Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 304]
| |
Geschiedkundig verslag van de voornaamste aardbeevingen op Sicilie.
| |
[pagina 305]
| |
van een omstandig berigt voorkomt in het Leeven van carel den VII, door jean chartier, geschreeven, naar een verslag, gezonden door hercules de ferrare, getuigen van die schriklyke gebeurtenis, by welke honderd duizend Persoonen het leeven verlooren. Een Schryver der voorgaande Eeuwe, louis du thoumGa naar voetnoot(*) geheeten, gaf, in den jaare MDCXVI, te Bourdeaux, in 8vo, een Werkje uit, getyteld: le Tremble terre, ou sont contenus ses causes, signes & affects: een tytel die veel belooft, maar het werk is niet wel uitgevoerd; het draagt alle blyken van gebrek aan oordeel: voorts houdt die Schryver zich veel meer op met het verklaaren van de oorzaaken dier Verschynzelen, dan met de opgaave der omstandigheden. Om kennis te krygen van de onderscheide Aardbeevingen, die op verschillende tyden, Sicilie verwoest hebben: is het, derhalven, noodig de toevlugt te neemen tot de Geschiedschryvers deezes Eilands: veelen hebben verzuimd des te gewaagen, en van de twee, die ons een byzondere Geschiedenis van Messina opleveren, door my naagezienGa naar voetnoot(†), heeft geen van beiden goedgevonden de Aardbeevingen te vermelden, die deeze Stad troffen. Ik zal de voornaamste, die op Sicilie en Calabrie voorvielen, zo verre ik ze heb kunnen ontdekken, opgeeven. Wanneer wy afgaan op du thoum, (p. 33, 34, 77 en 80.) zou de Aardbeeving, die de vreeslyke Uitbarsting van den Vesuvius, waar in plinius de Oude, in het Negen- en zeventigste Jaar onzer gewoone Telling, zo deerlyk om- | |
[pagina 306]
| |
kwam, zich tot Sicilie uitgestrekt hebben. Du thoum, de twee keurlyke Brieven (de XVI en XX des VI Boeks) van plinius den Jongen aanhaalende, waar in deeze een breed verslag geeft van die gebeurtenisse, doet dien Schryver zeggen, dat hy, benevens zyn Oom en Moeder, zich te Messina bevond, wanneer een zwarte en dikke wolk de Uitbarsting aanduidde. Dit is een groote misslag. Plinius de Jonge schryft in aangeduide Brieven van Misene of Micene, eene plaats aan de vaste kust, eenige mylen Zuidwestwaards van Napels gelegen, en niet van Messina op Sicilie, waar ik niet weet, of de Aardbeeving zich, ten dien tyde, deedt gevoelen. - Doch dat wy tot laater tyden komen. Een der vervaarlykste Aardbeevingen, die Sicilie geschokt hebben, was die in de Maand February des Jaars MCLXIX voorviel. De Geschiedboeken gewaagen 'er van, als van eene allerschriklykste gebeurtenis. In de Stad Catanea alleen, kwamen vyftien, zestien, of twintig duizend Menschen om. De Bisschop, en veertig Monniken, met zeer veel volks, werden in de Kerk, door het instorten des daks, verpletterd. Men zie pierre carrera, Liv. V. Chap. II. van zyn Mem. Hist. sur Catane, in 't Italiaansch, in 't jaar MDCXXXIX in folio uitgegeeven; of Tom. I. p. 490, de l'Histoire de Sicile; par m. burigny, dien Nestor der Fransche Letterkunde. Dit ongelukkig Eiland heeft den geessel der Aardbeevingen gevoeld in de Jaaren MCCLXV, MDXXXVI. MDXXXVII, MDXLII, MDLIII, MDLXIII. Die van den Jaare MDXLII, wordt breedvoerig beschreeven door thomas fazellus, Histoire de Sicile, Liv. X. Dec. II. Dezelve was zeer geweldig, bovenal te Syracuse. De Geschiedschryver tekent op, dat het water der Putten en der Fonteinen, eenige dagen lang, brak was, dat men, na de Aardbeeving, onder de dooden en de puinhoopen, een Man vondt, boven wiens hoofd de ingestorte balken een soort van dak gemaakt hadden, waar onder hy leevend en behouden bleefGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 307]
| |
In den Jaare MDCXXXVIII, gevoelde Calabrie veele Aardschuddingen. Vader kircherus ooggetuigen van dezelve, tekent, in de Voorreden van zyn Onderaardsche Wereld, IIde Hoofdstuk, waar hy des een verslag doet, op, dat, vóór de Aardschuddingen, een geluid, als dat des Donders, gehoord werd, eerst dof, uit hoofde van den afstand, doch 't geen, allengskens aangroeijende, onder de aarde voortkroop, tot het onder de voeten kwam, en dan de aarde zo geweldig schudde, dat zy niet langer konden staan, maar zich aan de struiken en boomen moesten vast houden. Hy zag toen, met zyn byhebbend gezelschap, de omkeeringt van de vermaarde Stad St. Euphemia. Na dat zy, als dood op de aarde liggende, die Stad met eene wolke bedekt zagen, verdween die wolk allengskens, doch zy bemerkten geen Stad of eenig overblyfzel meer; maar in derzelver plaats een vuile Poel. Zy zogten Menschen, om hun van die ongehoorde zaak te onderregten, doch vonden niemand. Dan deeze Aardbeeving van MDCXXXVIII betekende, hoe eislyk ook, weinig in vergelyking met die, in den Jaare MDCXCIII, de geheele uitgestrektheid van Sicilie aantastte en verwoestte. Van deeze hebben wy een Italiaansch Verhaal, in 't jaar der gebeurtenisse zelve opgesteld door Vader alexander burgos, in den Jaare MDCCXXVI, als Bisschop van Catanea, gestorvenGa naar voetnoot(*). Men kan 't zelve niet leezen, zonder dat de hairen van schrik ten berge ryzen. De eerste schok viel voor, op Vrydag den 9 van January, ten vier uuren: de tweede op den volgenden Zondag, en trof geheel Sicilie. - Palermo, Messina, Paterno, Catanea, Lantini, Agosta, Syracuse werden, benevens eene menigte van Vlekken en Dorpen omgekeerd. Te Messina was de schok allergeweldigst. De Schouwburg, het Koninglyk Paleis, dat des Bisschops, en de Kweekschool, werden in Puinhoopen veranderd. | |
[pagina 308]
| |
Het instorten der Kerken, Kloosters en aanzienlyke Huizen, vervulde de geheele Stad met ruïnen, dezelve geleek, om 's Schryvers gelykenis by te brengen, na een bosch, waar alle de boomen geveld lagen. Weinig Menschen, nogthans, sneuvelden te Messina. Catanea daarentegen, verloor 23,000, en Caltagironne 1000, Inwoonders. Agosta was zeer ongelukkig. Het onderaardsche vuur tastte een voorraadplaats aan, waar in Buskruid lag: die slag deed de gebouwen springen, de nedervallende steenen verpletterden de ongelukkige Inwoonders, die, de ruïnen verlaatende, hun heil in de vlugt zogten: drie duizend kwamen 'er om 't leven. Na dit allerdeerlykst ongeluk, des Jaar MDCXCIII, ontmoet ik niet, dat Sicilie eene Aardbeeving van belang gevoelde vóór den eersten October des Jaars MDCCXXVI, deeze trof het geheele Eiland niet, maar byzonder de Stad Palermo. Men hoorde eerst, schryft Vader paulian, een verschriklyk gedruis, 't welk omtrent een vierendeel uurs aanhieldt, 't weer was stil en de lugt helder. Vervolgens kwamen 'er twee kolommen vuurs uit het aardryk, die zich in Zee uitstortten. De Aardbeeving duurde vyf of zes Minuten, en keerde het vierde gedeelte der Huizen in de Stad om. Meer dan 1500 Menschen schooten by dit onheil het leeven in: veelen werden van onder de puinhoopen, waar onder zy als begraven lagen, gehaald, doch veelen werden uit vreeze daar in gelaaten. Op 't leezen van dit kort Geschiedkundig verslag zullen veelen zeggen. Welk een elendig Land! Waarom verlaaten de Bewoonders 't zelve niet? Hoe kunnen zy lust en moed hebben, om weder te bouwen op een grond, die dus de inwoonders inzwelgt? Die dus eene taal voeren, bedenken niet, dat geen land beveiligd is, voor deeze geweldige omwentelingen. Gaat het vast, dat de Zuidelyker Gewesten 'er meer aan blootgesteld zyn dan andere, het is niet min zeker dat bykans alle deelen des Aardbodems, van tyd tot tyd, Aardschuddingen ondergaan hebben. Frankryk, onder eene zo gemaatigde Lugtstreeke gelegen, heeft meer dan eens dien geessel gevoeld. De Geschiedenis der byzondere Landschappen wyst het uit. Vader kircherus gewaagt, in het boven aangehaalde Werk, (V. Boek VI. Hoofd. p. 319.) van eene Aardbeeving, die in het Jaar MDCLX, in de Maand Juny, al het Land van de Stad Bourdeaux tot Narbonne, geweldig aantastte: hy voegt 'er by, dat niet verre van Bigornium een | |
[pagina 309]
| |
groote en zeer hooge Berg was, die, door de kragt der woedende Natuur, zodanig ingeslokt is, dat 'er van denzelven, behalven een groote Poel, welken hy nagelaaten heeft, taal noch teken te vinden was; dat dit gewest vol geweest was van Baden, in eene van welken, naa de verwoesting des Bergs, de wateren, die eerst zeer heet waren, zo groot eene koude aangenomen hebben, dat niemand, uit hoofde van de koudheid, dezelve kan gebruiken. |
|