Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNadere opheldering over het bloed en water, het welk uit Christus zyde, na zyn dood, volgens Joan>. XIX. 34, gelopen heeft.
|
1. | Of de regte dan wel de linkezyde van den Zaligmaker is doorboord geworden? |
2. | Op welke plaats de zyde is gekwetst geworden? |
3. | Of de verwonding zig slegts tot de uitwendige bekleedzelen, dan ook tot de inwendige deelen, heeft uitgestrekt? |
4. | Eindelyk, hoe het is toegekomen, dat, uit de gemaakte wonde, Bloed en Water is ontlast geworden? |
De drie eerste bevatten in zig een zeer naauwkeurig en geleerd onderzoek met allen schyn van waarheid, en zyn het fraaiste, het welk ik ooit, over dit stuk, gelezen heb, dan waar in het Christendom, met regt, weinig belang stelt. Ik bepaal my dan ook liefst by zyn vierde Antwoord, ingerigt, om, door het uitlopen van Bloed en Water, uit des Heillands zyde, iet bovennatuurlyks of een Wonderwerk te betogen.
Vóór een- en twintig Jaren, heb ik, over het zelfde stuk, eene kleine VerhandelingGa naar voetnoot(a) uitgegeven, en meen daarin, op Natuurkundige gronden, betoogd te hebben, dat de ontlasting van bloed en water, uit Christus zyde na zyn dood, één der sterkste bewyzen van zynen dood oplevert. Sedert dien tyd is my dezelfde schynzwarigheid van den Heer eschenbach tegen dit gevoelen, door verscheide anderen, reeds gemaakt, en ik beken zeer gaarne, dat ik ze my zelf, in myne Verhandeling, had behoren gemaakt en opgelost te hebben, zo als ik thans, op uw verzoek, verpligt ben.
Deze myne Verhandeling, in het Hoogduitsch vertaald, heeft misschien aan den Hoogleeraar eschenbach aanleiding gegeven, om, by het wonderbaarlyke te willen blyven, zyne nieuwe schynzwarigheid voor te stellen, om 'er het wonderdadige door te konnen bewyzen.
Na dat hy, op een vernuftigen en vry vasten grond, getoond had, dat zo veel water, als de Euangelist schynt te kennen te geven, uit des Heren Jezus zyde gelopen te hebben, by geen gezond lichaam (gelyk dat van den Here Jezus, in welk gene zonde nog ziekte vallen kan) nog uit de holligheid der borst, nog uit het hartezakje, het hart, de chylbuis, nog enige andere byzondere Natuurlyke ontvangbuizen, heeft kunnen voortkomen, besluit hy, dat, naar alle waarschynlykheid, het bloed natuurlyk, dog het water op eene bovennatuurlyke wyze, uit den opklimmenden stam van de hol-ader, gelopen heeft.
Het wonderdadige of bovennatuurlyk van dit bloed en water, uit het zelfde bloedvat, rust, by hem, op deze algemene, dog bedrieglyke grondstelling. - Hy zegt: de Ontleedkundige bevinding leert ons, dat het aderlyke bloed, in alle lyken, vooral onmiddelyk na den dood, geheel vloeibaar buiten alle bederf of loslating van deszelfs zamenstellende delen, gevonden word. - Hier uit trekt hy, tegen het gene ik gesteld heb, wegens de scheiding van bloed en water in het hart of in de ruime hol-ader, dit gevolg: - dat bloed en water, kort na den dood, uit de doorstoken zyde van den Here Jezus gelopen, iets bovennatuurlyks moet behelzen.
Naar myne geringe waarnemingen, op welke myne gedagten ook alleen rusten, scheid het water van het dikkere deel des bloeds zig altoos by zulke lyken, die, na eene
korte ziekte, of zeer schielyk gestorven, en reeds volmaakt koud zyn. - Nu heb ik, zo ik meen, voorheen, reeds met verscheiden bewyzen, die ik hier niet moet herhalen, getoond, dat het lichaam van den Here Jezus, naakt, by een buitengewone duisternis, in de open lugt, en lang genoeg aan het kruishout had gehangen, om het water van zyn bloed te doen scheiden. Men dient deze bewyzen na te zien.
Maar, naardien de meeste Menschen in een min of meer waterpas of horizontale ligging, sterven en koud worden, kan de wei of het water niet anders, dan in eene kleine hoeveelheid, in of op de horizontale verdeling van het dikkere deel des bloeds, in de groote vaten, zig vertonen.
Hoe weinig, of hoe veel ook, dit water van het bloed gescheiden word, vermengt het zig aanstonds, min of meer, zo ras het lyk word bewogen, ontkleed en gewasschen, en vooral, zo daar na, op de Ontleedtafel, de vieren twintig ribben doorsneden, het borstbeen weggenomen, en het hart of de hol-ader geopend word. En dit is, gelyk een ieder ligt begrypen kan, de ware oorzaak, dat men, na den dood, by een geschud of veel bewogen lyk, nooit zuiver water op het bloed, in het hart of in de groote aderen, vind.
Enige weinige proeven kunnen en zullen dit ten klaarsten tonen.
Laat tien oncen bloed in een bloedwarm vat stollen; naar verloop van enige uuren, zal het stremzel (Coagulum) van min of meer zes oncen, in het midden van vier oncen wei of geelagtig water, gevonden worden. Schud of roert dit vat, of beweeg het stremzel maar een weinig met den vinger door het water, en aanstonds word de heldere wei bloedrood, terwyl zy nimmer weder helder word.
Vul eene Bloed-warme van onderen gesloten glazenbuis: by voorbeeld, een lang zuiver Eau de la Reine flesje, het welk even onder den hals is afgebrand, met warm bloed, naby de wel bloedende ader opgevangen; sluit daar na de opening toe, en laat dit bloed, zonder eenigzins te schudden, in een horizontale gestalte, langzaam, dog geheel, koud worden; waarna men bevinden zal, dat op, en rondom, het bloed, naar mate 'er ruimte is, altoos enige wei of water zig verzamelt. Heeft men nu voorheen in het midden van dit horizontaal liggendglas, eene ruime opening gemaakt, en wederom gesloten,
dan moet, zo ras dezelve geopend word, daar uit eerst geen bloed en daarna water, maar beide, bloed en water, te gelyk, te voorschyn komen.
Maar zo men deze reeds koud geworden buis, ongeopend, uit zyne horizontale in een loodregte gestalte brengt, en maar een wettig beweegt, om het Coagulum enigzins te doen zakken, en de wei of het water te doen ryzen, dan word het laatste altoos, min of meer, van bloed geverfd; en, de buis uitgietende, zo volgt op de bloedkleurige wei, een gestold band-agtig Coagulum.
Maar zo men deze met warm bloed gevulde buis, zonder enigzins te schudden, aanstonds in een loodlynige gestalte ophangt, en langzaam laat koud worden, dan zakt het Coagulum, hoe veel tegenstands het ook tegen de wanden van het glas vind, min of meer naar beneden, terwyl de wei of het water 'er meest boven op, maar ook eenigzins rondom, verzameld word. Zo deze buis nu van onderen geopend wierd, dan zou 'er, zonder Wonderwerk, eerst bloed, en daarna water, uitkomen.
Deze Proeven, die door een klein verzuim mislukken kunnen, zo als ik elders breder heb getoond, verdienen herhaald te worden, met voorzorg vooral, dat de straal warm bloed midden in het glas, en, zo min mooglyk, langs de randen loopt. - Uitwendige koude, koude handen, enz. beletten de scheiding.
Zo nu de Here Jezus op het kruis, niet horizontaal maar lood-regt hangende, zo als het algemeen gevoelen is, met de Speer is doorstoken, dan schyut het uitlopen van bloed en water zeer natuurlyk, en levert een allersterkst bewys op, gelyk ik voorheen betoogd heb, dat Hy waaragtig gestorven is. En dit, ja! dit alleen moest, naar myn inzien, daar uit voornaamlyk blyken.
Mooglyk denkt men: - de bovengemelde Proeven zyn buiten het lichaam in de open lugt gedaan, en hebben, misschien, naar het denkbeeld van den Heer eschenbach, in de zogenaamde lugt-ledige aderen, en na den dood, geen plaats.
Dan ik heb, in eene andere Verhandeling, Over het ontstoken of korst-agtig bloedGa naar voetnoot(b), mede door verschillende Proeven getoond, dat, hoe verder men het bloed van de geopende ader opvangt, en hoe meer het door de lugt doorgaat, hoe eerder het stremt, en hoe minder wei of
water het los laat: in het tegengestelde, hoe nader het by de opening wordt opgevangen, en hoe langzamer het koud word, hoe meerder water op het zelve te voorschyn komt. Dit laatste, nu, heeft by de meeste stervenden of dooden, zo 'er in het hart of in de hol-ader maar eenige ruimte overblyft, plaats.
Indien ook Christus, wiens Godverheerlykend en menschen zaligend Lyden, ik altoos wensch te aanbidden, uit de wonden van Zyne handen en voeten aan het kruis, eenig merklyk verlies van bloed geleden heeft, zo als de meesten geloven, dan is 'er, na zyn dood, zo veel te meer ruimte in het hart en in de hol-ader geweest, om eene grootere hoeveelheid water te verzamelen, wyl ene sterke opvulling van bloed in de Aderen, de scheiding der wei kan hinderen, en alle ontlasting van wezenlyk bloed, gelyk genoeg bekend is, de wei of het water vermeerdert.
Maar 'er is, onder meer anderen, nog een vry sterker bewys tegen den Profr. eschenbach, dat het aderlyke bloed zig zomwylen wel deeglyk, onmiddelyk na den dood, los laat en scheidt. En schoon dit, naar de Waarneming van den grooten camper, nimmer by verstikte, verdronkene, enz. plaats heeftGa naar voetnoot(*), zo worden nogthans,
en niet zelden, by menschen, zonder merklyke ziekten of schielyk gestorven, in het hart, en in de aderlyke vaten, aanmerkelyke bloed-proppen (Polypi), van een vinger dik, en eenige duimen lang, gevonden. Alle Ontleedkundige weten dit. Deze bloed-proppen zyn doorgaans zagt, laten zig door de vingeren ligt verbryzelen, en tonen daar door genoegzaam, dat ze eerst na den dood gevormd zyn, en worden ook daardoor van die verouderde vastwezige Polypi Cordis, die zo dikwils ongeneesbare ziekten van het hart, hartkloppingen, schroomlyke benaauwdheden, enz. veroorzaken, onderscheiden. Zy worden ook altoos, immers zo veel ik gezien heb, van eene nenigte dunne, dog bloedkleurige, wei of water, als een afzetzel van het dikkere deel des bloeds, omvangen.
Aldus meen ik, met genoegzaam bewys, de verkeerde grondstelling van den Heere eschenbach weêrlegd te hebben, en zal met eenige weinige aanmerkingen, schoon van eenen anderen aart, eindigen.
Calvinus en andere groote Godgeleerden hebben reeds aangemerkt, dog zonder de redenen te tonen, dat het bloed en water uit Christus zyde een onfaalbaar teken van zynen dood was, en ik heb, in myne voorheen uitgegeven Verhandeling, mede aangemerkt, dat dit verschynzel tevens een kragtig bewys is, tegen zulke sterke, of liever zwakke, geesten, die mogelyk onderstellen konnen, dat 's Waerelds Heilland, nog levend van het kruis genomen, en in den grafkelder gelegd zoude zyn, om daar door zyne Opstanding uit den Dood te betwisten. En het schynt my toe, dat beide, zyn dood en opstanding, voor alle andere dingen kragtig, dat is, Wis- en Proefkundig, moesten bewezen worden, en ook waarachtig bewezen zyn.
Het verwondert my derhalven, dat eenige voorname Mannen, van een uitmuntend oordeel, gelyk lampe, ulrich, voornaamlyk onzen eschenbach, en anderen, zig zo veel moeite gegeven hebben, om, naar myn inzien, buiten de minste noodzaaklykheid, van dit natuurlyk verschynzel, een Wonderwerk te maken. - Welk nut zou 'er tog in zyn? - Waren de ontzagchelyke Wonderen by Christus dood en opstanding, als, eene bovennatuurlyke duisternis van drie uuren op den middag, het scheuren des Voorhangzels in den Tempel, het beven der Aarde, het barsten der Steenrotzen, het openen der Graven, de opwekking, opstanding en verschyning veler Heiligen,
de onverwagte verandering of bekering van den Hoofdman en eenige der zyne, gene Wonderen genoeg? - De ontlasting van bloed en water uit zyne zyde toonde en moest toonen, dat Hy waarachtig gestorven was, gelyk de ruime wonde in zyne zyde aan Thomas en de anderen, dat Hy waarachtig was opgestaan; en in deze groote eenvouwigheid, waar in de hoogste wysheid uitblinkt, bestaat ook het geloof, de hoop en het heil der Christenen.
Zie daar, Wel Eerw. Hooggeleerde Heer! zo eenvouwig, kort, klaar, my mogelyk was, aan uw verzoek voldaan, en de voornaamste Vraag van den Hoogleeraar eschenbach, naar myn inzien, beantwoord. Dwaal ik, verschoon en onderregt my. Heb ik iet toegebragt, tot weerlegging van eene dwaling, of tot opheldering der H. Schrift, waartoe alle menschen regt hebben en ook verpligt zyn; maak 'er zulk een gebruik van, als gy oirbaar vind; en gedoog dat ik my noem,
Wel Eerw. Hooggeleerde Heer!
Uwen gereeden Dienaar j. van der haar.
's Hertogenbosch, den 7 Mey, 1783.
- voetnoot(a)
- Hollandsche Maatsch. der Weetensch. VIde D. 2de St. bladz. 923, enz.
- voetnoot(b)
- Hollandsche Maatsch. XIde D. bladz. 385.
- voetnoot(*)
- Het bloed van verstikte, verdronkene, enz. heeft dezelfde hoedanigheid, welke de Heer eschenbach onderstelt, dat by alle menschen na den dood plaats heeft; en waar op zyne gehele grondstelling, die ook hieruit blykt valsch te zyn, rust. Want, op het doorsteken van de hol-ader, zou daar uit, by een die lood-regt hangende gewurgd is, wel een donker rood bloed, maar geen water, lopen.
Schoon ik deze fraije ontdekking van den grooten camper, menigmalen, by verdronkene, gehangene, enz. had waargenomen en gezien, dat het bloed by hen uit de geopende aderen, ongestold, ongescheiden, en als eene dunne Syroop, afliep, en aldus bleef; begreep ik nogthans niet, dat dit by zulke lyken eigen, en een allerschoonst bewys in de geregtelyke Geneeskunde was, naamlyk: om te ontdekken, of iemand, na den dood, in het water geraakt, of eerst na den dood opgehangen was geworden. - Misschien is het niet stollen van het bloed der gestikten ook de reden en de voorname oorzaak, dat 'er zeer vele, ook zelfs nog enige uuren na hun schynbaren dood, zyn hersteld geworden; en strekt tevens om ieder aan te moedigen, om dit heilzame werk, door bekende hulpmiddelen, te bevorderen, en 'er meer over te denken.