Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBerigt van eene nieuwe wyze om eijeren, door middel der electriciteit, te doen uitkomen.
| |
[pagina 114]
| |
aan welken ik het werk 's nagts had toevertrouwd, herhaalde ik dezelve, en bleef steeds by myne Electriseermachine. Ik was, ondertusschen, niet gelukkiger dan de eerste keer. De Eijeren hadden geene andere verandering ondergaan, dan dat zy eenige greinen van derzelver zwaarte verlooren; een uitwerkzel, misschien toe te schryven aan de uitwaasseming, en ik vond my hier in bevestigd, door de ledige ruimte, welke ik, by de opening, in deeze Eijeren vond. Naardemaal 'er maar één zekere bepaalde graad van Warmte is, geschikt om het Vrugtbeginzel der Eijeren te ontwikkelen, en alle sterker, minder of ongelyke, graad 't zelve bederft, geloofde ik, dat de slegte uitslag myner twee Proefneemingen voortkwam uit de te groote, te kleine, of te ongelyke maate van Electriciteit. Om die te bepaalen, welke uitwerkzels voortbrengt, gelyk aan die eener Warmte van 32 graaden, welke, volgens de Heeren de reaumur en beguelin, de bekwaamste is tot het kunstig broeden van Eijeren, zogt ik den graad van Electriciteit, die, op eene Vloeistoffe werkende, de uitwaasseming vermeerderde in denzelfden trap als eene Warmte van 32 graaden: want deeze twee oorzaaken het zelfde uitwerkzel voortbrengende, in denzelfden graad, geloofde ik, daar uit te mogen besluiten, dat zy noodwendig met dezelfde kragt moesten werken. Om deeze bepaaling te maaken, vulde ik drie koperen Cubussen van denzelfden inhoud, met water. De een werd verscheide uuren agter een geëlectriseerd, derwyze dat de maat der Electriciteit bekend en onveranderlyk was; de ander was geplaatst aan de zyde der Electriseermachine, en de derde gedompeld in water door een lamp, op de Warmte van 32 graaden gehouden. Uit de vergelyking van het verschil, 't welk zich, aan 't einde der Proeve, opdeedt, tusschen de uitwaasseming van den geëlectriseerden Cubus en die naast de Electriseer-machine geplaatst was, met de uitwaasseming des waters in den derden Cubus, en die geduurende denzelfden tyd blootgesteld geweest was aan den derden graad van Warmte, kon ik bepaalen de evenredigheid tusschen de Uitwaasseming, door elken graad der Electriciteit te wege gebragt, en die voortkomt uit eene graad van eene gegeevene Warmte. Menigmaal deeze Proeve herhaalende, en steeds de maate van Electriciteit veranderende, bevond ik dat die uitgedrukt wordt door het getal 257 410/1000, op de Tafel ge- | |
[pagina 115]
| |
voegd, by eene beschryving van eene Electrometer harmonique, geplaatst in het Eerste Deel der Werken van de Société Physique te Berlyn, juist dezelfde is met die de Uitwaasseming zo veel vermeerdert als eene Warmte van 32 graaden. Naa op deeze wyze den graad der Electriciteit bepaald te hebben, welke, myns oordeels, de geschiktste moest weezen om het Vrugtbeginzel in de Eijeren te ontwikkelen, hing ik een tinnen schotel, met zestien Eijeren aan den Conductor van de Electriseer-machine, en ving met electriseeren aan; en zette het voort acht dagen en acht nagten, met eene maate van Electriciteit, zo veel my mogelyk was, het naaste bykomende, aan die beantwoordt, aan den derden graad van Warmte, als ik my zo mag uitdrukken. De uitslag deezer Proefneeminge was zeer gelukkig en bewaarheidde alle myne gissingen: want, naa het verloop van acht- en veertig uuren, één deezer Eijeren geopend hebbende, had ik het genoegen om 'er een klein beginzel van Ontwikkeling in te ontdekken; ik opende vervolgens alle dagen één Ey, en vond steeds de maat van ontwikkeling der Vrugtbeginzels geëvenredigd aan den tyd, geduurende welken de Eijeren geëlectriseerd warenGa naar voetnoot(*). Ik had ten oogmerke deeze proeve verder voort te zetten; doch de kettingen in de war raakende, vloog 'er een vonk uit, en dit al te schielyke, en om zo te spreeken, oogenbliklyke verlies der Electrische Vloeistoffe, welke altoos met eene kleine beweeging gepaard gaat, doodde waarschynlyk de Vrugtbeginzels: want den volgenden dag vond ik ze alle dood. Om een Ey uit den schotel te krygen, zonder nadeel toe te brengen aan de overblyvende, door het verwekken van vonken, moest ik my van een glazen werktuig bedienen. Schoon men niet konne twyfelen, of de Electriciteit, in staat zynde om 't leeven aan een Vrugtbeginzel te geeven, ook bekwaam zal weezen om 'er den volkomen groei aan by te zetten, en 't zo verre te brengen dat het Kuiken uit het Ey kome, zou het, egter, wel der moeite waardig weezen, met de Electriciteit zo lang aan te houden, dat het Kuiken gebooren worde. Zulks zou stoffe verschaffen, tot | |
[pagina 116]
| |
verscheide gewigtige waarneemingen, en ons leeren, of de tyd, tot de ontwikkeling van het Vrugtbeginzel, door de Electriciteit voortgebragt, gelyk staa met den tyd, noodig, om, door middel der Warmte, aan het Vrugtbeginzel de grootst mogelyke volmaaktheid te geeven. |
|