Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGetuigschriften en verslag wegens de bouwing en teeling der meekrap, in Engeland.Aan de Heeren Uitgeeveren der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen.
Myn Heeren!
Daar ik geenzins twyffele aan UEds. bereidwilligheid, om, by voorkomende gelegenheid, mede te werken, ter bevordering van de verschillende takken van onzen Vaderlandschen Landbouw; en nadien de Meekrapteelt met regt voor een zeer voornaamen kan gehouden worden, neeme ik de vryheid om aan UEd. te zenden, eene vertaaling van Getuigschriften en Berigten, overgeleverd, aan het Genootschap ter aanmoediging van Konsten, Handwerken en Koophandel, te London; ter mededinging naar de door het zelve uitgeloovde praemien, tot aanmoediging van de Meekrapteelt in Engeland. Voor dit onderwerp alleen heeft het gemelde Genootschap, zedert den tyd van deszelvs opregting, in den Jaare 1753, tot den Jaare 1776 ingeslooten, uitgegeeven eene zomma van 1516 p. St. | |
[pagina 196]
| |
of 16676 Hollands. Gemerkt nu uit de gezondene Getuigschriften blykt, dat de ingezamelde hoeveelheden van een gemet land zeer aanmerkelyk zyn, en 'er een verslag van de wyze van teeling, inzameling en verdere behandeling word gegeeven, welke denkelyk, in veele opzigten, met die onzer Boeren zal verschillen; zoo dagt ik het niet ondienstig, dezelve, door middel van UEds. veel geagt Maandwerk, onder het oog onzer Landbewooners te brengen, of daar door de een of andere onder dezelve aanleiding mogt bekomen, om die wyze van behandeling te beproeven, en te onderzoeken, of dezelve hem grooter gewassen dan de gewoone wyze hier te Lande mogte verschaffen. Zo verre als my bewust zy, is het Product van dat gewas in ons Land nooit zo aanmerkelyk, als dat waar van deeze Engelsche Getuigschriften gewaagen; en 'er is tevens uit af te leiden, tot welk een sterken prikkel, de uitgeschreeven praemien van het Londonsche genootschap, ter aanmoediging van Konsten, Handwerken en Koophandel, gestrekt hebben, om deeze voordeelige culture in Engeland in te voeren; dewelke zedert dien tyd een bestaan gekreegen, en geheel op de been geholpen is. Men kan hieruit verder opmaaken, wat wy door den tyd met regt van de heilzaame poogingen van den loffelyken huishoudelyken tak der Maatschappy van Haarlem, ten voordeele van den Landbouw en Handwerken van ons Vaderland, mogen verwagten; dewelke, benevens zoo veele diergelyke opregtingen in andere Landen, zynen oorsprong aan dit wel ingerigte voorbeeld verschuldigd is. Uit hoofde deezer overweegingen, vleije ik my, dat UEds. niet zullen weigeren, het toegezondene eene plaats in uw Tydschrift te gunnen: in welke verwagting ik met alle agting blyve, Myn Heeren! UE.DWDienaar, oeconomicus. Rotterdam, den 18 January, 1783. | |
Overgenomenuit de Memorien over den Landbouw, gezonden aan het Genootschap ter aanmoediging van Konsten, Handwerken en Koophandel te London, byeenverzameld en uitgegeeven, door robbert dossie, Schildknaap, het IIIde Deel. | |
[pagina 197]
| |
Artykel 8.‘Getuigschriften, benevens Verslag, van de byzondere wyze van bouwing en teeling, ingezonden ter mededinging naar de Praemien, aangeboden door het Genoodschap ter aanmoediging van Konsten, enz. voor de grootste hoeveelheid Meekrap, op een Gemet geteeld’.
Het Genoodschap heeft onder andere middelen, door welke zy getragt heeft, de Meekrapteelt in Engeland in te voeren en uit te breiden, geduurende eene reeks van Jaaren, Pryzen aangebooden op het voortbrengen van de grootste hoeveelheid van dien wortel op een Gemet lands; mids dat de Dinger naar dezelve een behoorlyk verslag gave, van zyne byzondere wyze van die te teelen. Het oogmerk deezer Praemien was niet alleen, om de poogingen ter verbetering der handelwyze, van de Meekrap te bouwen en te reeden, toen in gebruik, op te wekken; maar ook om de middelen te verkrygen, ter ruimer uitbreiding der kennisse van de beste deezer handelwyzen, welke in Engeland maar aan eenige weinigen bekend waren. Deeze Praemien of Belooningen waren, tot aan het jaar 1767, Twintig ponden Sterlings (ƒ 220 -:-:); zynde overal zonder eenige bepaaling aangebooden, voor de grootste hoeveelheid op een gemet geteeld; moetende de mededingers een verslag van de wyze van bouwing geeven. Maar in 1768 wierd een Som van 25 ponden Sterl. (ƒ 275 -:-:) aangebooden, aan den geenen, die de grootste hoeveelheid van drooge en zuivere wortelen, niet minder dan vierdnizend ponden van een gemet, zoude voortbrengen. Vyftien ponden Sterl. (ƒ 165 -:-:) voor den naast daarby komenden, niet minder dan drie duizend ponden. En tien ponden Sterl. (ƒ 110 -:-:) voor den daar aan volgenden, niet minder dan twee duizend ponden: moetende de Dingers naar deeze Praemien een verslag geeven van de handelwyze van het reeden, zo wel als van het teelen of bouwen, der Meekrap. In 1772, wierden de bepaalingen deezer aangeboodene belooningen nogmaals veranderd: en de som van vyf en twintig ponden, of de gouden Medaille, wierd aan den geenen aangeboden, die de grootste hoeveelheid Meekrap zoude voortbrengen, volkomen gereed gemaakt voor het gebruik der Fabrikeurs; niet minder zynde dan twee en dertig honderd ponden; met aanwyzing der onderscheidene zoorten, in welke dezelve moest verdeeld zyn; en de hoe- | |
[pagina 198]
| |
veelheid van iedere zoort; wordende tevens een volkomen verslag van de bouwing en reeding geeischt. Ingevolge deezer onderscheidene uitgeloofde Praemien, zyn de navolgende Getuigschriften en Verslagen, aan het Genoodschap toegezonden. Men heeft, door het in 't licht geeven van dezelve, niet bedoeld, de daarin beschreevene handelwyzen, boven anderen aan te beveelen, als geschikt om algemeen aangenomen te worden: dewyl inder moeijelyke en onkostbaarder handelwyzen van bouwing, in veele gevallen, meerder geschikt zouden mogen zyn voor de omstandigheden van den bouwer en den grond, en, over het geheel genomen, ten opzigte van het voordeel, ruim zo wel beantwoorden kunnen. Maar de kennis van die middelen, door welke de grootste gewassen van Meekrap gewonnen zyn, dus algemeen te verkrygen zynde, wordt daardoor aan den minder kundigen Landbouwer, gelegenheid gegeeven, om dezelve aan te neemen, voor zoo verre als ze hem in byzondere gevallen nuttig zyn mogen, daar hy anderszins niet alleen onkundig van dezelve zou moeten blyven; maar zelfs in veele gevallen verstooken zyn van de magt, om zoodanige onderrigtingen te kunnen erlangen.
Hr. crow's Getuigschrift, wegens het planten van Meekrap, met een Verslag van de Bouwing en Reeding, in 1771.
Feversham, den 1sten January, 1771.
Deeze dient ter getuigenis, dat Jan Crow, uit de parochie van Feversham, in het Graafschap Kent, uit één gemet en agt roeden lands, in de parochie van Feversham, te vooren een Hopgrond van den Schildknaap Lawson, grenzende aan de laan, genoemt Beulslaan, gedolven heeft 3252 ponden drooge en gezuiverde Meekrap-wortelen; waar van hy zeven ponden tot een monster heeft gezonden; zynde van dezelfde deugd als de geheele party. De bovenstaande Meekrap is een driejaarig Gewas, en niet meer. (was getekend) Richard Marsh, Predikant. Jan Creswell en Thomas Morris, Kerkmeesteren van Feversham. Jan Crowe, Jan Corne, Jan Pratt en Hendrik Anderson. | |
De wyze van teeling deezer Meekrap.Na het land tweemaalen geploegd, en het zelve verscheidemaalen geëgd en gerold te hebben, tot dat het fyn | |
[pagina 199]
| |
en zuiver was, ploegde ik het zelve weder met een Voetploeg, of het geene ik een Greppel-ploeg noeme, die tweemaal in de voore gaat, en de tweede voore geheel over de eerste heen keert. Met tweemaal in dezelfde voore te komen, kan ik den grond veertien duimen diep ploegen, wanneer ik den grond in twee vooren sny. De grond is dus veel ligter en fynder dan wanneer ik met eene voore tot dezelfde diepte geploegd hadde; en drie Paarden deeden dit werk met gemak; waarentegen, wanneer ik in eens tot die diepte hadde willen ploegen, zou ik zes of agt Paarden moeten gehad hebben. Wanneer ik het land op bovengemelde wyze hadde afgeploegd, liet ik 'er geen Paard meer op koomen; maakte het verder gelyk met een tuinhark of klauw. De grond kan niet te ligt of te fyn voor de Meekrap zyn. Vervolgens plant ik de Meekrap op bedden, op dezelfde wyze als de Tuiniers de aspergien planten; en aardde dezelve op gelyke wyze aan. De aanaarding houd den grond zuiver, en maakt goede planten. De Meekrap-kiemen, in de versche en losse aarde groeijende, strekken hunne jonge wortelen en vezelen wyd uit; 't geen aan de plant eene verzekerde groeijing bezorgt. Zonder de aanaarding zouden de planten in het opneemen afbreeken, als de krabbeklauwen zonder de wortelen; zoo dat de helft niet zoude vatten; en die het deeden, zouden maar weinig opgang maaken: 't geen de reden is dat wy in 't algemeen geen beter gewassen in Engeland hebben. Ik plant altoos meer dan dertig duizend kiemen op één gemet: waartegen de gewoonte is geweest van 'er maar vyftien of twintig duizend te planten. Wanneer de grond volkomen beslaagen is, houd de Meekrap dien schoon. De beste wyze die ik kan vinden, om Meekrap te teelen, is het land zuiver, fyn en diep te maaken, 'er goede planten in te zetten, en het zelve het eerste jaar zuiver en schoon te houden: voorts zal het zich zelve wel schoon houden, na dat de grond bedekt is. | |
Handelwyze om de Meekrap te reeden.Na dat ik dezelve op het veld, zo veel als mogelyk was, gedroogd, en 'er de kley afgeschud hadde, bragt ik ze naar huis, liet ze zoo agt of tien dagen leggen; en keerde ze om den anderen dag om, tot dat ik ze zoo schoon, als ik konde, gemaakt hadde. Ik droogde ze vervolgens op een Hop-Eest, tot dat ze volkomen droog was; dorste ze verder op den vloer af, tot dat 'er alle vul- | |
[pagina 200]
| |
ligheid van afging: en haalde 'er voorts met vorken en klauwen de langste wortelen af, die volkomen rein waren. Ik verschoot wyders met een schop alle de korte einden en vuiligheid over den vloer: de klompjes klei en de kleine steentjes woeijen naar het boveneinde der vloer, en de Meekrap viel digt by my neder. Ik zifte vervolgens met eene wyde zeev, de beste Meekrap-wortels 'er uit, en eindigde met eene fyne zeev, op de eigen wyze, als nien met tarwe of ander graan doet.
Hr. crow's Tweede Getuigschrift, wegens het planten van Meekrap, met een Verslag van de Bouwing en Reeding, in 1771.
Feversham, den 14 November, 1771.
Deeze dient om te bevestigen, dat ik Jan Crow, in de parochie van Feversham, in het Graafschap Kent, hebbe opgedolven, van één gemet en twee roeden lands, leggende in de parochie van Feversham, in een stuk gronds, genaamd Cutthorn, 3345 ponden drooge en zuivere Meekrap-wortelen: van welke ik een monster van zeven ponden, 't geen van dezelfde hoedanigheid als de geheele party is, gezonden hebbe: tot een getuigen zy myne handtekening.
Jan Crow.
De bovengemelde Meekrap is een driejaarig Gewas, en niet meer. Als getuigen der waarheid van het boven bevestigde. (was get.) Richard Marsh, Predikant. Jan Creswell en Thomas Morris, Kerkmeesteren. Jozeph Joachim, Balliuw, van Feversham. Eduard Jacobs, J. Brick, Jan Corne en Hendrik Anderson. | |
De wyze van teeling was als volgt.Het stuk Lands was een oude Hopgrond, dien ik tot dat einde opgroef, vervolgens, even als van de voorigen gezegd is, met een greppelploeg, tweemaalen ploegde, ter diepte van veertien duimen omzettede, en op gelyke wyze met Tuinklauwen effende. Ik plantte 'er vervolgens, in de maanden van October en November, de Winterkiemen in; dewelke ik boven de Zomerkiemen keure, om twee redenen: voor eerst denk ik dat zy een beter gewas voortbrengen; en | |
[pagina 201]
| |
ten tweeden berooven wy ons gewas, grootlyks, met de kiemen in het voorjaar op te neemen. | |
De wyze van reeden.Het Verslag van dezelve komt in alles overeen, met het voorige, zynde juist eveneens behandeld.
Hr. crow's Derde Getuigschrift, wegens het planten van Meekrap, met een Verslag van de Bouwing en Reeding, in 1772.
Feversham, den 31 October, 1772.
Deeze dient om te getuigen, dat ik Jan Crow, van de parochie van Feversham, in het Graafschap van Kent, hebbe opgedolven, uit één gemet en ééne roede gronds, 5154 ponden, drooge en zuivere Meekrap-wortelen: van welke ik een monster van zeven ponden, van gelyke hoedanigheid als de geheele party, gezonden hebbe: getuige zy myne handtekening.
Jan Crow.
De bovengemelde Meekrap was een driejaarig Gewas, en niet meer, en is gegroeid op een stuk gronds, bekend by den naam van Cutthorn in de voornoemde parochie.
Bezwooren voor my, op bovengeschreeven dag en jaar,
Bezwooren voor my, als boven.
De bovengemelde Meekrap is in onze tegenwoordigheid gewoogen. (was get.) Richard Marsh, Predikant. Jacob Tappenden, Notaris. Jan Creswell en Thomas Morris, Kerkmeesters van Feversham. Hendrik Anderson en Jan Baldwin. | |
De wyze van teeling van deeze Meekrap.De grond was een oude Hopgrond, die, zedert veele Jaaren, sterk was bemest geworden. Na dat de wortels der hopplanten waren opgegraaven, is de grond op gelyke wyze geploegd, als van den voorigen gezegd is, ik egde dien vervolgens met Paarden, en maakte denzelven zeer fyn. Maar, dewyl ik vreesde, dat de grond door het getrap der Paarden te veel geslooten zoude zyn geworden, | |
[pagina 202]
| |
ging ik tot de kosten over, om de beddens, op welke de Meekrap gepoot wierdt, om te spitten met drietandige spaden; dezelfde als daar wy de hopgronden mede omspitten. Ik liet zoo diep spitten als de ploeg te vooren getast hadde; maakte het vervolgens zelf fyn en gelyk, met tuinklauwen, en trok eene linie over het midden van de bedden. Ik liep voorts de bedden over met een zwaaren hark of klauw, aan welks ondereinde een stuk nouts van zes duimen vierkant gehegt was, voorzien met vier tanden, gemaakt in de gedaante van wiggen, omtrent tien duimen vaneen staande. Deeze klauw word door één man over het bed getrokken, en laat vier smalle vooren of streepen na; dienende voor de planters, om in te planten; en de planten staan als dan zeer regt en wel geschikt. Wyders hield ik den grond den geheelen Zomer schoon, met schoffelen en handwieden; en begon, in November, met de planten aan te aarden. In het begin van Maart daar aan volgende wierdt de grond weder met tuinklauwen gelyk gemaakt. Deeze Meekrap was zoo sterk, dat ik genoodzaakt was, drie spit diep te spitten, om dezelve op te delven, tot dertig ponden Sterling (ƒ 330 -:-:) kosten. | |
De wyze van deeze Meekrap te reeden.Voor het grootste gedeelte was de behandeling gelyk aan de te vooren beschreevene. Wanneer dezelve op den Hop-Eest gedroogd wierdt; 't geen een zeer geschikt werktuig tot dat einde is, liep een Arbeider verscheidemaalen over den hoop wortelen heen en weder; 't geen 'er de aarde veel doet afgaan; men keert dezelve onderwylen veelmaalen om; wanneer ze droog genoeg is, zal ze knappen als eene Tabakspyp.
Hr. walker's Getuigschrift, wegens het planten van Meekrap, met een Verslag van de Bouwing en Reeding, in 1772.
Feversham, 31 October, 1772.
Deeze dient om te getuigen, dat ik George Walker van Feversham, in het Graafschap Kent, hebbe opgedolven, van één gemet en vier roeden Lands, in het stuk gronds bekend by den naam van Koningsveld, in de gemelde parochie liggende, langs den weg naar London, 2793 ponden drooge en zuivere Meekrap-wortelen, van een driejaarig | |
[pagina 203]
| |
Gewas: waarvan ik een monster van zeven ponden, van dezelfde hoedanigheid als de geheele party, gezonden hebbe.
(was get.) George Walker.
In kennisse der waarheid van het bovengemelde getuigenis bezwooren door Jan Crow, die gebruikt is geworden, om de bovengemelde Meekrap te doen opdelven en droogen, jaar en dag als boven gemeld.
(was get.) Jan Crow.
In myne tegenswoordigheid bezwooren;
De bovengemelde Meekrap is in ons byzyn gewoogen. Richard Marsh, Predikant. Jacob Tappenden, Notaris. Jan Creswell en Thomas Morris, Kerkmeesters van Feversham. Hendrik Anderson, en Jan Baldwin. | |
Wyze van deeze Meekrap te teelen.De manier, waar op deeze Meekrap in het bouwen behandeld zy, is in alles overeenkomstig, met de te vooren opgegeevene; maar 'er word niet gezegd, tot welk einde het stuk lands, te vooren, gebezigd wierd. Het aanaarden der planten, in November, is geschied door twee spit breed tusschen de bedden te spitten; het eene spit op het bed ter regter-, en het ander spit op het bed ter linkerhand liggende. | |
Wyze van deeze Meekrap te reeden.Het bovengemelde gemet Meekrap was gedroogd en gereed, door Hr. Crow, op dezelfde wyze, als hy zyne eige Meekrap gedroogd heeft.
Hr. crow's, Vierde Getuigschrift, wegens het planten van Meekrap, met een Verslag van de Bouwing en Reeding, in 1773.
Feversham, den 1 November, 1773.
Deeze dient om te getuigen, dat ik, Jan Crow, van de Parochie van Feversham, in het Graafschap Kent, uit één gemet land, in een stuk, genaamd Cutthorn, in de parochie van Feversham voornoemd, gedolven hebbe | |
[pagina 204]
| |
2783 ponden drooge en zuivere Meekrap-wortelen; van welke ik een monster van zeven ponden gezonden hebbe; 't geen van dezelfde hoedanigheid is, als de geheele party; de bovengemelde Meekrap is een driejaarig Gewas, en niet meer. (was get.) Jan Crow.
Feversham, den 1 November, 1773.
Ik betuige, dat Jan Crow, heden voor my, met Eede heeft bevestigd, dat het bovengemelde Getuigschrift, in alles, waaragtig is. Eduard Jacob, één van zyne Majesteits Regters van gemelde Stad. en was verder getekend. Richard Marsh, Predikant. Thomas Gibbs, Hendrik Jonas, Kerkmeesters te Feversham. Thomas Bennett, Jozeph Parkins, George Walker, Hendrik Anderson, JanGregory, Jan Creswell. | |
De wyze van bouwing van deeze Meekrap.Het land was, zedert menige jaaren, een Hopgrond geweest; en in het opspitten der hop-wortelen, liet ik den grond twee spit diep omspitten, 't geen denzelven zeer bekwaamde voor Meekrap. Vervolgens doopte ik de Planten in slykwater, dat eene dikte als beslag had, 't geen dezelve voor 't verwelken bewaart, zelf in het droogste weder: voor 't overige zyn ze behandeld, als van de voorige gemeld is. | |
De wyze van reeding deezer Meekrap.De behandeling was hier in alles gelyk, aan die der voorgemelde partyen.
Hr. crow's Vyfde Getuigschrist, wegens het planten van Meekrap, met een Verslag van de Bouwing en Reeding, in 1774. Feversham, den 1 November, 1774.
Deeze dient om te bevestigen, dat ik, Jan Crow, van de parochie van Feversham, in het Graafschap Kent, hebbe opgedolven, uit één gemet, en ééne roede lands, liggende in de parochie van Milton, naby Siltingbourne, | |
[pagina 205]
| |
in het zelfde Graasschap, 1868 ponden MeekrapGa naar voetnoot(*), volkomen afgereed, en bekwaam voor Lakenverwers- en Katoendrukkers-gebruik; ik heb dezelve in twee zoorten gemaalen, krappen en onberoosde. Van de eerste zoort, zyn 'er 743 ponden; van de laatste zyn 'er 1125 ponden: van welke ik tot een monster van iedere zoort twee ponden gewigts gezonden hebbe, ingevolge van de bekendmaaking. (was get.) Jan Crow.
Als getuigen van het bovengemelde, getekend door Thomas Lamprey, Predikant van Milton; Thomas Quested, Eduard Crisfield, Kerkmeesters; Jan Black, Thomas Peckenham, Opzienders; Jan Wood, Chirurgyn, Hendrik Anderson. | |
De wyze van bouwing deezer Meekrap.Het Land was, geduurende verscheide Jaaren, met Hop heplant geweest, dewelke ik liet uitspitten. Ik ploegde het zelve met een gewoonen ploeg, alleen maar omtrent zes duimen dieper, dan wy voor graan ploegen; waarna het, met eene handegge en tuinklauwen, gelyk gemaakt is. - De grond toen zeer fyn en zuiver zynde, plantte ik de kiemen op bedden, vyf en een halve voet breed; en plaatste dertig duizend kiemen op één gemet. Het wieden, aanaarden, en weder gelyk maaken, is op dezelfde wyze behandeld, als van de voorige gemeld is: het Gewas mede driejaarig, en niet meer, zynde. | |
De wyze van reeding en verdere bereiding deezer Meekrap.Na dat dezelve, op de te vooren beschreeven wyze, uitgedolven zynde, droog en rein was gemaakt, is dezelve andermaal op den Hop-Eest gebragt; dewyl de Wortelen, koud zynde, taay worden, en zig niet willen laaten maalen; | |
[pagina 206]
| |
maar weder knappend hard op den Eest gemaakt moeten worden. Hier op hebben wy dezelve, onder op den kant staande, maalsteenen gebragt, en 'er onder gelaaten, tot dat ze dermaate gekneust waren, dat 'er de buitenschil geheel af was; of tot dat de grootste helft door den builmolen, of de zeev gaan wilde; het overige bragten wy weder onder de steenen; en dat gemaalen en gebuilde, noemen wy Krap. (was get.) Jan Crow.
NB. ‘In de bovenstaande Vertaaling is een Gemet genomen voor een Engelschen Acre, het welk niet volkomen zoo groot is, als onze halve Morgen of Gemet; staande de Engelsche Acre, tegens een Rhynlandsch Gemet, als 1089 tot 1112.
Men heeft my gezegd, dat, wanneer men hier te Lande, in de beste streeken der Meekrapteelt, van één Gemet, 3000 ℔ drooge zuivere Meekrap-wortelen inzamelt, zulks voor ongemeen groot gerekend word.’ |
|