zekere maate, onvermydelyk noodig tot den aanwas en verbetering van 't ander. Een welverlicht Verstand stelt ons in staat, om te oordeelen over de voeglyke zamenschikking der deelen; en evenredigheid van elk in 't byzonder, om een volkomen geheel te vormen. Zo dat wy door een rechten Smaak, gevoegd by gezond Verstand, best in staat zyn om over eenig stuk te oordeelen.
Daar is 'er, die beweeren, dat zulk iets, 't geen wy goeden of kwaaden Smaak noemen, niet bestaat. Dus heeft, in de Bouwkunde, de Grieksche Orde veele eeuwen stand gegreepen, de Gothische volgde, en heerschte langen tyd; thans begint de Grieksche weder de overhand te krygen. Onderscheide Tydperken, verschillende Volken, hebben hun verschillenden styl in 't bouwen. De Oosterlingen bedienden zich, in hun schryven, altoos van stoute Leenspreuken, en eene taal zo sterk, dat ze den Westerschen, op min verbloemde en eenvoudiger uitdrukkingen gesteld, zwellend voorkwamen. - Uit deeze en dergelyke voorbeelden hebben zommigen beslooten, dat elks Smaak even goed, en 'er geen maatstok is om by af te meeten, wat men voor waar of valsch te houden hebbe. Doch zal iemand durven beweeren, dat de Smaak van een Hottentot, of van een Cherokeer, zo goed is als de Smaak van een Europeaan, wiens Verstand beschaafd is door eene verstandige opvoeding, het behartigen der Weetenschappen, en het leezen der beste Schryveren. Het enkel vermelden van dit voorbeeld is genoeg om de ongerymdheid der bygebragte stelling te toonen.
Het woord Smaak is ontleend van een onzer uiterlyke Zintuigen zo geheeten; en gelyk Smaak in den letterlyken zin zeer kan verbeterd worden, zo is dezelfde zin in den figuurlyken zin ook voor verbetering vatbaar. Een Man, met eenen niet verfynden Smaak, vonnist slegts in 't algemeen, onbekwaam om byzondere schoonheden aan te wyzen of kleine onvolmaaktheden te onderscheiden. Vervolgens, door gepaste oefening en nauwkeurig opmer- | |
| |
ken van 't geen by de beste Schryvers voorkomt, dat met elkander te vergelyken, en de treffendste plaatzen uit te tekenen, ontdekt hy voorheen onopgemerkte schoonheden, die een min onderzoekend en min keurig oog voor altoos ontglippen. Hy zal dan, op 't nauwkeurigst, het onderscheid bemerken tusschen licht en donker; met nauwkeurigheid en vermaak de kleinste trekken nagaan, hoe ook zamengevoegd, tot dat ze geheel zamensmelten, en zich in elkander verliezen.
Een der algemeenste wetten in onze Gesteltenisse is, dat alle onze vermogens, zo des Lichaams als der Ziele, steeds door oefening toeneemen. Kunstenaars, die steeds bezig zyn in lichaamen te polysten, volmaaken het zintuig des gevoels tot eene zeer aanmerkelyke maate. Menschen, die veel Microskopische Waarneemingen doen, ontdekken doorgaans de kleinste voorwerpen, met eene wondere nauwkeurigheid. Lieden, gewoon Dranken te proeven, kunnen de verschillende inmengzels, uit welke zy zamengesteld zyn, onderscheiden. Door dergelyke middelen worden onze Inwendige Zinnen desgelyks verfynd, blykens de tastbaare ongelykheid, welke plaats vindt tusschen ruwe en wilde Volken, en die het voordeel eener beschaafde opvoeding genieten.
De onderscheidende hoedanigheden van een goeden Smaak zyn kieschheid en nauwkeurigheid. Door de eerste genieten wy vermaak uit de aangenaamheid, door de tweede uit de juistheid, eens opstels. Door de eerste worden wy gevoelig aangedaan van alle de schoonheden; door de tweede ontdekken wy de geringste gebreken. Deeze is het meest verschuldigd aan ras geraakte aandoenlykheid, geene aan gezond Verstand. De een ontvangt meest van de Natuur, de ander van de Kunst. Schoon geen Mensch zonderling kiesch is, of hy is ook in zekere maate nauwkeurig, en niemand geheel nauwkeurig zonder iets van 't kiesche te bezitten, hebben nogthans deeze dit, geene het ander, in eene meerder of minder maate van volmaaktheid. Longinus muntte, onder de Ouden, in kieschheid, aristoteles in nauwkeurigheid, uit.
Maar eenig verschil in Smaak verondersteld zynde, hoe zullen wy dan den rechten van den verkeerden onderscheiden? Waar hebben wy een geschikte en beslissende maatstok, op welken wy ons eindelyk mogen beroepen? Dit, in de daad, is het zwaarste van onze taak! Wy geeven den naam van maatstok aan dat geen, 't welk in 't algemeen
| |
| |
erkend word de juiste maat op te geeven van soortgelyke dingen. De maat van gewigt, by voorbeeld, is die waar door men de juistheid van andere gewigten afweegt: even zo behoort de maatstok van Smaak alleen tot voorwerpen, van deszelfs kennisneeming. Deeze vindt Smaak in Muzyk, geene in Dichtkunst, en andere in Schilderstukken, en nogthans kunnen zy allen een rechten Smaak bezitten. De tederheid en kieschheid van virgilius moge iemand behaagen Ik mag my getroffen voelen door de eenvoudigheid en het vuur van de Iliade, en geen van ons beiden zal het aan Smaak ontbreeken. Maar indien myn party beweerde, dat homerus geene schoonheden hadt, of althans maar zeer weinige; zo zal ik terstond besluiten dat hy geen Smaak in 't geheel, of een zeer onvolmaakten, bezit. Ten dien einde beroep ik my op 't eenpaarig getuigenis van alle eeuwen, 't welk hem even zo veroordeelt als het den Smaak zou wraaken, des geenen, die beweerde dat Zuiker een zeer sterk bitter is.
Eenige denken, dat de Natuur de eenige maatstok is waar aan wy onze verschillende Smaaken moeten ter toetze brengen, om te oordeelen, welken de voorkeus verdient. Schoon dit geen onvoeglyke regelmaat is, ten opzigte van Kunsten, die in naavolging bestaan, zal dezelve, in stukken van Letterkunde, niet eenpaarig doorgaan.
Kenden wy een Mensch, bedeeld met eene onfaalbaare Rede, het fynst Gevoel, het keurigst Oordeel, en den zuiversten Smaak: tot hem zouden wy ons veilig mogen vervoegen, en op hem geheel afgaan. Doch 'er is niemand aan wien het Menschdom die hulde zal bewyzen. - Wy moeten, derhalven, dien maatstok elders zoeken. En, schoon de werken van de grootste volmaaktheid, de berispende oordeelvelling van eenige tydperken niet ontgaan hebben, volgende lieten niet af dezelve regt te doen. De beste Werken zyn zomtyds gewraakt; doch de kortstondige begogeling, die derzelver voortreflykheid, voor eene wyl, verdonkerde, verdween schielyk: en zy verwekten, door eene algemeene aandagt te trekken, eene eenpaarige bewondering en goedkeuring, derzelver regtmaatig en verdiend loon. Tot deeze soort van Werken behooren de Ilias en de Eneis, die, schoon niet geheel volmaakt, zeker de schoonste en best uitgevoerdste stukken der Oudheid zyn, en de algemeene bewondering der volgende Eeuwen hebben weg gedraagen. In Engeland was, ten tyde der ongebonde Regeering van carel den II,
| |
| |
de Smaak zeer verschillend van den tegenwoordigen. De laffe geestigheden van cowley, en de wilde stukken van waller, werden toegejuicht en hemelhoog verheeven, als de keurigste voorbeelden in 't schryven; terwyl de eenvoudige majesteit van milton geheel over 't hoofd gezien werd, en zyn Paradys Verlooren, in een vergeeten hoek, verschooven lag. Onkunde en Barbaarschheid, Weelde en Ongebondenheid, moge zomwylen Volken, zo wel als byzondere Persoonen, verblinden, ten opzigte van de voortbrengzels der grootste Meesters; maar wy mogen vryelyk vertrouwen op het Oordeel des Gemeens, bekragtigd door eere opeenvolging van Eeuwen.
Men veroorlove my hier nevens te voegen, dat Goedheid van Hart, zo wel als Schranderheid van Hoofd, tot den rechten Smaak behoort. Zonder deeze zal iemand geheel onbekwaam weezen om de veelvuldige geneugten van Zedelyke Schoonheid te smaaken; een der edelste en vemevenste bronnen van verfynde aandoening, voor den Mensch. Hier van ontbloot, zal iemand, hoe groot en uitgebreid zyne vermogens anderzins mogen weezen, een gebrek hebben, 't welk door niets anders vergoed kan worden. Het tedere, het menschlievende, het goedertierne, het edelmoedige in hart en character, verwekt gelyksoortige en zamenstemmende aandoeningen, die eene aaneenschakeling van de keurigste en weezenlykste genietingen uitmaaken. |
|