Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 158]
| |
Verhandeling over den doortocht het noorden om, strekkende ter ontvouwing en waardeering van dit veelmaals behandeld onderwerp: met aanmerkingen over 't ys by de poolen.
| |
[pagina 159]
| |
altoos Ysbeddingen na denzelfden kant schuins, en die zyde is het, waar de eene op de andere schuiven. Zie hier hoe in de Zeeën aan de Poolen, verst van 't land verwyderd, de groote Ysbeddingen eenen aanvang neemen, zonder dat zy de nabyheid der landen noodig hebben; de grootste klompen bieden wederstand; de golven dryven de Ysschotzen voort, en alles hoopt op één. - Daarenboven staat, ten opzigte van het Ys by de Poolen, aan te merken, dat, wanneer de stormen de schotzen los maaken, en deeze aan den grond niet vast zyn, (want elk weet dat het Ys ten minsten zeven of achtmaalen dieper onder dan boven het water is,) de Ysklomp, aan den eenen kant zwaarder wordende dan aan den anderen, het evenwigt verliest, en tuimelt, zo dat het zwaarste gedeelte onderblyve. De Walvischvangers zien dit dikwyls, en de meermaals gemelde laatste beroemde Reizigers na het Noorden hebben dikwyls deeze tuimelingen waargenomen, als mede het schriklyk kraaken by droog weer en stormen gehoord. De verdere opeenhooping geschiedt niet van eene zyde, maar van alle zyden, in gevolge van het zwaarste punt der eerste Ysklomp. Beddingen voegen zich op één, niets in 't water het evenwigt belettende, wentelt zich de Ysklomp naar de zwaarste zyde: dezelfde oorzaaken vaaren voort met andere beddingen te vormen; en hier uit ontstaan, in 't einde, die vreeslyke Ysgevaarten, van eene onverbeeldlyke hard- en vastheid. De Sneeuw, de Yzel, de Regen, zo veelvuldig in die Gewesten, het schuimend Zeewater tegen die Ysgevaarten by stormweer kletrende, dient alles om bevriezende de hoogte te doen toeneemen. Van hier de schriklyke hoogte deezer Ysbergen, die zich verheffen als groote ketens van besneeuwde Bergen, tot dat ze de maat en het evenwigt bereiken, 't welk de Natuur aan alle dingen gesteld heeft. Wy zien, derhalven, dat de Zeeën aan de Poolen vol Ysschotzen zyn, die geduurig van gedaante en plaats veranderen: naar gelange meerder of minder stilte ze vereenigt, de stormen ze verbreeken, of zy, dieper in 't zeewater ingezonken, door de meerdere warmte beneden ontdooijen, waar door het middelpunt der zwaarte in de Ysklompen verandert. Deeze schets is genoegzaam om een denkbeeld te geeven van het Pool-ys, en de vorming van 't zelve, en men zal 'er uit kunnen opmaaken, dat de Poolen kunnen en moe- | |
[pagina 160]
| |
ten bevroozen zyn. - Dat de Zeeën aan de Poolen, by stil weer, aan de oppervlakte bevriezen, zonder dat daar toe Land noodig is: -Ga naar voetnoot(*) dat zich daar onmeetbaar groote Ysvelden vormen, die, stukken breekende en opeenkruijende by storm weer, nieuwe Ysbergen doen gebooren worden; - dat men, hoe nader aan de Poolen komende, des te meer Ys aantrof, uitgenomen in eenige zeldzaame gevallen, te kort van duur dan dat men 't op dien kans zon waagen; - dat, eindelyk, het onderscheid tusschen het Pool-ys en het Kust-ys hier in bestaat: dat het eerste gebooren wordt in de Zeeën by de Poolen, hoe wyduitgestrekt dezelve ook mogen weezen, en dat het laatste de kusten boordende ten teken van Land strekt. 't Is, alleen in deezen zin, waarheid, dat men, kan het anders geschieden, den weg niet te naby de bevrooze Kusten moet neemen. Dat het zelfs mogelyk is, op zommige plaatzen, ruimten of min zamengehegt Ys aan te treffen tusschen het Kust- en Pool-ys. Maar zal men het dan waagen zich tusschen deeze beide te laaten insluiten, openingen, te weder einden niet volkomen kennende? Welke poogingen men, tot nog toe, gedaan heeft, geen zekeren weg is 'er tot nog toe gevonden. Dus kan geen der Zeeën, doorgaande met Ys bedekt, aangemerkt worden, als een gebruikbaaren doortocht. Ten vierden, naspeuren, welke de Landpunten of Plaatzen zyn, die de meeste hindernissen verwekken. Zonder staan te blyven op de kleine bogten en moeilykbeden, van welken veele zeer groot kunnen zyn voor de vaart op den kant van het Kust-ys, is het noodig het oog te slaan op de Kaapen en Uithoeken, die den meesten tegenstand schynen te bieden aan den gezogten Doortocht. Indien men, van de Middaglyn van Parys, Westwaards aan wil vaaren, is het ras uitgemaakt: want alle de Walvischvangers, die het Ys van Groenland en Spitsbergen bevaaren, als ook de bekwaame Zeelieden, van alle Landen verscheidemaal derwaards gezonden, stemmen allen overeen, dat 'er langs de kust van Groenland, een groote Ysklomp is, die zich onafgebrooken hegt aan het Pool- | |
[pagina 161]
| |
ys, en na de zeven Filanden van Spitsbergen, van welke men niet Noordwaards op kan zeilen. 't Zy oude Zeelieden tydstippen hebben aangetroffen of niet, op welken zy verder Noordwaards konden dan de Zeven Eilanden, zulks maakt geen verschil. Het gaat vast, dat het nu onmogelyk is; dat de Walvischvangers, die in deeze Zeeën kruissen, geen Doortocht vinden ten Noorden van de Zeven Eilanden, waar in zy onbelemmerd kunnen vaaren, en onophoudelyk met het Ys moeten worstelen. 'Er is, derhalven, niets te beproeven, niets te hoopen, ten Westen van de Middaglyn van Parys in die Zeeën. Of de Kust van Noord-America meer of min uitsteeke, zulks baart geen verschil, naardemaal dezelve in het Ys beslooten ligge. - Desgelyks kan men ook niet Oostwaards ten Noorden van Spitsbergen stevenen. 'Er is, derhalven, nog overig, het te beproeven ten Oosten van de Middaglyn van Parys, of liever van de Middaglyn der Noordkaap van Lapland, om te zien of zich daar beter hoope opdoet. De groote vraag valt dan Nova Zembla aan de punt der Samojeden om te zeilen. Bekwaame Aardryks- en Zeevaardkundigen keuren de reis van wood, die het meeste aan dien kant bezogt heeft, niet goed: dewyl hy, gelyk ze met reden aanmerken, zich te digt aan het Kust-ys gehouden heeft. Maar het Pool-ys is ten Oosten van Spitsbergen, en is 'er tusschen 't zelve een kleine Doortocht geweest, zou daar uit volgen, dat het voorzigtig en mogelyk ware 'er dieper in te dringen om een nuttig Vaarwater te ontdekken. - Alle Zeelieden en Visschers van Wardhus en van Archangel, die 'er zo naby zyn, en zo dikwyls, door stormen gedreeven worden in deeze streeken, kennen dien Doortocht niet, en zy zouden denzelven weeten, als 'er een was. Heeft men dan ten eenigen tyde eene opening gevonden, men vindt dezelve niet meer. Alles wyst uit, dat Nova Zembla tot het Pool-ys strekt: zyn 'er gunstige oogenblikken geweest, het zou dwaasheid zyn zich met een schip in die openingen te begeeven, zonder verzekering te hebben van verder te kunnen geraaken. 'Er is dan geen bruikbaaren Doortocht. Maar nog verder Oost op, is het nog erger; men treft den Uithoek der Samojeden aan, waar het zo koud is, dat men zelfs te land het einde niet weet, en niets duidt aan dat dezelve ter zee omgezeild is. Dus zou men, behalven dat de Doortocht meestal met Ys bezet is door | |
[pagina 162]
| |
het Ys van het Waaygat, by den hoek der Samojeden, volstrekt stuiten. Het Kust-ys van 't Waaygat moet zich verder dan dien hoek uitstrekken, en wel tot aan het Pool-ys, en het schynt bykans eene beweezene zaak, dat het een Ysklomp is, die zich met de Pool veréénigt. De Russen, die het, in den Jaare MDCCXV, niet sleeden over 't Ys bezogten, trokken over de kleine velden Kust-ys, en bereikten de groote velden Pool-ys, zonder eenige afscheiding aan te treffen. Daarenboven, wanneer het gebeurde, gelyk ik reeds gezegd heb, dat Vaartuigen van die Gewesten een tydstip aantroffen, waar op Natuurkundige en boven aangeduide oorzaaken het omzeilen van dien hoek, voor dien tyd, mogelyk maakten, zou daar uit de Doortocht niet beweezen kunnen worden; want niets verschilt meer van een bruikbaaren Deo rtocht, dan het waarneemen van zulke oogenblikken, zonder verzekering te hebben van de heen en weder reize. Ziet daar de ontebovenkomelykste zwaarigheden. Wyders de Kust een weinig Zuidwaards strekkende, moest in den Zomer warm worden, en eenigen tyd het Kust-ys doen smelten. Van hier de kleine Vaart, die de Russen zomtyds doen langs de kusten van Siberie en Russisch Tartaryen. Doch deeze Vaart zelve is van te korten duur voor eene bruikbaare Vaart op zulk een lange reis. Oostwaards heeft men het gezogt. Cook, en na hem clarke, kwamen 'er twee keeren, en op den rechten tyd om 'er het minste Ys te vinden; maar vrugtloos. Geen Doortocht derhalven. Maar, nog eens, het kan zeer wel weezen, dat 'er oogenblikken zyn, waar op de warmte der Aarde, en sterke Zuidewinden, voor eenigen tyd, en bykans alle jaaren, het Kust-ys verwyderen, en dat de Vaartuigen van de Lena, die de Kaap omzeilen om te Avatcka te komen: in dit geval zelfs zal het blyken, dat 'er geen bruikbaaren Doortocht is. Behalven dat men, gelyk wy gezien hebben, den uithoek der Samojeden niet omzeilde, zou het volgen van dergelyke voorbeelden wel iets anders weezen, dan bedrieglyke oogenblikken waarneemen, die de Schepen in 't Ys deeden klemmen? Niets dergelyks strookt met de zekerheid, noodig voor een Doortocht, dienstig tot den Handel. Hoe men 't ook neeme, en schoon men een Kaap omvoer, zou de reis te lang vallen, om niet aan het an- | |
[pagina 163]
| |
dere einde opgehouden te worden: en welk eene zyde men ook kieze, het berigt der Ouden eens voor vol aanneemende, zal het volgen ('t geen men reeds lang hadt behooren te weeten wanneer men het stuk doorgedagt hadt,) dat de Doortocht niet zodanig is dat men 'er zich van kunne bedienen: het groot vereischte, nogthans, in het tegenwoordige geval. - En wanneer, by groot geluk, altoos niet veel gevaars vergezeld, één Schip, eene enkele maal dien Tocht geheel aflei, zou zulks zeer veel weetenswaardigs kunnen opleveren, maar het zou 'er dan nog verre af zyn het doel getroffen te hebben, - te weeten, van eene Gemeenschap te openen, voordeeliger in 't gebruik des Koophandels. Ten deezen opzigte zou het nog een onverschillig stuk blyven: dewyl die Doorvaart niet dan met veel hachlykheid kan geschieden. Voor de volmaaking der Aardrykskunde zyn dusdanige ontdekkingen altoos zeer nuttig: en het beste middel, om ze te doen, zou weezen, duurzaame inrigtingen tot dat einde te maaken, en ze van stap tot stap voort te zetten. - Vervolgens moest men Geleerden en Kundigen derwaards schikken, om waarneemingen te doen, Land- en Zee-kaarten te vervaardigen. De Russen moesten tragten de geschiktste tyden waar te neemen om een en andere Kaap om te zeilen, tot verbetering der Kustvaart; doch wanneer dit hun gelukte, zou het vermelden der ontmoette zwaarigheden alleen dienen, om te bewyzen, dat het vergeefsch is, daar een vaart, geschikt voor groote Schepen, te zoeken. Ten vyfden, het Besluit. Ten opzigte van het Vraagstuk, in 't algemeen genomen, doet het niets af te bewyzen, dat deeze of geene uithoek zomtyds kan omgevaaren worden: en uit alles blykt, en men heeft het reeds lang moeten zien, dat 'er geen zekerder, geen mingevaarlyker weg is, dan by den Zuidhoek van Africa en America om te zeilen. En ik verbeeld my beweezen te hebben, dat 'er nooit voor groote Zee- en Handelschepen een andere koers zal weezen, dan by de gemelde Uithoeken om. |
|