Eene aanmerking over de gierigheid.
Een der voornaamste bolwerken, achter welken zich de pynigende Gierigheid verschanst, is het voorwendzel der zo edele zuinigheid. - ‘Matig te leven, zegt de Vrek, is het middel tot behoudenis van ziel en ligchaam; - en 't maakt ons bestand tegen den kwaden dag.’ - In dit kunstig harnas gegespt, oordeelt hy zich voor de stemmen der natuur en van den Godsdienst schootvry; schraapt goud en zilver by een; - verdubbelt zyne sluitingen; - verhoogt aan zyne elendige schuldenaars de renten; - drukt het onnozel hart van Weduwen en Weezen; - ontzegt zich volstrekt alle genieting van zinlyk en zedelyk genoegen, - en pynigt zich door het gemis van zyne behoeften, en 't gevoel van redenlooze vrees, en verfoeit wantrouwen. - Schelmsche moordenaar van u zelven, beul van uwen natuurgenoot! - ziet gy niet, dat gy, onder den dekmantel der matigheid, meer dan iemand op aarde u aan onmatigheid vergrypt?
Matigheid, de edelste, de uitgebreidste, misschien daarom de moeilykste deugd, is de voldoening eener redelyke of dierlyke neiging, in zulk eenen trap, als onze behoefte vereischt, om gelukkig te zyn: - hy die deze neiging meer - of minder opvolgt, wordt even daardoor onmatig. - De gierigaart overtreedt deze gestelde maat aan beide zyden te gelyk. - Hy vergadert meer - en gebruikt minder, dan tot zynen nooddruft vereischt wordt: - terwyl hy zich heden alles, wat zyne natuur van hem eischt, ontzegt, en dus geene neiging voldoet, zwoegt hy angstvallig, en op eene schandlyke wys, voor eene behoefte van morgen, die hy nog minder voornemens is te voldoen. - Vreemd verschynzel van onmatigheid!
Het verdient echter in de daad geenen beteren naam. - En ten bewyze hiervan, heeft men zich alleen te herinneren, dat gierigheid eene ondeugd is, die niet dan in het voorwerp verschilt van de trotsche hovaardy, en van de wellustigheid: - daar de eerste iemand in 't bejag van valsche eer, - en de tweede in dat van vuile vermaken, buitensporig doet worden, veroorzaakt de gierigheid die zelfde onmatigheid in de zamengiering van gevloekt geld. - En 'er is geen verder onderscheid tusschen deze drie dochters van den dood te ontdekken, dan dit, dat, terwyl de eerzuchtige en wellustige veel begeert om veel te genieten, de Vrek eenen goudhonger heeft, en alle zyne vermogens afmat, om - niets te genieten! - Als of het vergaderen van schatten zyn werk en spyze, - zyn zweet en zyn voedzel, te gelyk ware! - maar, dit maakt de Vrekheid te bespotlyker, en te meer verfoeilyk.
Maak 'er eenen algemeenen regel van, en schryf denzelven