Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTwee middelen om bloemen, en één om vrugten, langen tyd te bewaaren.(Ontleend uit de Gazette d' Agriculture, Commerce, Finances & Arts
‘Nauwlyks heest de Kunst haar vermogen in 't werk gesteld, om 't gezigt, in den Winter zelfs, terwyl de Sneeuwvlok de hard bevroozen grond bedekt, te vergasten op aangenaame Bloemen, of de Natuur is met den | |
[pagina 155]
| |
Voortyd gereed ons, in ruimer overvloed, die verlustigende cieraaden des Aardryks aan te bieden. Dan de Bloemen, zo door de Kunst vroegtydig ontlooken, als door de Natuur op den gepasten tyd ontslooten, hebben alle de eigenschap van ras verganglykheid, en leveren hier van een zinnebeeld op. - De Kunst, de dienstvaardige Dienstmaagd der Natuure, heeft ook haar vlyt aangewend om Duurzaamheid by te zetten aan deeze kortstondige voortbrengzels; veele middelen zyn hier toe opgegeeven en beproefd. De twee volgende, schoon misschien niet geheel onbekend, verdienen, egter, algemeener bekend te worden. Weshalven wy oordeelen onzen. Leezeren geen ondienst te zullen doen, met ze een plaatsje in ons Mengelwerk in te ruimen.’ De Heer monti, Lid der Academie van Boulogne, komt voorGa naar voetnoot(*) als de Uitvinder van een Middel om de Bloemen te bewaaren, zo lang men wil, en zo leevendig van kleuren als zy op de Planten pryken; 't zelve zou, behalven het aangenaame, de nuttigheid kunnen hebben, om in vreemde en verafgelegene Gewesten de Planten te bereiden, welke wy nu alleen uit afgezette afbeeldingen kennen, en onkenbaar zyn in den gescheurden en mishandelden staat waar in de meeste Reizigers ze overbrengen. Men neemt rivierzand, het witste, 't welk men kan vinden. Naa 't zelve verscheide keeren door eene zeer fyne zeef gezift te hebben, doet men 't in een glazen vat, met water gevuld, wryft het lang tusschen de vingeren, om 'er de grofste deelen van af te zonderen, en het even fyn te maaken; vervolgens giet men 't water zagtkens af, en zet het Zand in den zonneschyn te droogen: door dit ettelyke keeren te herhaalen, verkrygt men zeer fyn en zeer zuiver Zand. In dit dus toebereid Zand begraaft men de Bloemen met Steelen en Bladeren op 't voorzigtigst; zorgdraagende dat zy niet van houding en stand verliezen. Dezelve, op deeze wyze, eenigen tyd bewaard hebbende, tot de volkomene uitwaasseming der vogtigheid toe, haalt men de Bloe- | |
[pagina 156]
| |
men uit het Zand, die, schoon geheel uitgedroogd, niets van gedaante verlooren, en al de leevendigheid der Natuurlyke kleuren behouden hebben. Dan sluit men ze in ruime glazen klokken, wel geslooten, waar in ze, tegen alle verdere verandering, bewaard blyven. Door deeze toebereiding wordt het Zand zeer geschikt om de Bloemen en Bladeren schielyk op te droogen, en ze gevolglyk te ontlasten van de vogtigheid, die dezelve zo ras doet verdwynen. De voorzorg, gedraagen om de Bloemen wel te schikken, belet dat ze onder het gewigt des Zands niet krommen, en niet gekreukt worden. Eene gemaatigde drukking houdt de kleur onveranderd. Ondanks de gemaklykheid deezer Proefneeminge, alleen bestaande in het wel uitkiezen van het Zand, en het zorgvuldig bereiden van 't zelve, moet men niet verzuimen 'er eene gemaatigde warmte aan te geeven: want is deeze te sterk, dan loopen de kleuren gevaar van te verschieten, is ze te gering, dan kan ze de bedervende vogtigheid niet ras genoeg uittrekken. Men slaagt niet altoos even gelukkig ten aanziene van Bolgewassen, wier min vastgesloote vezelen meer vogtigheids van den wortel hebben ingezoogen. Nogthans heest men slegts wat meer voorzorgs aan te wenden, om in deeze zoort, zo wel als in andere zoorten, te slaagen. De Natuur schikt zich altoos naar de bekwaamheid des Kunstenaars. De Heer binninger geeft een ander middel op, als hy schryft: Gy hebt, Myn Heer ****, eene wyze aan de hand gegeeven om Bloemen te bewaaren zonder dat ze verslenssen, of de leevendigheid hunner kleuren verliezen. Vergun my een andere daar by te voegen, die even zeker, maar veel eenvoudiger is, zo om in alle zaisoenen schoone Bloemen te hebben, als om langen tyd Vrugten te bewaaren. Ik geef my niet uit voor den Vinder; doch het zal my genoeg en aangenaam weezen het bekend gemaakt te hebben aan de zodanigen uwer Leezeren, die 'er onkundig van zyn, en liefhebbery genoeg bezitten om 'er de proeve van te neemen. Men kieze de volmaaktste knoppen van de soort van Bloemen, welke men wil bewaaren; voorts zal het goed weezen dat men van de laatstkomende neeme, en die den minsten tyd noodig hebben om zich te ontsluiten. Men knipt ze af met een schaar; aan dezelve, zo 't mogelyk is, eene steel laatende van dtie duimen. Dit gedaan zyn- | |
[pagina 157]
| |
de, sluit men die steel, zo ras mogelyk, met Spaansch wasch, en naa de knoppen een weinig gedrukt, en met den nagel de uiterste toppen geopend te hebben, doet men ze elk afzonderlyk in een schoon droog papier: en als dan kan men verzekerd zyn dat ze niet zullen bederven. Wil men in den Herfst, of eenig ander jaarsaizoen, Bloemen hebben, men knippe 's avonds het einde van het steeltje, met Spaansch wasch verzegeld, af, en zette de Bloemknoppen in 't water, naa 'er een weinig Zout of Salpeter in gedaan te hebben. En men zal het genoegen hebben van de Knoppen te zien open gaan; de Bloemen zullen voor 't oog zich met alle hunne kleuren vertoonen, en een lieflyken geur uitgeeven. Wat de Vrugten betreft, terwyl zy aan den Boom hangen, moet men de schoonste en beste uitzoeken: geheel en al onbeschadigd van schil, en door geen worm in 't minste geknaagd. Men tast ze niet aan met de hand om ze te plukken; maar bindt een sterke draad aan de steel, en knipt ze boven den welvastgelegden knoop met een schaar af. De vrugt, in deezer voege van den Boom gesneeden, zonder dezelve met de vingeren, zelfs niet by de steel aan te raaken, sluit men het einde van deeze met Spaansch wasch, ten einde de lugt 'er geen ingang vinde. Vervolgens maakt men voor elk stuk een peperhuis van wit papier, laatende aan de punt eene kleine opening, door welke men den draad steekt, derwyze dat men het peperhuis met de vrugt kan ophangen, gelyk men een zuikerbrood doet. Men sluit deeze opening zo wel als de grootere daar tegen over digt met zagt groen wasch, om alle gemeenschap met de buitenlugt te weeren, welker aanraaking welhaast de vrugt doet bederven. De plaats, waar men de peperhuizen ophangt, zodanig dat ze elkander niet aanraaken, moet droog, en noch te koud noch te heet weezen. Op deeze wyze kan men Vrugten twee of drie jaaren bewaaren, en van dit middei gebruik maaken omtrent Peeren, Appelen, Prui men, Kerssen, en andere Vrugten aan onze Landstreek eigen. |
|