Het K. Maar, Papa! het blyft immers evenwel Rivierwater!
De V. Ja. - doch, het heet Zeewater, om dat het, in zo een groote plas komende, zout of brak wordt, en, zonder zuiverende middelen, byna niet te gebruiken is! - gy hebt menigmaal een kaars uitgeblazen, Willem?
Het K. Ja wel, Papa!
De V. Maar als gy nu een geheel vuur moest uitblazen, waarvan de vlam zo veel groter is, of eenen brand blussen, dat zoudt gy niet doen kunnen; en toch blyft het een vlam. - Zo is het ook met het Rivier- en Zeewater gelegen.
Het K Wel, kan die Zee niet hier of op onze Plaats komen? - ik ben 'er zo bang voor!
De V. Dit kan gebeurgen by zeer zware overstromingen, hoedanig eene, voor weinig jaren, nog verscheidene oorden van ons Vaderland in de diepste elende gedompeld heeft. - Het gebeurt egter zelden: - doch, men vreest, dat, met den tyd, het vlakke land, dat wy bewonen, meerendeels de prooi der woedende Zeegolven worden zal.
Het K. Myn lieve Papa! - ik hoop, dat wy dan weg zullen gaan. - Maar, hoe komt dat?
De V. Gy hebt geleerd, dat ons Land in een groten halven cirkel van de Noordzee omspoeld wordt; - deze neemt van tyd tot tyd den vasten grond aan de Zeeuwsche Kusten en elders weg; - zo dat, daar eertyds Vee graasde of Menschen woonden, nu de Zee spoelt, en de Schepen zeilen. - Deze woeste Noordzee is veel te na by ons Land, dat klein en meerendeels laag is, - en niet bestand tegen de yslyke aanvallen van de opgeruide Noordzee; - vooral, daar wy eenen gevaarlyken Vyand in onzen boezem hebben, die ons verraadt, daarmede heult, en gemeenschap houdt.
Het K. Wat wil dat zeggen, Vader? als ik het vragen mag?
De V. De Zuiderzee, die, gelyk u bekend is, binnen ons vaste Land ligt, is eigenlyk een inbreuk van de Noordzee, en door het gat van Texel, 't geen maar zeer eng pleeg te zyn, ingespoeld, of ingedrongen, moet ik zeggen - en deze Sinjeur heeft nu reeds zo veel gronds weggenomen, zo veel binnenlandsche macht verkregen, en zo menig dierbaar recht en eigendom der vrye Vaderlanderen verslonden, dat het te bejammeren is - en, dewyl het gat van Texel dagelyks nog al ruimer wordt, vreest elk kundig Zeeman, ten zy men, van nu af, misschien de krachtdadigste middelen daartegen aangrype, dat, met verloop van jaren, de geheele Noordzee met de Zuidzee zich vereenigen, te gelyk in ons land indringen, alles overweldigen, en Nederland in een grondloos en eeuwig verderf begraven zal.......!
Het K. - Ach! - Ach!...
o......