Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 277]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.Geschied- en oordeelkundig verslag van den staat der geleerdheid en fraaije letteren, in engeland.(Vervolg van bl. 104.)
Het Tooneeldicht bloeide niet sterk onder de twee eerste Koningen uit den Brunswykschen Stam. De Cato van addison hadt, ten opzigte van de wyze van het Treurspel, een verkeerden smaak ingevoerd. Young, 't is waar, schreef met een kragt hem byzonder eigen, en geheel vry van naavolging: maar 't grootste gedeelte, dat Tooneelspelen onder handen nam, verleid door de dichterlyke voortreflykheden van den Cato, en de verbaazende toejuiching, welke dit stuk wegdroeg, merkte het aan als een voorbeeld van volmaaktheid. Eene koele en redeneerende schryfwyze geraakte in zwang. Onze Treurspelen vloeiden over van juiste en zomtyds zeer edle zedekundige gevoelens, van keurlyke lofspraaken over de Vryheid en de Regten des Menschdoms; doch ontbraken dat, 't geen belangneeming verwekt, en de driften gaande maakt. Thomson zelve kan, in 't algemeen, deeze herisping niet ontgaan, schoon hy in een enkel StukGa naar voetnoot(*), meer dan gewoonlyk, het hart raakt. Van de veelvuldige Treurspelen, ter dier tyd geschreven, kan 'er slegts een klein getal opgenoemd worden, 't welk in Tooneel-volkomenheden uitsteekt. Staande het laatste gedeelte der Regeeringe van george den II, begon een andere smaak te heerschen. Men bemerkte de verkeerdheid van die redeneerende en droog zedeleerende Treurspelen; de Dichters poogden meer leevens en verscheidenheids in de Spelen te brengen, door treffender, en hartroerender, tooneelen. Maar men kan geen Tooneeldichter noemen, die deeze Eeuw ten byzonderen luister strekte, en in één rang verdient geplaatst te worden met otway of zelfs met rowe, in de verheevenste soort | |
[pagina 278]
| |
van Treurspel; doch in de laagere bereikte lillo het toppunt van het tedere en het verheevene. In het Blyspel ondervondt men bykans dezelfde schaarsheid. Cibber, 't is waar, bloeide by den aanvang deezes Tydperks; doch men vondt 'er geen één, ten minsten voor een langen tyd, die met regt den naam zyns Naavolgers mogt draagen. Fielding, die, in een ander soort van Schriften, zo veel roems verwierf, behaalde in 't Blyspel, schoon hy verscheide Stukjes maakte, geen buitengemeenen lof. Dr. hoadly, Zoon van den beroemden Kerkvoogd van dien naam, toonde wat hy zou hebben kunnen doen in één StukjeGa naar voetnoot(*); doch hy verpligtte het Gemeen niet weder door een Blyspel. De overige Blyspelen, die ten tooneele gevoerd werden, hadden geene verdiensten dan dat ze nieuw waren: want van de meeste hoorde men vervolgens nooit of zelden. Maar omtrent het einde des Tydperks, waar toe deeze Beschouwing zich bepaalt, herleefde het Blyspel. Foote, veelal den Engelschen aristophanes geheeten, voerde een schryfwyze in, zeer geschikt om byzondere Characters en Zeden te kenschetzen; doch gebrekkig in de geregelde schikking van de Fabel en het beloop des Spels. Garrick schreef eenige kleinder Stukjes, geenzins van verdiensten ontbloot. Maar 't was colman, die beloofde de eer des Blyspels geheel te zullen herstellen; hy moet, vervolgens, met andere Heeren, die onlangs hunne kragten inspanden om in deezen tak uit te munten, byzonderder gedagt worden. Het Speelen der Stukken zelve komt hier in aanmerking, van wegen den invloed die 't hadt op het vormen van den Smaak. Geduurende de Regeering van george den I, mogt het Tooneel op bekwaame Speelders roemen; doch toen zy het Tooneel verlieten, hadden ze geene hun waardige Opvolgers, een enkelde uitgenomen. Het Tooneel kwynde eenige jaaren agter elkander, tot zich eindelyk een verbaazend verschynzel opdeedt in Garrick. Hy stak, in dit opzigt, boven allen uit, als een Gunsteling des Vernufts en der Natuure. Zyne onderscheidene en altoos verwonderingwekkende vermogens zyn nog diep in veeler geheugen geprent. Zyne verschyning ten Tooneele mag, met rede, aangezien worden voor het Tydstip eener Omwenteling in de Engelsche Letterkunde: want door zyne vertooning der Spelen van shakespeare, gaf hy een geheelen | |
[pagina 279]
| |
zwaai aan den Smaak en het Character zyns tyds. Niet alleen deedt hy dien meesterlyken Dichter algemeen bewonderen; maar baande den weg tot eene nauwkeuriger en uitgebreider kennisse aan onze oude Tooneeldichters in 't algemeen, en tot eene nieuwe wyze van beoordeeling. Andere Tooneelspeelders en Speelderessen hielpen hem de eer van het Tooneel, in 't Treur- en Blyspel, onderschraagen. De Veranderingen, die byzonder ten tyde der Regeeringe van george den II, in de wyze van denken, en den smaak in 't leezen, voorvielen, waren veelvuldig en opnerkenswaardig. De Zedekunde begon men uit een ander oogpunt te beschouwen. Dr. clarke's Stelzel van de eeuwige voeglykheid der dingen, hadt eene wyl de overhand; zyne wyze van uitdrukken, en die van wollaston, volgden de meeste Zedeschryvers. Maar, allengskens, kreeg de taal van shaftesbury's Characteristics, de overhand; deeze was behaaglyker en schitterender dan de andere. Deeze styl begon inzonderheid te heerschen naa dat hutcheson zyne Verhandelingen over de Denkbeelden van Schoonheid en Deugd, als mede over de Driften, hadt uitgegeeven. Deeze Werken, 't is waar, of ten minsten de eerste derzelven, kwamen, vóór den dood van george den I, in 't licht; doch laater werd de Wysbegeerte, daar in voorgesteld, de Wysbegeerte der Mode; en de Leerlingen van shaftesbury, namen zeer toe in aantal. In veele jaaren werd geen Boek algemeener bewonderd, of algemeener geleezen, dan de Characteristics van dien Edelman. Over de Schoonheid der Deugd, en van belanglooze Goedwilligheid, weidde men uit in veele fraaije en bevallig opgestelde Schriften. Men kan niet lochenen, dat de zaak tot een uiterste gebragt wierd: en dat zy, die de Deugd alleen grondvestten op Instinct en inwendige gevoelens, dwaalen. Maar 't is tevens te bejammeren, dat de Zedekunde des Gevoels al te zeer buiten gebruik geraakt is. Daar stak een kragt in, welke de fynder aandoeningen der ziele aandeedt, en kragtdaadiger op het menschlyk hart aandrong, dan de koele en afgepaste taal der Clarkiaanen. Hartley's Beginzel van de Zamenvoeging der Denkbeelden gaf een grooten schok aan het Stelzel der Zedelyke Aandoening. Eén enkel Schryver bragt eene groote omwenteling te wege in de Staatkundige begrippen van dien tyd. Deeze Schryver was rapin, wiens Geschiedenis van Engeland, | |
[pagina 280]
| |
overgezet, en by stukjes uitgegeeven, eene menigte van Leezers vondt, en zeer veel toebragt om gemaatigde Whigs te vormen. Zints dien tyd hebben de beginzels van de Hooge Kerk, en inzonderheid de Jacobitische, welke dus lang het Lichaam des Volks hadden ingenomen, veel van derzelver kragt verlooren. De Geschiedenis, met opregtheid en oordeel geschreeven, was wonder wel geschikt om eene zo gewonschte uitwerking hervoort te brengen. De tyd, en een oordeelkundiger onderzoek der oude Bescheiden, Parlements-aanteekeningen, en Staats-papieren, hebben ons in staat gesteld om eenige gebreken en misslagen in rapin te ontdekken, en wy houden hem voor een verdrietig en langwylig Schryver. Dan desniettegenstaande moet hy onder de nuttige Schryvers geteld worden, en hy deedt in het bovengemelde punt grooten dienst. Ondanks de fraayer Geschiedschriften, in laater tyd uitgegeeven, zal men zich het leezen zyns Werks niet beklaagen. Mr. hume noemde, in de eerste uitgave van zyne Essays Moral and Entertaining, rapin de oordeelkundigste van alle Geschiedschryveren. Een andere omstandigheid welke wy niet moeten over 't hoofd zien, in de Beschouwing van den Staat der Geleerdheid en Fraaije Letteren in Engeland, geduurende dit Tydperk, is het invoeren der Geleerde Maandwerken: doorgaans met verscheide bynaamen Magazines geheeten. Dit mag aangemerkt worden als een Letterkundig Tydperk. De vroegere Tydschriften waren weinig in getal, en bepaalden zich meest tot Nieuwstydingen en Staatkunde. Maar het Gentleman's Magazine en de London's en Universal Magazines, die spoedig volgden, openden een nieuwe bron van onderwys en verstandig onthaal. Men vindt 'er, 't is waar, die deeze soort van Schriften versmaaden: voor Mannen van uitgestrekte Geleerdheid en Beleezenheid kunnen zy van niet veel dienst weezen. Maar de uitwerkzels van dezelve, op het gros des Volks, waren zeer groot. De Magazines strekten zeker om eene verscheidenheid van nutte kundigheden te verspreiden. Daarenboven behandelen zy dikwyls zeer weetenswaardige en nutte Vraagstukken, die de Geleerden zelfs met greetigheid leezen. Zy dienen ook tot Verzamel- en Bewaarplaatzen van kleine Stukjes, welke anderzins verlooren zouden geraaken; ook vormen zy een zeer aangenaam en kortboudig begrip van de hedendaagsche Geschiedenis. En 't is geen klein voordeel, dat jonge Schryvers hier eerst | |
[pagina 281]
| |
hunne kragten beproeven, en hunne Proeven van oorspronglyke opstellen plaatzen. Mogelyk zyn 'er maar weinige Persoonen, thans in de Geleerde Waereld beroemd, of zy hebben in een derzelven eerst geschreeven. Eene Geschiedenis der Geleerde Tydschriften, over 't algemeen, zou zeer leezenswaardig weezen; maar het is hier de zaak niet ons uit te laaten tot een verslag van dezelve in andere Landen, waar een bayle, een beauval, een le clerc, daar aan de hand sloegen. 't Leedt lang eer zy in Engeland een geregelden en gevestigden loop kreegen. Zy verscheenen, nogthans, onder de Regeering van george den I, en de eerste Jaaren zyns Opvolgers. Maar de Historia Literaria, de Memoirs of Literature en de History of the Works of the Learned, schoon nuttig tot berigtgeeving, konden op geen vasten voet geraaken. Deeze soort van Schriften hadt geen algemeenen aftrek. De Monthly Review eerst, en vervolgens de Critical Review, maakten beter opgang. Zints dien tyd sloeg men algemeen agt op alle soorten van uitkomende Werken: eene oppervlakkige kennis van dezelve verspreidde zich onder 't Volk; nieuwsgierigheid na Letternieuws, en de beoordeeling van 't zelve, nam toe. Die geleerde Tydschriften zyn, ongetwyfeld, zomtyds partydig, en tasten zomwylen mis. Geschreeven door een aantal Persoonen van onderscheide bekwaamheden, gevoelens, niet vry van driften en vooroordeelen, moeten hunne beoordeelingen der Boeken op verre na met geen ingewikkeld geloove omhelsd en goedgekeurd worden. Mannen van weezenlyke Geleerdheid zullen voor zichzelven keurmeesters weezen, en geen keurmeesterlyk gezag in den bekwaamsten Schryver van Letterkundige Tydschriften. Dit in 't oog houdende, hebben deeze Schriften eene zonderlinge verdienste, daar zy ons, van tyd tot tyd, oordeelkundige uittrekzels opleveren van nieuwe Boeken, die, terwyl zy leeren en vermaaken, den Leezer in staat stellen om eenig denkbeeld van 't geheel te vormen. Brengt men hier op in, dat de kennis, daar door verspreid, oppervlakkig is, men bedenke dan, dat zeer veelen anders geene kunde van die Werken in 't geheel zouden bezitten. De uitwerking der Nieuwspapieren behoort in deeze beschouwing niet overgeslagen te worden. Langen tyd waren zy weinig in getal, en uitgezonderd eene omstandigheid, hier naa te melden, alleen bepaald om kennis van 't | |
[pagina 282]
| |
gebeurde te geeven. Dan allengskens beschreeven zy een ruimer kring; Staatszaaken werden 'er breeder in onderzogt, en ten deezen opzigte zyn ze van aanbelang voor 't Volk geworden. Zy neemen, daarenboven, de vryheid om Letterkundige geschillen te onderzoeken, en behelzen Proeven over alle soorten van onderwerpen. Zy zyn de middelen om kundigheden mede te deelen van zaaken, die, schoon niet diep in de onderwerpen treedende, het verstand des gemeenen Volks uitbreiden. Waren zy met meer wysheids, bescheidenheids en braafheids, opgesteld, zy zouden grooter nut baaren. Het persooneele, het kwaadaartige, het eerroovende, dat 'er dikwyls in voorkomt, verdient in dit Vertoog geene byzondere opmerking. Maar, schoon de Nieuwspapieren, in 't vroegste gedeelte deezes Tydperks, veeltyds niets anders behelsden, dan de gemeenmaaking van 't dagelyks voorvallende, was dit altoos het geval niet. Men gaf 'er Proeven in over deeze en geene stoffen: hoewel deeze, meest al in afzonderlyke Blaadjes, het licht zagen. Een kort verslag daar van zal niet oneigen hier plaats vinden. 't Was eigenaartig, dat de roem door den Snapper, den Spectator, en den Guardiaan, ingelegd, en de voordeelen met de uitgave deezer Schriften behaald, een groot aantal naavolgers hervoortbragt. Diensvolgens verscheenen 'er, staande de Regeering van george den I, geduurig Tydschriften, onder verschillende Naamen en Tytels. Verscheide derzelven, schoon thans weinig bekend, verdienen nog geleezen te worden; inzonderheid de Papieren, getyteld de Free-Thinker, en die uit de pen vloeiden van gordon, niet zo zeer zyn Independent Whig, maar een ander stuk van meer gemengden aart, onder den tytel van de Humorist. Met den loop der zaaken namen die Proeven, by bladen uitgegeeven, nu deeze dan geene keer, en behandelde men 'er zo mtyds Godsdienst-verschillen in, schoon ze meerendeels het Staatkundige betrossen. 't Zal noodloos weezen de groote menigte by naamen op te tellen. Veele verdienden, toen zy het licht zagen, weinig opmerkings; en veel minder, nu de omstandigheden, welke aanleiding tot derzelver schryven gaven, hebben opgehouden. Twee derzelver mogen wy, egter, niet verzwygen: Cato's LettersGa naar voetnoot(*), | |
[pagina 283]
| |
en de Craftsman. De eerste werden geschreeven door trenchard en gordon, en zyn, ongetwyfeld, de beste voorbeelden van Staatkundige Tydschriften, opgesteld met veel kragts van geest; altoos Onderwerpen behandelende zonder Persoonen te kwetzen. De Craftsman betrof meer byzondere Persoonen; doch daar bolingbroke en pulteney de Schryvers waren, kan het Werk niet missen veel fraai's te behelzen. Ten deezen tyde kwamen 'er geen Bladschriften uit van een vermengden aart, die verdienen by den Snapper, den Spectator en den Guardiaan genoemd te worden; doch eerlang daagden 'er mededingers op, die dezelve na de kroon staken. De Rambler bragt de Zedekundige Proeven, en Zedelyke Verhaalen, wat verheevenheid van denkbeelden, keurigheid van waarneemingen, en kragt van styl, aanbelangt, tot een toppunt van volmaaktheid. De Adventurer, voegde by veel van dezelfde verdiensten, eene wondere bekwaamheid in het opstellen van Oostersche Verhaalen. De World nam al de verscheidenheid aan van den Spectator, naar eisch der onderwerpen beredeneerd, of geestig, ernstig of vrolyk, geleerd of boertig: dit Werk hadt nog eene overeenkomst met den Spectator, hier in bestaande, dat Mr. moore, die de uitgave als Hoofdschryver bezorgde, zyn glans verloor door den meerderen luister zyner Medeschryveren. De Connoisseur was het werk van twee Heeren thornton en colman, die, in elk papier hunne vereenigde kragten aanwendende, schoone Vertoogen voortbragten. Geen Geschrift slaagde ooit gelukkiger in het ontdekken en geestig ten toon stellen der heerschende dwaashedenGa naar voetnoot(*). Andere poogingen zyn 'er in dit slag van schryven te werk gesteld, doch verre na niet met gelyken uitslag. Het uitgeeven van dusdanige Vertoogen is meest afgedaan, de voorraad schynt uitgeput: en het is niet te denken, dat wy ze, met luister, zullen zien te voorschyn komen, in afzonderlyke stukken: dewyl de Maandwerken open staan voor Opstellen van dien aart. De staat der Welspreekenheid, in Engeland, verdient in de Characterbeschouwing deezer eeuwe onze aandagt: en wel inzonderheid voor zo verre daar zy in het Parlement | |
[pagina 284]
| |
zo veel betekent, en van zulk een wydstrekkenden invloed is op het Ryksbestuur. De groote persoonlyke en staatkundige belangen, die onze Raadsheeren aanzetten, en de hette der tegenkantinge, welke veelen van hun altoos ontmoeten, lokken alle kragt der Redenaaren uit. Geduurende het geschil, tusschen robert walpole en diens tegenstanders, klom de Welspreekenheid ten hoogsten trap. Voltaire, handelende van de Welspreekenheid, ten deezen tyde in beide de Huizen van het Parlement, verheft ze boven die der Grieken en Romeinen. Om niet te treeden in eene optelling der voornaamste Redenaaren van die dagen, zullen wy alleen aanmerken, dat pulteney, onder hun, den voorrang hadt, in de tegenkanting van walpole, door de verscheidenheid en kragt zyner begaafdheden. Pitt volgde hem op, wiens woordenrykheid, vuur en klem van taal, alles vermeesterde, en de diepste indrukzels heeft nagelaaten, in 't geheugen der geenen, die hem hoorden. Hy stak zeker verre uit boven allen, die toen in 't Parlement spraken, schoon veelen hunner, geenzins, den roem van zeer welspreekend kon betwist worden. Pitt kreeg den naam van den demosthenes zyner eeuwe; een naam dien hy verdiende, wat de grootsheid en onwederstaanbaare kragt van zeggen betreft; doch by was geen demosthenes in bondigheid van opstellen. De Welspreekenheid op den kanssel stak niet sterk uit. De Redenvoeringen van onze beste en beroemdste Godgeleerden waren verstandig, oordeelkundig, behelsden heerlyke lessen, voorgesteld in eene eenvoudige, klaare, en zomtyds cierlyke, taal. Zy maaken een dierbaar gedeelte uit van de kngelsche Letterkunde, en hebben, in het zedekundige en het schriftverklaarende, groote verdiensten; maar zelden klimmen zy op tot het verheevene, zelden ontmoeten wy dat grootsche, dat tedere, dat vervoerende, waar toe Onderwerpen den Geestlyken Redenaar ruime en ryke stoffe verschaft. Indien een hunner, ten deezen opzigte, moet uitgezonderd worden, is het de Bisschop sherlock. Zyne Leerredenen zyn, over 't algemeen, geschoeid op dezelfde leest, als die zyner Tydgenooten; doch hy neemt zomtyds een hooger vlugt. Wat de Geschiedschriften aanbelangt. Wy hebben te vooren rapin beschouwd, in zo verre zyn schryven Staatkundige waarde en invloed hadt, verder komt hy niet in aanmerking. Engeland ontbrak het lang aan bekwaame Geschiedschryvers: geenzins aan berigtgeevende | |
[pagina 285]
| |
Werken; doch zy hadden fraayheid noch styl. 't Was bewaard gebleeven, voor 't laatste gedeelte der Regeeringe van george den II, Engeland in staat te stellen, om, in dit stuk, andere hedendaagsche Volken, en zelfs de Ouden, te evenaaren. Aan Mr. hume en Dr. robertson, moeten wy zo groot eene omwenteling dankweeten. Schryvers, waar by een gibbon, en meer anderen, behooren geplaatst te worden, wanneer wy tot een laater tydperk komen. 't Leedt lang, eer dit Ryk in Leevensbeschryvingen uitstak. Eene menigte van afzonderlyke Leevensgeschiedenissen kwam te voorschyn; doch zy preezen zich niet aan, door iets voortreffelyks, ten opzigte van de keuze, de netheid van opstel, of schranderheid van bedenkingen. De overzetting, eerst van bayle alleen, en de volgende uitgave van zyn Werk, met veele bygevoegde Leevensschetzen, een Werk van tien Deelen in Folio uitmaakende, bragt een algemeener smaak, tot de kennis der Leevensgeschiedenissen, te wege. De Biographia Brittannica, alleen geschikt om de waardige Mannen onzes Lands voor vergetelnisse te bewaaren, vermeerderde naderhand onzen Letterschat; en mogen deeze Werken, schoon op een zeer ongelyken voet uitgevoerd, aangemerkt worden als dierbaare voorwerpen der Lettergeschiedenis van dat Tydperk. Van de afzonderlyke Leevens, toen beschreeven, kunnen 'er weinige in vergelyking komen, by dat van cicero, door middleton. Mallet's Leevenschets van Lord bacon zou meer uitmunten, hadt hy byzonderder geweest in de opgave van de Wysbegeerte diens grooten Mans. Toen mallet het Leeven van marlborough zou schryven, merkte men aan, dat hy, vergeeten hebbende, dat bacon een Philosooph geweest was, ook gevaar liep om te vergeeten, dat marlborough een Generaal geweest ware. De Leevensgeschiedenissen zyn, in laater tyd, eene meer geliefde bezigheid der Letteroefenaaren geworden. In het voorbygaan mogen wy aanmerken, dat dit Tydperk zo wel in Geleerde, als in Leevensverhaalende, verzamelingen uitstak. De Woordenboeken van harris en chamber zyn Werken van aanbelang, en het laatstgemelde behaagde ongemeen. Voortbrengzels van deezen aart, die de Weetenschappen naar de Letteren van het A, B, C, voordraagen, hebben het Volk in staat gesteld, om eenige kundigheid op te doen van 't geen hunne nieuwsgierigheid opwekt, of hunne aandagt trekt. | |
[pagina 286]
| |
Eene andere soort van Schriften, geschiedkundig in den aart, doch verdicht in den grond, werd zeer volmaakt, door twee ongemeene Mannen, fielding en richardson. Deeze Heeren verschilden zeer in hunne bekwaamheden, doch staken beiden uit, in de soort van opstellen, die zy ieder verkoozen. Fielding, don quixot, en gilblas tot zyne voorbeelden neemende, slaagde ongemeen in 't boertige, en het vertoonen van Characters in het gewoon burgerlyk leeven. Richardson, wiens vernuft met de daad oorspronglyk mag heeten, toonde de doorkneedste kennis van 't menschlyk hart te bezitten, en een verbaazend vermogen, om 't zelve te beschryven, en gaf een voorbeeld van harttreffende verhaalen, waar in geen eeuw, geen volk, hem evenaarde. Beide deeze Schryvers hebben eenige gelukkig slaagende Navolgers gehad. Smollet kwam naast aan fielding, en eenige Dames, die de pen voerden, wisten richardson best op zyde te komen. Wat de gemeene hoop van Romans betreft, onder welke de Drukpers gezweet heeft, die zulk een valschen smaak in 't leezen verwekt, en voor jonge gemoederen zo schadelyk geweest zyn, zy verdienen niet genaamd te worden, dan alleen ter berisping. Onder zo veele voorwerpen, die de aandagt eener geleerde en naspeurende Eeuwe trokken, was het niet waarschynlyk, dat men de Oordeelkunde geheel zou over 't hoofd zien. Deeze tak bleef niet onaangekweekt, en wy hebben verscheide voortbrengzels in deeze soort van Letterkunde, schoon de Schryvers zelden verder gaan, dan addison, in eene wysgeerige naspeuring van het Schoone, in den schryftrant. Een zyner keurigste en gelukkigste Leerlingen was spence. In 't einde kwam 'er een verfynder geest van oordeelkundig onderzoek te voorschyn. Warburton deedt hier verscheide poogingen, zomtyds met een gelukkigen uitslag, doch dikmaals met meer vernufts dan bondigheid. Hurd betoonde hetzelfde vernuft te bezitten, maar teffens jnister oordeel, en kiescher smaak. Lowth bereikte, in zyne Lectures on Hebrew Poetry, den hoogsten rang van voortreflykheid als een Oordeelkundige. Lord kaimes zogt de schoonheden der opstellen, in de verholenste schuilhoeken van het menschlyk hart, en bragt, in de diepte zyner naspeuringen, de keurigheid wel eens tot een uiterste. Dit kort verslag van den Staat der Geleerdheid en Fraaije Letteren zou onvolkomen weezen, indien wy niet in opmerking namen, hoe de Schryvers in Schotland, in dit | |
[pagina 287]
| |
Tydperk, en byzonden in het laatste gedeelte, uitstaken. Maclaurin hebben wy als Wysgeer reeds vermeld, en simpson mag 'er als Wiskundige worden bygevoegd. Blackwall zou men te recht hoog roemen, wegens zyne kennis in de Oude Letterkunde, hadt hy dezelve niet ontluisterd door schoolvossery en gemaaktheid. De Schotsche Schryvers hebben zich bovenal toegelegd op Bovennatuurkundige naspeuringen, en het voortzetten der leere des Zedelyken gevoels. Het leerstelzel, door hutcheson ontworpen, werd grootlyks verbeterd, en kwam te voorschyn in verscheide vernuftig opgestelde Schriften, waar door de kennis der beginzelen en aandoeningen van 's Menschen Ziel grootlyks bevorderd werd. Wanneer wy hier een hume, Lord kaimes, reid en adam smith noemen, doen wy het alleen Geschiedkundig, zonder ons in te laaten tot een onderzoek, hoe verre hunne byzondere Stelzels op de Waarheid gegrond zyn. En wy zullen niet onderzoeken of de Engelsche hartley, in eenig opzigt, gelukkiger geslaagd is, in het verklaaren der zielsgesteltenisse. - De voortgang der Maatschappy en Zeden is desgelyks diep nagespeurd, door de Schryvers van Noord-Brittanje. Hume en robertson, mede uit dat gedeelte des Britschen Ryks, hebben wy reeds, als onze beste Geschiedschryvers, vermeld. Arbuthnoth en thomson waren in Schotland gebooren, schoon zy het grootste gedeelte in Engeland doorbragten. Met één woord, Schotland heeft ruim en ryklyk zyn aandeel, in het vergrooten van den Letterroem deezer Eeuwe. Ierland moet in deeze Beschouwing niet overgeslagen worden. Ierland mag op swift en berkeley roemen. Ierland heeft in de Godgeleerdheid een abernethy, een clayton, en een leland voortgebragt; en een anderen leland, den Overzetter van demosthenes, den Geschiedschryver van philippus den Macedonier, en van zyn eigen Vaderland. Wanneer wy het oog slaan op het Tydperk, dus kortlyk beschreeven, blykt duidelyk, dat het een werkzaam Tydperk geweest is, ten opzigte van het aankweeken der Geleerdheid en Letterkunde. Een groot aantal gewigtige onderwerpen werd 'er in onderzogt, en dit onderzoek bragt eene groote omwenteling voort, in de heerschende gevoelens des Ryks. Men verspreidde veel lichts op de gewigtigste stukken, die 's Menschen aandagt trekken. De Rede werd zeer opgeschranderd, en een vryer wyze | |
[pagina 288]
| |
van denken greep stand. Het was eene byzonder aangenaame omstandigheid, dat alles voorwaards ging. Het laatste gedeelte der Regeeringe van Koning george den II was niet alleen schitterend in de Wapenen, en bloeiend in den Koophandel, maar ook gunstig tot het bevorderen der Kunsten en Weetenschappen. |
|