Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 334]
| |
Derde brief van Jan Petersen Michell, M.D.Aan den WelEdelen zeer Geleerden Here,
a. ypey,
A.L.M. Philos. & Med. Doct. Lector in de Ontleedkunde enz. te Franeker, Lid van de Hollandsche Maatschappy der Wetenschappen te Haarlem, &c. &c.
bevattende
een nader onderzoek, over de vermeende schadelykheid der dampen van rottend water.
Wel Edele zeer Geleerde Heer!
In myn voorgaande had ik de eer en het genoegen UWelEd. zeer Gel. de algemene oorzaken, welke, myns bedunkens, in ons Land de Herfstziekten epidemisch maken, voor te dragen, en myn gevoelen met het gezag van grote Mannen in de kunst te staven, den aart der Herfstziekten (genius morborum autumnalium) daar uit af te leiden; en te betogen, dat de dampen van rottend water in het algemeen gene oorzaken der Herfstziekten zyn konden: - dat de vochtigheid dikwerf Ziekten veroorzaakte, welke men aan gemelde dampen te onregt toeschreef; - dat de voorbeelden, door UWelEd. zeer Gel. aangehaald, wel is waar, de gezondheid der Zeelucht, doch niet der vochtige Landlucht, bewezen: - dat de meerdere Ziekten der Militairen de ongezondheid van een plaats niet zeker bewyzen kon, dewyl hunne levenswyze meermalen Ziekten veroorzaakt, die men verkeerdelyk aan de lucht toeschryft: - dat de gezondheid der Inwoneren van Staats-Vlaanderen, de vroegere algemeenheid der Herfstziekten, op het platte land, de Ziekten van de Veluwe, enz. sterk voor myn gevoelen pleiten: - dat eindelyk de Ziekten, welke in de Vuchise moerassen geheerscht hebben, en die van Philippine zelfs myne stelling bewezen, en dat dezelve ook door het geval te Batavia bekrachtigd wierd. | |
[pagina 335]
| |
Thans moeten wy dus nog over het getal der Inwoneren te Amsterdam, over de betrekkelyke gezondheid van die Stad tot die van andere Steden, over den aart en werking der dampen van rottend water, met opzicht der heerschende Herfstziekten, handelen. Wat het getal der Inwoneren van deze aanzienlyke Koopstad belangt, daar over heb ik voorgenomen het eerst te spreken. - UWelEd. zeer Gel. betuigt my uwe verwondering over myne ongegronde Aanmerking, dat UWelEd. de berekeningen van struik niet ten opzichte van de bepaling der volkrykheid van Amsterdam gevolgd is. Schoon UWelEd. het getal der Huisgezinnen met struik op 41, 561 bepaaldeGa naar voetnoot(a). Waarlyk het valt my gemakkelyker de ongegrondheid uwer verwondering, dan UWelEd. de ongegronaheid myner aanmerking te betogen. - Immers heeft UWelEd. dat gene alleen uit struik overgenomen, dat uw gevoelen onderschragen kon; het overige bestond, volgens UWelEd., uit loutere gissingen zonder besluitGa naar voetnoot(b). Dan misschien is UWelEd. gewone aandacht, in het lezen van de berekeningen des Heren struik enigzins te kort geschoten, terwyl UWelEd. de gronden, waar op de Heer struik zyne gedachten vestigde, niet schynt overwogen te hebben. Doctor houttuyn immers, een man, welke om zyne grote belezenheid en ongemene kunde in de Natuurlyke Historie zich een groten naam verworven heest, toonde UWelEd. onlangs in een doorworcht Werkje, dat de Nadere Ontdekkingen van struik op zekerer gronden, dan op loutere gissingen, steundenGa naar voetnoot(c). UWelEd. meent iets zekerers te voorschyn te brengen, door ieder Huisgezin te Amsterdam te berekenen op 3¼ persoonGa naar voetnoot(d): dit tracht UWelEd. door het voorbeeld | |
[pagina 336]
| |
van Haarlem, wederom uit struik ontleend, (immers dat uw gevoelen kracht byzet, steunt op geen loutere gissingen) te bewyzenGa naar voetnoot(e). Doch vergun my aan te merken, dat uwe gevolgtrekkingen van Haarlem op Amsterdam even min steek houden, dan die UWelEd. van Vriesland op onze Stad meent te kunnen toepassen. - De Heer houttuyn heeft dit reeds overtuigend bewezenGa naar voetnoot(f), en aangetoond, dat deze Stad ten minsten 200,000 Inwoneren bevat; dat de sterselykheid hier veel minder dan te Haarlem zy, en dat dus uwe berekeningen van zelfs vervallenGa naar voetnoot(g). - Ik heb, om my sterker te overtuigen, en UWelEd. zelve een middel aan de hand te geven, waar door UWelEd. van de ongegrondheid van uw gevoelen baarblykelyk kon overreed worden, de moeite genomen, van zo wel uit de aanzienlykste buureten, zo wel uit die door Burgers, Kooplieden, Renteniers, Amptenaars, kortom, lieden van enigen rang, als uit die door de smalle gemeente bewoond worden, met behulp van myne Vrienden, in tien Huizen naast elkander, zonder enige kenze te maken, het getal der Inwoneren te berekenen. - Ik heb bevonden, dat de minste uitkomst der Inwoneren van het gemelde getal Huizen, in burgerlyke buurten, waar in weinig Volk woont, tusschen de 50 en 60, en in buurten, waar in de smalle gemeente gehuisvest is, 120 à 130 beliep. - Terwyl dat der Huizen van de aanzienlyksten ten minsten honderd Menschen uitmaakte; - zo dat honderd Huizen, uit verschillende buurten ver over de 800 Menschen opleverden. Zonder nu dit getal, door telling van enige Huizen uit de Jodenbuurt, enz. te willen vergroten, zonder by deze uitkomst de gangen en slopjes, welke gemeenlyk als een perceel gequotiseerd worden, doch te gelyk opgepropt zyn met Menschen, te tellen, als het welk het getal Inwoneren voor ieder huis nog aanmerkelyk groter maken zoude; zo zullen wy slegts het getal van 800, als het matigste, behouden. - Doch, daar het getal der bewoonde Huizen, te Amsterdam, reeds in den jare 1768 weinig minder was dan 30,000Ga naar voetnoot(h), daar dit getal, na ver- | |
[pagina 337]
| |
loop van vyftien jaren, aanmerkelyk is aangegroeid, gelyk uit de nieuve aanbouwingen genoegzaam blykt; zo is het zeker, dat dit getal nu ten minsten 30,000 beloopt, en 240,000 Inwoneren bevat. - Wanneer men dan nog, by dit getal, de Aalmoesseniers, en Weskinderen, de Behoeftigen, de oude Mannen en Vrouwen, de Zieken, enz. welke in de Godshuizen gealimenteerd worden; de Menschen, welke in Schepen, Schuiten, en andere Vaartuigen om, en in, de Stad huisvesten, voegt, zo zal de uitkomst voor het getal der Inwoneren te Amsterdam zeker niet veel minder zyn dan 250,000, het welk kersseboom reeds in zyn tyd aannam, en het welk door anderen merkelyk vergroot, en zelfs op 300,000 gebragt isGa naar voetnoot(i). UWelEd. kan zich onmogelyk verbeelden, welk een aantal Volk dat gedeelte der Stad oplevert, alwaar de smalle gemeente huisvest. - Om UWelEd. daar een klein denkbeeld van te geven, zo dient UWelEd. te weten, dat men, in de gemeenste hoeken der Stad, een menigte gangen vind, welke dikwils tien, twintig en meer woningen bevatten, dat de Inwooners dier woningen niet zelden de kamers weder aan andere huisgezinnen verhuren, en dat men dus, in zodanige gangen, een aanmerkelyk getal Menschen aantreft. - Deze gangen echter maken slechts een perçeel uit in de quotisatie. - Men vind op Werven van Molens, en elders, Lootzen opgeslagen, waarin een groot aantal Menschen, welke, by den dag, op de straat, hunne kost winnen, slaapt. - In den Jodenhoek zyn een menigte woningen, welke door 6, 8 en meer Huisgezinnen, met een talryk Kroost gezegend, bewoond worden. - De Godshuizen, eindelyk, zyn meestal opgepropt met Menschen, zo dat men in het Aalmoesseniershuis alleen, tusschen de 13 en 1400 Kinderen telt. - Ik heb een perçeel in de Elandstraat gezien, waarvan de verschillende gangen den naam van het Hof van Parys, Nieuw Parys, de Vlasblomsgang en de Boerengang dragen. - Dit is op de Cohieren, als een perçeel gequotiseerd, en bevat tusschen de 130 en 140 woningen, welke ieder wederom twe bovenkamertjes hebben, die door de huurders meestal weder verhuurd worden. - Bereken nu eens, myn Heer, welk een aantal | |
[pagina 338]
| |
Menschen daar dus in huisvesten kan, en o UVelEd. dan slechts de menigte van diergelyke gangetjes en slopjes, welke men, in dat gedeelte der Stad, dat door het gemeen de Jordaan genoemd word, aantreft, nagaat, zo zal UWelEd. enig denkbeeld krygen van de Volkrykheid der Stad. - Om niet te spreken van het aantal huisjes, waar in het Zevarendvolk, en de Ambachtslieden, die meestal uit Duitschland, en aangrenzende Ryken, Zomers hunnen kost te Amsterdam zoeken, zich voor een tyd ophouden, om geen melding te maken van het groot getal dienstboden, dat men in de aanzienlyke huizen voornamelyk vind. - Immers het bewys uit de telling der Inwoneren van huizen, in verschillende buurten, is overtuigend genoeg, om myn gevoelen te staven. Wat aangaat de uitvlucht, zo als UwelEd. dezelve gelieft te noemen, dat 'er jaarlyks, in den Zomer, veel vreemdelingen in de Stad komen, welke, door hun overlyden, de sterslysten der Inwoneren vergrotenGa naar voetnoot(k): waarlyk het getal dier Vreemdelingen, gaat het getal der Inwoners, welke om hunne affaires reizen, of voor hun vermaak het buitenleven verkiezen, ver te boven. - Een Koopstad, welke de stapel en handelplaats is van geheel Europa, lokt altyd meer Menschen in den Zomertyd na zich toe, dan 'er Inwoneren de Stad verlaten. De Beurs, die steun van den Koophandel, eischt zyne Kooplieden aanwezig; - en hoe veel gemene lieden komen Zomers hier niet uit alle gewesten aan, om, of door enig ambacht, of door den landbouw, de kost voor den Winter te verdienen: - deze vertrekken in het Najaar, en vermeerderen het getal der Inwoneren niet, doch vergroten de sterflysten noodzakelyk. - Ik geloof, dat zo men deze lieden by de Zevarenden, welke hier meestal voor enen tyd gehuisvest zyn, en eigenlyk ook als Vreemdelingen moeten beschouwd worden, optellen kon, het getal aanmerkelyk groter zyn zoude, dan UWelEd. het heeft gelieven te bepalenGa naar voetnoot(l). En hier uit zal UWelEd. kunnen opmaken, of ik de sterfelykheid te Amsterdam te klein stelde, wanneer ik dezelve met struik op 1 van de 24⅕ bepaalde: of de sterfelykheid te Haarlem die van Amsterdam niet overtreffe: - en of dus myne berekeningen, welke ik | |
[pagina 339]
| |
van dan vyre struik heb overgenomen, slechts op loutere gissingen aundenGa naar voetnoot(m). - Dan eer ik van uwe berekeningen afstappe, zo kan ik niet nalaten, myne verwondering te uiten over uwe manier van struik te beoordelen. - Waarlyk ik begrvp hier ter plaatze uwe wyze van betogen niet, of zy is vry eenzydig. - Immers, nadat UWelEd. tegen struik hebt willen beweren, dat hy de evenredigheid der stervenden tot de levenden, te Amsterdam, te klein heeft genomenGa naar voetnoot(n), zo verwondert UWelEd. zich, dat ik niet gezien heb in het werk van den Heer van den bosch, dat, volgens het oordeel veler kundige lieden, de Heer struik de evenredigheid der stervende, tot die gene, welke in leven blyven, te groot heeft gemaakt. Ja dat men de sterfgerallen te Haarlem door elkanderen jaarlyks op 800 moet rekenen, in welk geval 'er ongeveer maar een van de 33 aldaar zou overlydenGa naar voetnoot(n). Zonder nu uwe ongegronde verwondering te willen wederleggen, als welke door den Heer houttuyn reeds genoegzaam wederlegd is, zo merk ik slechts alleen aan, dat UWelEd. de aanmerking van die kundige lieden omtrent struik zyne berekeningen geloof gevende, gelyk UWelEd. zekerlyk doet, door 'er gevolgen uit te trekken, niet zeer onzydig denkt, met die alleen op Haarlem, en niet op Amsterdam, toe te passen. - Dan dit zou misschien de kracht uwer bewysredenen enigzins verzwakt hebben. De vergelyking der sterfelykheid van Londen en Parys, met die van Amsterdam, doet niets af, om UWelEd. gevoelen te bewyzen. - Want, om niet aan te merken, dat de hogere ligging van die Steden, en het verschillende climaat, ene grote verandering maakt in de sterslysten, zo zal ik slegts UWelEd. herinneren, dat de Graaf de buffon, de proportie der levenden tot de doden te Parys, als 35 tot 1 gesteld heeftGa naar voetnoot(p). - Een regel, welke kersseboom ook gevolgd is, doch die in het algemeen niet doorgaat. - Dat de Graaf de buffon en de Heer petty het getal der Inwoneren van Parys en Londen vry ruim genomen hebben, waardoor het onderscheid van sterfelykheid tusschen die Steden en Amsterdam, welkers Inwoners UWelEd. tot | |
[pagina 340]
| |
een allerkleinst getal, en wel zonder grond, gebragt hebt, aanmerkelyker schynt, dan het waarlyk is. Daarenboven zo is hier ene natuurlyke reden, welke de sterflysten groter maakt, het meerdere getal huwelyken, namelyk; - te Parys immers, en te Londen, zyn de huwelyken zeldzamerGa naar voetnoot(q); dit moet noodzakelyk de bevolking hier vruchtbarer maken, dan te Parys en te Londen; doch dit zelfde maakt ook de dodenlysten groter, terwyl het ene waarneming, door de ondervinding van oudsher gestaafd, is, dat de meeste Menschen in hunne vroege kindsheid sterven. - Hier by kan men nog voegen, het aantal Menschen, dat, tot het Hof behorende, in den Zomer die Steden verlaat, en zelfs het grootste gedeelte van het Voor- en Najaar op het Land doorbrengt. - En zo men dit behoorlyk in acht neemt, en dan de Inwoners van Londen, Parys en Amsterdam, door het tellen der huizen, en het berekenen derzelver Inwoners opmaakt, en met de sterslysten dezer drie Steden vergelykt, zo geloof ik niet dat het onderscheid zo aanmerkelyk zy: - te meer, daar Dr. price zelve de sterfelykheid te Londen groter, dan te Amsterdam, berekendeGa naar voetnoot(r). De Waarneming, dat 'er meer Menschen in May sterven, te Amsterdam, dan in de Herfstmaanden, pleit ook zeer sterk voor myn gevoelen. - Want de Zinkingkoort en heerschen meer in den Hersst, dan in May, terwyl de oorzaken dan menigvuldiger zyn, die de uitwaasseming kunnen beletten: - terwyl dan die vermeende schadelykheid van het rottend Water, eerst recht hare uitwerking doen kan, - en de ligchamen door de hette en andere voorafgegane aanleidende oorzaken, sterker tot rotting geschikt zyn. - De Koortsen moesten dus, in den Herfst, vooral in zwakke en bejaarde personen dodelyker zyn, dan in het Voorjaar, enhet tegendeel, egter, heb ik in myn vorige bewezen. - Het zou dus ongerymd zyn, met UWelEd. te stellen, dat de ongeschiktheid, om de veranderingen des weders te kunnen verdragen, meer Menschen in de Lente dodelyk zou zyn, dan ene oorzaak, welke by UWelEd. enen vergiftlgen aart heeft, in een saizoen, waarin de bedorvene spysvertering, belette uitwaasseming, en geschiktheid tot rotting, samenwerken, om, volgens uw gevoelen, | |
[pagina 341]
| |
dadelyk Gal- en Rotkoortsen voort te brengen. - Geen minder bewys voor myn gevoelen geven ons de voorbeelden van Beverwyk, Leiden, Delft en Nymegen, aan de handGa naar voetnoot(s). - Want, al was het dat in die Steden en Plaatzen de evenredigheid der stervende tot de levende kleiner was, dan te Amsterdam, het welk ik gaarne gelove, zo moet men altyd het onderscheid tusschen grote en kleine, weinig bewoonde en volkryke, Steden, in het oog houden. - Het is alleen de menigvuldigheid, hardnekkigheid en kwaadaartigheid der Herfstkoortsen, welke in ons geschil als bewyzen kunnen worden aangevoerd. En UWelEd. zeer Gel. zelfs schynt de kracht dier bewysredenen, door ondervinding en waarneming gestaafd, niet geheel te hebben over het hoofd gezien. - Dit is waarschynelyk de reden, waarom UWelEd. op oorzaken gedacht hebt, welke de schadelyke uitwerkzelen van de uitwaassemingen der stinkende Amsterdamsche graften konden matigen. En wat de luwheid, voor eerst, in grote Steden aangaat, zy vermindert de nadelen van de wisselvalligheden des weders; dan men kan de uitlegging van dit verschynzel nooit, zonder het phlogiston, het welk in enen zodanigen dampkring altyd in grotere hoeveelheid aanwezig is, geven, zonder vreze van verwarring. Doch nooit had ik uwe verwondering verwacht, daar ik, van zodanig enen luweren dampkring sprekende, het voordeel en nadeel derzelven in hun verband beschouwdeGa naar voetnoot(t). - Immers is het ontegensprekelyk, en door de Waarnemingen van alle Geneeskundigen bevestigd, dat ene warme, zoele, luwe dampkring, wel is waar, de uitwaasseming bevordert, doch te gelyk, door de huid in den staat van ontspanning te houden, de zenuwen verslapt, en de ligchamen geschikt maakt, om door de minste luchrsverandering aangedaan te worden. - De lauwe verslappende dranken en warme baden, bewyzen dit allerduidelykst; en ik heb dit eldersGa naar voetnoot(u) breder betoogd. Voorts is het ontegensprekelyk, dat de droogte der Hui- | |
[pagina 342]
| |
zen te Amsterdam ene medewerkende oorzaak tot de gezonde gesteldheid der Stad zy. - En wy wenschten, dat dezelve meer algemeen plaats had. - Immers is het tegendeel van velen waar. - Dog ondersteld die vochtigheid was te Franeker groter, zo zal UWelEd. gaarne willen toestaan, dat zy veel minder kwaad op de ligchamen kan uitoesenen, in ene Stad, alwaar de woningen ruim, luchtig, en de Huizen minder bevolkt zyn, dan in ene Stad, alwaar misschien het vyfde of zesde gedeelte der Inwoneren in Kelders woont, welke, hoe voortreffelyk ook de grondslagen der Gebouwen, uit besten steen, met goede kalk en ciment mogen gemetzeld worden, altyd in den hoogsten graad vochtig zyn moeten; alwaar alle huishoudelyke verrichtingen, in ene nauwe bekrompene Kelder, moeten verricht worden; en alwaar dikwerf een getal van 6, 8, en meer Kinderen, met een Man en Vrouw, slapen moet. - Dus zo hebben uwe redeneringen, uit de vergelyking der schadelykheid van de vochtigheid te Franeker genomen, en op Amsterdam toegepast, weinig grond: - en wy hebben zo veel reden niet om op het vermeende voordeel, van de droogte der Huizen, in het algemeen, te Amsterdam te roemen. Eindelyk zo geeft UWelEd. voor ene derde reden, welke de uitwerkzelen van den jaarlyks wederkerenden stank op de ligchamen der Inwoneren van Amsterdam minder nadelig maakt, de gewoonte, op. - En waarlyk, zo UWelEd. de nadelige uitwerkzelen van dien stank te voren, ontegenzeggelyk, bewezen had, zo zoude het ene van de voornaamste redenen zyn, waarom wy straffeloos die lucht konden inademen. - Dan dit is het juist, waar in wy verschillen. - Ik beschouw die phlogisticque dampen als ene zelfstandigheid, welke met de gemene lucht verenigd en vermengd, onschadelyk is voor het dierlyk leven, ja zelfs noodzakelyk voor het zelve. - En in die onderstelling moet zodanige lucht in ene Stad niet alleen voor hare Inboorlingen, maar ook voor Vreemdelingen, onschadelyk zyn. - En dat dit waarlyk te Amsterdam plaats heeft, leert ons de ondervinding. Dan daarenboven, zo ben ik van gedagten, dat men in de adplicatie van de wetten der gewoonte, op de huishouding van het menschelyk ligchaam, voornamelyk ten opzichte van de lucht, te verre gaat. - Immers, wilde men de gezondheid der Inwoneren van deze of gene plaats, door de gewoonte van deze of gene lucht in te ade- | |
[pagina 343]
| |
men, uitleggen, zo kan men gene luchtstreek, hoe genaamd, volstrekt gezond of ongezond noemen. De konde in Groenland is niet alleen voor Menschen, welke onder de linie geboren en opgevoed zyn, maar voor ons zelfs, ondragelyk. - De Afrikaansche Negers wierden, door de inademing der lucht te Lissabon, ziek. - Ja zelfs nabygelegene plaatzen hebben enen byzonderen dampkring; welke, als het ware, voor hunne Inboorlingen alleen geschikt is. - Dus voelt zich een Inwoner van Amsterdam, te Utrecht komende, ongesteld, daar een van Utrecht, het zelfde van de lucht te Amsterdam, ondervind. - UWelEds. aanmerking van de kracht der gewoonte ontleend, is dus niet alleen ten opzichte van Amsierdam, maar ook van alle andere Steden, waar: terwyl men de gezondheid van ene luchtstreek niet dan met opzicht der uitwerkzelen, op derzelver bewoonderen, beschouwen kan. Dat het te Harlingen kouder en gurer is door de Zeewinden, dat de Huizen vochtiger zyn, dan te Franeker en te Leeuwaarden, heb ik uit de berichten, aan Dr. van den bosch medegedeeld, trachten te bewyzen. - UWelEd. echter zoude my van het tegendeel overtuigd hebben, zo ik niet zeker wist, dat Harlingen alle 24 uur tweemaal door den vloed van het Zeewater, in de Noorderen Zuiderhavens, bespoeld wierd; - dat de aanzienlykste Bewoners dier Stad, Huizen, zelfs aan den Noordkant, het hoogste gedeelte der Stad bewonende, over de vochtigheid derzelver klaagden, welke noodzakelyk aan den Zuidkant, als lager gelegen zynde, noch groter zyn moet: - was het niet, dat nauwkeurige Waarnemingen met den Thermometer, gedurende enige jaren herhaald, my van de koudere dampkring te Harlingen overtuigd hadden, en ik dus UWelEd. verzekering, dat dit onderscheid te gering was, om in aanmerking te komen, tegen de ondervinding strydende bevonden hadt. Niet minder waar is het, dat de bomen gemakkelyker te Leeuwaarden, te Franeker, dan te Harlingen, groeijen; - ja zelfs ziet men te Harlingen reeds sterk opgeschotene bomen, door de Zeewinden in enen nacht niet alleen bladerloos worden, maar zelfs sterven; het welk men te Franeker, of te Leeuwaarden, nooit waarneemt. Oostende en Westkappel zyn ook wel Zeesteden, dan men vind 'er die nadelige vochtigheid der Huizen niet, welke te Harlingen plaats heeft, en dus zyn ook de gevolgen der koude aldaar | |
[pagina 344]
| |
zo nadelig niet. De vochtigheid immers, is allernadeligst, dit heb ik in mynen laatsten proefkundig bewezen. Het voorbeeld der Groenland en Straat-Davids vaarders, door UWelEd. aangehaaldGa naar voetnoot(v), leert, dat het aan alle Menschen niet ongezond is, zich aan gure en koude Zeewinden te zien bloot gesteld, dan of weke Stedelingen, welke van een tochtje ene zware Ziekte bekomen, tegen die winden bestand zyn, laat ik aan UWelEds. oordeel over. - En waarom 'er meer Menschen op ene reis naar Batavia of Suriname, dan naar Groenland of Straat-Davids sterven, kan UWelEd. zeer Gel. uit het verschil der gestellen dier Zevarenden, uit de huishouding op die verschillende Schepen, en uit de patholog sche beschouwing van warmte en koude, by nadere herinnering, licht opmaken, zonder dat ik dit met veel omslag van woorden aan UWelEd. tracht te bewyzen. Het komt UWelEd. verder niet onmogelyk voor, dat de uitwaassemingen der Amsterdamsche burgwallen, arsenikale dampen bevatten zoudenGa naar voetnoot(w). - Die schynbare mogelykheid verdiende, nauwlyks, dat ik dezelve tegenspreek; terwyl het zeker is, dat men te Amsterdam de schadelyke uitwerkzelen van een diergelyk gif nooit waargenomen heeft, terwyl de Ziekten, welke men daar van afleid, allerzeldzaamst, zo oit, in die Stad, geheerscht hebben, en terwyl men gene proeven heeft, of kent, welke de aanwezigheid van die dampen, in onze lucht, bewyzen kunnen, of bewezen hebben. En terwyl dit zo is, zo kunnen wy, (als over de Vuchtse moerassen, Batavia en Philippine, in onze vorige genoegzaam gehandeld hebbende,) overgaan tot ons besluit, dat de lucht, met phlogisticque delen bezwangerd, heilzaam zy voor het leven der dierenGa naar voetnoot(x). - Reeds in myn eersten Brief, bracht ik Natuurkundige Proeven en Waarnemingen by, tot dit oogmerk, niet om dat ik gene regelrechte wederlegging tegen het voorheeld van Philippine, door UWelEd. aangehaald, had, (want het tegendeel kan uit mynen tweden Brief licht opgemaakt worden,) maar om het algemeen te doen bemerken, in hoe verre UWelEd., of myne gedachten al of niet op natuurkundige gronden gevestigd waren. | |
[pagina 345]
| |
Ik beken de meeste Proeven (met uitsluiting echter van die gene, welke de zuivering der dampkring door de Plantgewassen, het Water, enz. betogen, als die op de gehele dierlyke huishouding moeten toegepast worden,) welke ik te berde gebracht heb, hadden hunne betrekking tot de lucht, in zo verre zy tot de ademhaling dient. - Dan ik dacht, en misschien niet te onregt, met ingenhouszGa naar voetnoot(y), ‘dat de werktuigen der spysvertering zich naar byna alle soorten van lucht schikken; en dat zelfs luchten, welke de longen niet zonder gevaar verdragen zouden, zonder nadeel in de maag ontvangen worden. Ja zelfs helpen (dus gaat hy voort) zodanige luchten in vele gevallen de maag verwonderlyk, in het beter verteren der voedzels.’ - Ik dacht, doen zodanige uitwaassemingen, met de gemene lucht verenigd, geen nadeel aan een ingewand, dat slechts met een allertederst vlies, tegen de nadelige hoedanigheden der lucht, gewapend is; waar in onze vochten byna in ene onmiddelyke aanraking met de buitenlucht omlopen, waar in ene gedurige vochtige warmte de rotting bevorderen kan; waar in de opslorpende vaatjes zo sterk en gedurig werkzaam zyn; waar in, eindelyk, de zenuwen allergeschiktst zyn, om, door enige prikkeling, hoe genaamd ook, aangedaan te worden: - hoe zullen zy dan een ingewand schaden, het welk door een taai lymachtig vocht tegen de nadelige hoedanigheden der voedzels, gewapend is, waarin geen ligchaam gebragt word, of het is reeds met dierlyke vochten vermengd, waar in de scherpte der ingeslokte ligchamen verdund, en, als het ware, verstompt word, waar in zo vele oorzaken zyn, die de rotting wederstaan, dat zy zelfs het reeds rottende voedzel in goede chyl veranderen kunnen, gelyk de Abt spalanzani noch onlangs, door zyne fraije Proeven, bevestigd heeft; waar in de Plantgewassen zelfs, ontbonden en verteerd, een brandbare lucht opleverenGa naar voetnoot(z): - hoe zullen zy dan, door de huid in het bloed gebracht, nadelig zyn, daar zy door de longen, met onze vochten vermengd, gene schadelyke uitwerkzelen veroorzaken. - Waarlyk het komt my voor, dat men in het on- | |
[pagina 346]
| |
derzoek van den invloed des dampkrings, op de dierlyke huishouding, wel degelyk op de ademhaling denken moetGa naar voetnoot(a). Dan de voorname oorzaak van ons verschil is daar in gelegen, dat UWelEd. zeer Gel. het phlogiston onderscheid in een rottingwerend, en rottingvoortplantend phlogiston: - het een zegt UWelEd. uit het Groeijend Ryk, het ander uit het Dieren Ryk, te worden voortgebrachtGa naar voetnoot(b). - Van het eerste hebben wy niet dan alles goeds te wachten, doch het laatste bederft onze vochten, dewyl het door Proeven gebleken is, dat rottende deeitjes het bederf, tot welk onze ligchamen van zelven geneigd zyn, aanzetten, enz.Ga naar voetnoot(c). Daarentegen, zo denk ik, dat alle rottende ligchamen, het zy ze tot het Planten- of tot het Dierenryk behoren, de lucht een gedeelte zout- en vuurdeeltjes (partes salinae & phlogisticae) mededelen, welke zich op zommige plaatzen aan den reuk allerduidelykst kenbaar maken; dat deze in ene behoorlyke hoeveelheid in de lucht vereischt worden, dat zy voor het leven der Dieren en Planten allernoodzakelykst zyn, en dat zy nooit, dan door hare overtolligheid, schadelyk worden kunnen. - Ik denk met ingenhousz, dat die uitwaassemingen even min nadelig zyn, dan het phlogiston, het welk de bomen in den nacht aan den lucht mededelen: ‘dat deze uitvloeizels, (schoon zeer schadelyk wanneer zy in ene vles of kleine kamer, welkers deur en vensters gesloten zyn, bevat worden) medewerken, om onze gemene lucht, in enen staat van ontbinding zynde, te herstellen. - Want vele zelfstandigheden zyn zeer heilzaam, (het zyn de woorden van den beroemden ingenhousz zelve,) wanneer zy behoorlyk verlengd zyn, maar vergistig, wanneer zy onvermengd zyn. - De sterkste alcehol is een waar vergif, doch wanneer zy met een behoorlyke veelheid van waterig sap vermengd is, maakt zy wyn, die geheel niet schadelyk isGa naar voetnoot(d).’ Ik beken gaarne, dat rottende deeltjes in ligchamen, welke tot het bederf geneigd zyn, rotting voortbrengen. - Men zou geheel onkundig in de Proeven van den | |
[pagina 347]
| |
Ridder pringle zyn moeten, wilde men dit ontkennen. - Dan ik vermeen wel degelyk onderscheid te moeten maken, tusschen een rottend ligchaam en deszelfs uitwaassemingen. - Deze noemen wy rottig, om dat zy door de rotting worden voortgebracht, en niet om dat zy noch dadelyk rotten. - Dit is een voornaam onderscheid, en van het allergrootste belang in ons verschil. - Waren deze uitwaassemingen rottende deeltjes, en zetten zy het bederf, tot het welke onze ligchamen van zelven geneigd zyn, aan, gelyk de gistende deeltjes de gisting bevorderenGa naar voetnoot(e); dan, dan zoude de adsimilatie van het putridum op onzen Aardbol, alwaar men gene plaats vind, of de Natuur ontwikkelt 'er zodanige dampen, een akelig toneel, van pest, rotting en bederf, en van wat al niet rampen en dodelyke kwalen, welke uit een rotte dampkring (zo het mogelyk is, dat 'er ene zodanige zy,) voortvloeien, daar stellen. - De Almachtige Schepper der Natuur heeft dit door zyne Aldoordringende Voorzienigheid verhoed. - De rotting zelve moest dampen verwekken, welke de rotting konden weren en tegenstaan; - zoude alles niet in zyne grondbeginzelen ontbonden, en, door de rotting, als het ware, vernietigd worden. Natuurkundige Proeven en Waarnemingen maken den grondslag van deze stelling uit. - Zy steunt niet alleen op de reden, maar ook op de ondervinding. De Heer paets van troostwyk, een der schranderste Natuurkundigen van ons Land, heeft my het vermaak niet geweigerd, om nauwkeurige Proeven op dit onderwerp in myn byzyn te nemen: - wy hebben deze Proeven herhaald, en de uiterste aandacht aangewend, om door gene toevallige omstandigheden misleid te worden. - Dan de uitkomst is in allen even overtuigend geweest. - Wy hebben waargenomen, dat versch Vleesch, in lucht, welke met de delen van rottend Vleesch vervuld was, veel langer zuiver en onbedorven bleef, dan dat wy in gemene lucht geplaatst hadden. - Dat het Vleesch in gemene lucht langer goed bleef, dan in gedephlogisticeerde lucht. - Dat brandbare modderlucht uit de burgwallen, en phlogisticque lucht, (door een turfkool b.v. bedorven,) mede de rotting van het Vleesch, gedurende een vry langen tyd, verhoedden. - En dat dit antiseptisch, of rottingwerend vermogen, niet alleen in lucht, welke door | |
[pagina 348]
| |
uitwaassemingen van rottend Vleesch gesatureerd was, zich baarblykelyk opdeed, neemaar, dat het geëvenredigd was, naar mate de lucht meer of min van die uitwaassemingen bevatte: - of liever dat de rotting van het Vleesch in gedephlogisticeerde lucht allerschielykst, in gemene lucht, en in half gedephlogisticeerde, en half door rottend Vleesch bedorven lucht, minder spoedig, in half gemene en half met de uitwaassemingen van rottend Vleesch vervulde lucht, zeer langzaam, en, in lucht door gemelde uitwaassemingen verzadigd, allerlangzaamst voortging. - Gelyk deze Proeven nu allernauwkeurigst genomen, en herhaald zyn, zo verdienen zy vooral onze aandacht; dewyl zy de historie der rotting een geheel nieuw licht byzetten, en misschien onlangs, door de twe schrandere Natuurkenners, de Heren deiman en paets van troostwyk, aan wien wy, buiten andere fraije Proeven, ook deze ontdekkingGa naar voetnoot(f) schuldig zyn, op de verschillende verschynzelen der rotting toegepast, glansryker, ten nutte van het algemeen, in het licht verschynen zullen. Het zy tot ons oogmerk genoegzaam toereikende, aangetoond te hebben, dat de dampen van rottend water in haren aart niet rottig zyn, en dus de rotting niet voortplanten, neemaar dezelve krachtdadig weren, en tegenstaan; dat de uitwerkzelen, welke men tot noch toe verkeerdelyk aan deze dampen heeft toegeschreven, van de warmte en vochtigheid, waar mede deze dampen gepaard gaan, moeten afgeleid worden. - En dat deze dampen zelve de warme vochtigheid, door hunne rottingwerende kracht, minder schadelyk voor het dierlyke leven maken. Hier uit zal men kunnen afleiden, waarom men te Amsterdam minder Rotziekten, dan elders, waarneemt; - waarom Staats-Vlaanderen voor zyne Inwoners niet ongezond te bewonen is. - Hier van zal UWelEd. zeer Gel. kunnen afleiden, op welke gronden uwe schertzende aan- | |
[pagina 349]
| |
merking, over het gedeelte phlogiston, het welke de Harlingers wel zouden willen missen, rustGa naar voetnoot(g). Immers is het onaangename voor de reuk niet altyd schadelyk, noch het aangename heilzaam. - Rozen en Leliën kunnen de lucht in een besloten vertrek even zo wel vergiftigen, als de uitwaassemingen van een rottend stinkend kreng. De gezondheid der Harlingers zoude dus duurzamer zyn, wanneer die phlogisticque delen, welke zich in haren dampkring ophouden, minder bewogen, en door den wind verstrooid wierden. - Getuigen zy dat gedeelte der Stad Londen, alwaar de plogisticque dampen het meest blyven hangen, en dat echter het gezondste isGa naar voetnoot(h). - Getuigen zy de van UWelEd. zeer Gel. zelfs geroemde voordelen der luwheid in grote StedenGa naar voetnoot(i). - Getuigen zelfs zyn het mindere aantal Rotkoortsen, het welk in een meer phlogisticque lucht voorvalt. Doch hoe leeft men dan te Oostende, te Westkappel, en op de ruime Zee, gezond, vraagt UWelEd.Ga naar voetnoot(k). - Myn antwoord is uit het voorgaande licht op te maken; - de gezondheid, namelyk, van alle Plaatzen, is dikwerf alleen betrekkelyk tot hare Inwoneren. - Deze leven op hare geboorteplaats gezond, als van jonks af gewoon dezelfde lucht in te ademen. Weke Stedelingen aan een luweren dampkring gewoon, zouden zich op die Plaatzen zeker ongesteld bevinden. Daarenboven zo is de vergelyking van de betrekkelyke gezondheid dier Plaatzen, tot Harlingen overgebracht, niet zeer voldoenende. - Dewyl de levenswyze, tusschen die Plaatzen, oneindig verschilt, en men, in kleine Zeesteden, een aantal oorzaken, welke in grote Steden, de Ziekten epidemisch, en, als zy daar zyn, dodelyker maken, mist, en in het tegendeel meer oorzaken aantreft, om Ziekten te verhoeden. De Waarneming van den Heer van den heuvel stryd niet tegen myn gevoelen, immers dit kan UWelEd. zeer Gel. uit het gene ik in myn vorigen over Batavia aan UWelEd. medegedeeld heb, gemakkelyk afnemen. | |
[pagina 350]
| |
De redenen, welke UWelEd. opgegeven hebt, om de min nadeligen invloed der vermeende schadelykheid van gemelde dampen, op de Inwoners van Amsterdam te betogen, moeten ook op Nymegen in Gelderland toegepast wordenGa naar voetnoot(l). - Te meer daar de voortreffelyke Geneesheer de man, in zyne Verhandeling, die niemand, welke over de Ziekten van ons Land gedacht heeft, onbekend kan zyn, duidelyk getoond heeft, dat Nymegen (veel hoger, en dus veel gezonder gelegen, dan Amsterdam) veel minder aan de uitwaassem en van Rottend water onderworpen is, dan de laatstgemelde de Stad, en dat de Ziekten inmiddels daar kwaadaartiger zyn. - In het, voor ons land alom, zo noodlottig jaar 1779, waren 'er te Nymegen, zegt UWelEd. buiten de Kinderziekte, geen kwaadaartige Ziekten: - en dus zyn het merendeel der Ziekten, welke Nymegen, Jaren lang, gekweld hebben, toevallig geweest, en denkelyk uit herhaalde besmettingen ontstaanGa naar voetnoot(m). - Dan de gevolgtrekking is ongegrond, en de onderstelling niet bewezen. - Want, wanneer ene Ziekte, welke zich door besmetting voortplant, in ene plaats heerscht, zo neemt men inmiddels weinig andere Ziekten waar, ten minsten nooit zodanigen welke hunne oorspronk aan de lucht te danken hebben. - Sydenham's Waarnemingen, alleen, zyn genoeg, om ons hier van te overtuigen. - De onderstelling van herhaalde besmettingen is ook niet op de ervaring gegrond: dog ondersteld, zy ware het, zo zonde myne stelling daardoor niet verzwakt worden: dewyl het onwrikbaar zeker is, dat gene besmettelyke oorzaak hare schadelyke uitwerkselen op de ligchamen kan doen werken, ten zy de lucht een iets in zich heeft, het welk de besmetting in werking brengt. - Was dit anders, zo zouden de Kinderpokken, vooral in een tyd, waar in het verlichte menschenverstand, de inenting (dat Goddelyk hulpmiddel tegen die verwoestende Ziekte) boven de vooroordelen van het gemeen, in gebruik brengt, altyd heerschen. Dat de dampen van Rottend water, op zich zelven beschouwd, gene voldoende oorzaken van kwaadaartige Ziekten zyn, kan men uit de te voren gemelde Waarne- | |
[pagina 351]
| |
mingenGa naar voetnoot(n), en uit de aangehaalde Natuurkundige Proeven, gemakkelyk afleiden. - En dat de hitte zelfs, met die dampen verenigd, minder schadelyk word, bewyst de gezonde gesteldheid der Oost- en Westindische Plaatzen in het droge Jaargety, in welke het natte saizoen, door zyne kwaadaartige Ziekten, voor velen dodelyk is. De stank der burgwallen heeft te Amsterdam geen plaats, dan by aanhoudende hitte, en het is juist op dien tyd, wanneer men het gezondst in die Stad leeft. - Daar is dus geen geregeld verband, tusschen de vermeende schadelykheid dier uitwaassemingen en de Najaarskoortsen, welke men daar van tracht af te leiden. - En het is deze Waarneming, welke ik, reeds in myn vorigen, klaar betoogd heb, en die UWelEd. niet hebt kunnen tegenspreken, welke de stelling van UWelEd. zeer Gel. geheel omver werpt. Warme vochtigheid is altyd schadelyk, vooral wanneer zy met koude avond- en nachtstonden afgewisseld wordt. - Zy is ene oorzaak van belette uitwaasseming, welke, in ons Land, de voorname bron is der Herfstziekten: - dewyl de ligchamen, in den Zomer, tot Gal- en Rotziekten worden gedisponeerd. - De Waarneming van een uitmuntend Geneesheer, door my te voren bygebracht, staaft, ontegensprekelyk myne stelling. - Het was in het heetste van den Zomer, wanneer die Sluis gemaaktwierd. - De gesteldheid des weders was dus, volgens uw gevoelen, allergeschiktst, om met die dampen, Rotziekten, vooral in lieden, welke die lucht gedurig inademden, voort te brengen. - Egter nam men gene Ziekten, noch by de lieden, welke zich aan dit werk bezig hielden, noch in den omtrek, by de burgers, welke in dien stank deelden, waar. - En deze Waarneming verdient zo veel te meer onze aandacht, als ik van derzelver juistheid overtuigd ben, en myne mededeler in staat is geweest, de Ziekten, in dat gedeelte der Stad, het welk zyn WelEd. zelfs bewoont, nauwkeurig waar te nemen; - zo veel te meer, als men daar by overweegt, dat de Menschen, welke Paus pius de VIde, tot het droogmaken der Pontynsche moerassen, gebruikt heeft, geen hinder hoe genaamd van Ziekten of ongemakken, van den stank van deze rottende poelen, geleden hebben. - Gelyk uit de berichten uit Rome, in de publicque Nieuwspapieren medegedeeld, gebleken is. Myne stelling word noch onwederspreekbarer betoogd, als | |
[pagina 352]
| |
men nagaat, dat men in het algemeen, zo in ons land, als in die onder de linie leggen, geen Ziekten waarneemt, wanneer de stank allerhevigst is, en met ene droge hitte gepaard gaat. - Dan immers is de lucht allergeschiktst, om, werkten meergemelde uitwaassemingen als een vergif, de wreedste kwalen en ongemakken te veroorzaken. - En dan zou men ook waarlyk Rotziekten waarnemen, zonder dat de verhindering der uitwaasseming zich by deze oorzaak voegde. - Immers is een rottig bederf in de vochten, hetwelk, volgens uw gevoelen, door die dampen kan veroorzaakt worden, vooral in een heet Jaargety, wanneer ons ligchaam zeer sterk tot rotting overhelt, een genoegzame oorzaak, die alleen in staat is, de kwaadaartigste Ziekten voort te brengen. Dan de ondervinding leert ons, dat deze uitwaassemingen geen rotte Ziekten, op dien tyd, wanneer zy het sterkst en duidelykst aanwezig zyn, voortbrengen. - Hare rottingwerende kracht staaft deze ondervinding onfeilbaar. Amsterdam is dus een der gezondste Steden van ons land. - Dit heb ik myn vorigen slegts oppervlakkig betoogd, en, was de plaats voldoende, zoude ik meer bewysredenen te berde brengen. - Het is my genoeg, aan te merken, dat hier meer Menschen geboren worden, in evenredigheid der stervende, dan te Haarlem, en op vele andere Plaatsen, alwaar men gene stinkende dampen bespeurt, waargenomen wordGa naar voetnoot(o). - Dit is het dat de meer of mindere gezondheid van een plaats moet aantonen, en met de sterslysten op zichzelven beschouwd. - Immers is het een zekere stelregel, en, gelyk ik straks reeds aangemerkt heb, uit de Waarnemingen van alle eeuwen voortvloeijende, dat de sterflysten groter zyn, in evenredigheid der Kinderen, die in een plaats geboren worden. - Men ga de berekeningen van suszmilch slechts eens na, en merke het getal op der Kinderen, welke onder de twee jaren sterven, en men zal zich niet verwonderen, dat de Amsterdamsche sterflysten, in evenredigheid, groter zyn, dan die van Franeker, Leeuwaarden, enz. De Huwelyken zyn hier veel algemener, dan op die Plaatzen. - De Menschen kunnen hier door den uitgebreiden Koophandel, die zenuw van den Staat, beter aan den kost komen. - Hun bestaan is, door het groot aantal neringen en hanteringen, getrouwd zynde, rykely- | |
[pagina 353]
| |
ker. - Alle oorzaken lopen dus samen, om de huwlyken hier te vermeerderen, en de voortteling sterker te maken. - Hier van de menigte Kinderen, welke men te Amsterdam, in het algemeen, doch vooral by de smalle gemeente, waarneemt. - Doch dit grote getal maakt ook de sterfte onder de Kinderen onbegrypelyk groot. - De meesten van die geene lieden zyn den gehelen dag bezig, om den kost voor hun en hunne Kinderen te winnen. - Zy hebben dus geen tyd overig tot de opvoeding en oppassing van die tedere Schepzeltjes nodig. - Die blyven opgesloten in een nauw kamertje, of vochtig keldertje; waar in de lucht door dierlyke uitwaassemingen, enz. vervuld wordt, en nauwlyks met de buitensucht gemeenschap heeft. - Zy missen dikwerf behoorlyke kleding en dekzel, - worden met rauwe, grove, en onverteerbare spyzen gevoed. - Komt 'er dan ene grasserende Ziekte, de Kinderpokken b.v., Mazelen, Kinkhoest, enz. onder de Kinderen, welk een aantal moet dan sneven. - En deze oorzaken hebben voor een gedeelte ook in de Godshuizen plaats, terwyl de plaats dikwerf te klein is, om de zieken van de gezonden af te zonderen. - En van deze oorzaken, moet men de grootheid der Amsterdamsche sterflysten, in evenredigheid van die der andere Steden, afleiden. Was de Stad ongezond, hoe zouden 'er dan zo vele Menschen zyn, welke de zeventig en tachtig Jaren bereiken; - hoe zoude dit getal dat van andere Steden, welke in het algemeen voor gezonder gehouden worden, te boven kunnen gaanGa naar voetnoot(p). - Verlangt UWelEd. zeer Gel. meer bewyzen, voor de gezondheid dezer Stad, in evenredigheid van andere bygelegene Steden, UWelEd. zeer Gelkan uwe weetlust in alle delen voldaan zien, door de fraije Verhandeling van den Heer houttuyn, reeds meermalen door ons aangehaald. Zyn dus de dampen van Rottend water rottingwerend, worden 'er gene Gal- en Rotziekten van deze dampen waargenomen, zyn de Ziekten, welke men aan die dampen toegeschreven heeft, van de vochtigheid, hitte en stilstand der lucht alleen af te leiden, word dit allerklaarst, door Geneeskundige waarnemingen, door Natuurkundige proeven, door den invloed der Natuurlyke Historie van Amsterdam op hare Inwoneren, en door de daaglyksche ondervinding zelfs bewe- | |
[pagina 354]
| |
zen, zo kan ik gerust tot myn besluit overgaan, dat de dampen van rottend water, in haren aart niet schadelyk zyn, dat zy de Herfstziekten in ons land niet voorthrengen, dat deze van andere oorzaken moeten afgeleid worden, en dat Amsterdam ene der gezondste Steden van ons land zy. Uit onze vorige beschouwingen, blykt ook de reden zonneklaar, waarom de Menschen, welke in loijerijen, lymerijen, enz. hun gansche leven doorbrengen, zeker niet meer dan anderen aan Rotziekten blootgesteld zynGa naar voetnoot(q). - Waarom uitwaassemingen van rottige zelfstandigeden somwylen heerschende Ziekten gestuit hebbenGa naar voetnoot(r). - En wat UWelEd. eindelyk van het andere gedeelte van ons geschil denken moetGa naar voetnoot(s). Immers, zodra het door proeven welke UWelEd. zelve herhalen kan, gebleken is, dat die dampen geen rotting bevorderen, neemaar de zelve krachtdadig tegenstaan, zo is het geschil, of zy door hun rottig beginzel nadelig zyn kunnen, en door hun smetgif Gal- en Rotziekten veroorzaken, beslist. Ik merk dus, in het voorbygaan, slechts aan, dat de luchtsgesteldheid van Gelderland en Overyssel zeker geschikt geweest is, om heerschende kwaadaartige Ziekten voort te planten, het zy ze dezelve door middel van besmetting, of onmiddelyk, heeft veroorzaakt. - Doch de Ziekte zelfs is op vele Plaatzen te Deventer b.v. niet besmettelyk geweest. - En ik geloof dat wy nadere oorzaken hebben, om die epidemie van af te leiden, dan van de Bedevaartgangers naar de Lieve Vrouwe van Kevelaar. - Deze Ziekte heeft immers, in het Jaar 1779, door ons gehele land gewoed, en hare aart verschilde slegts na de verschillende luchtsgesteldheid der Plaatzen, en andere bykomende toevallige oorzaken. Dan waarvan daan, vraagt licht iemand, die heerschende kwaadaartige Ziekten, welke de grootste Geneeskundigen waargenomen hebben, en welke men in lage moerassige landen algemeen aantreft? - Waarvan daan die beruchte ongezondheid der Pontynsche moerassen? - En waarvan daan alle die kwaadaartige Koortsen, welke lancisius en anderen beschreven, en van de dampen van rottend water afgeleid hebben? | |
[pagina 355]
| |
Het komt my voor, dat dezelfde oorzaak, welke de stinkende moerassige dampen, in de lucht verspreid, de oorzaak dezer Ziekte voor een gedeelte geweest zy, dat de vochten, namelyk, door de hitte tot rotting geschikt gemaakt, en daarna door de vochtigheid der lucht, en der woonhuizen, welke in die moerassige landen vry algemeen is, en de uitwaasseming belet, dadelyk tot rotten gebracht zyn. - Deze eenvoudige oorzaken lopen dikwerf met een ongeschikte levensregel samen, om Rotziekten te veroorzaken. - Deze hebben, in lage moerassige landen, algemeen plaats, zy volgen elkander door de afwisseling der saizoenen standvastig op, en zy hebben een geregeld verband met de Ziekten, welke men aldaar in den Herfst waarneemt. - Zy vermeerderen of verminderen het aantal der Ziekten, naarmate zy meer of minder hevig en langdurig stand houden, naar mate de ligchamen tot rotting geschikt zyn, en naar mate de toevallige oorzaken verschillen. De stilstand der lucht brengt ook het hare tot deze oorzaken by. - Immers, men heeft niet alleen in het Jaar 1779, in ons land, de Ziekten veel meer zien woeden, daar het buitengemeen stil weder in het gansche Jaar geweest wasGa naar voetnoot(t), maar ook andere waarnemingen bewyzen dit ten allersterksteGa naar voetnoot(u). - Misschien brengt deze stilte veel toe, om onze dampkringslucht slechter te maken, of een soort van bederf te doen ondergaan, wanneer zy met hitte en vochtigheid gepaard gaat. - De beroemde ingenhousz zegt elders, dat hy door zyne proeven meer en meer genoopt is, om deze stelling voor waarschynelyk te houdenGa naar voetnoot(v). - Misschien ook brengen deze oorzaken alleen rotting in de waterdelen, welke de stilstaande lucht noodzakelyk in groter hoeveelheid bevat, te weeg, en maken hier door de lucht allerschadelykst voor het dierlyk leven. - Doch hoe het zy, dit is zeker dat de uitwaassemingen van rottend water minder gevaar van rotting ondergaan, dan enkele waterachtige dampen; terwyl zy ene rottingwerende kracht hebben. Eindelyk zo besluit UWelEd. met my, dat rottende dampen, even als grote vuren, phlogiston in de lucht verspreiden. - En ik heb bewezen, dat ook rottende | |
[pagina 356]
| |
dampen rottingwerend zyn. - De Geneeskundige Waarnemingen tonen ook, dat zy, in het weren van kwaadaartige Ziekten, somwylen groten dienst gedaan hebben. - Doch ik geloof gaarne met UWelEd., dat het grote dwaasheid zyn zoude, de lucht ten dien einde, in de Ziekekamers, Hospitalen, enz. met uitwaassemingen van rottende zelfstandigheden te bezwangeren. - Dan het komt my voor, dat UWelEd. het rechte oogmerk van deze myne voorstelling niet begrepen heeft. - Vergun my dan, om dit enigzins op te helderen, UWelEd. zeer Gel. te vragen, of het niet een grote dwaasheid zyn zoude, een Kind met de Kinderziekte te bed liggende, ylende, en in stuipen, in een vat of tobbe met koud wat te dompelen: - schoon men meer dan één voorbeeld in de Geneeskundige Jaarboeken voor handen heeft, dat Menschen, in dien staat hun bed verlatende, de waakzaamheid hunner oppassers ontsnapt, en in het water gesprongen zyn, en daar door de kracht der Ziekte gebroken, en hunne herstelling, na dat zy uit het water gered waren, bevorderd hebben? En deze waren myne aanmerkingen, welke ik nodig achtte, ter verdediging van myn gevoelen, aan UWelEd. zeer Gel. te moeten mededelen. - Zy behelzen, ik beken het, slegts een korte ruwe schets, van het geen ik ten opzichte van deze stelling heb aangetekend. - Dog zy voldoen aan myn oogmerk. - De plaats verbied verdere uitweiding. - Misschien zal ik elders noch wel gelegenheid vinden, dit gevoelen nader te verklaren. Inmiddels bevele ik my UWelEd. zeer Gel. aandenken en vriendschap aan, en blyf altyd, met de verschuldigde hoogachting voor uwe verdiensten,
Wel Edele zeer Geleerde Heer!
UWelEd. zeer Gel. onderdanige Dienaar,
Amsterdam, den 5 Juny, 1783. j.p. michell. |
|