vrolyken luim te brengen, door het aanhaalen van eenige Puntdigten van catullus, tegen de gemelykheid en grilligheid; doch alles te vergeefs. De Abt betuigde, dat hy elendig zou worden, indien hy verder voortreisde; en deed zyn best om zyn Reisgenoot over te haalen, om met hem naar Italie te rug te keeren. Op den weg naar Munchen was zyn standvastig antwoord, op alle de Spotredenen, Verzoeken, Vertoogen en Berispingen van m. cavaceppi, enkel en alleen dit: ‘Torniamo a Rome, laat ons wederkeeren na Rome.’ Zyn gedrag in dit opzigt begon in 't kinderlyke te loopen; hy erkende in eene verkeerde manier van denken te weezen, maar betuigde zulk eene sterke aandryving te gevoelen, om weêr te rug te keeren naar Italie, dat het hem niet mogelyk was dezelve te wederstaan. Alles, wat zyn Vriend hem kon afperzen, was, dat hy, na veel tegenstreevens, 'er eindlyk in bewilligde, om de reis tot Weenen toe voort te zetten. De Abt werd op alle plaatzen waar zy aankwamen, overal, met alle de eer ontvangen, die men te regt aan zyne verdienste verschuldigd was; maar alle die Eerbewyzingen, welk een streelend genoegen dezelve eigenaartig moesten aanbrengen, waren geenzins in staat om de duistere dampen te verdryven welke zyn verstand benevelden. Nergens ging hy uit zich zelve: hy liet zich van my voortsleepen als een gevangen man, zegt m. cavaceppi. Te Regensburg, voegt 'er m.c. by besloot hy my te verlaaten, waar over ik my zeer onvergenoegd hield. De Abt was volkomen bewust van de wanorde zyner verstandlyke vermogens, 't geen blykt uit zyn Brief aan m. de stosch, waar in hy denzelven zyn besluit te kennen geeft om te rug te keeren naar Rome; en dat hy den weg dagt te neemen over Triest. Ongelukkig nam
hy dien weg.
Hy verliet Weenen, overlaaden van beleefdheden en van geschenken. Niet ver van Triest, alwaar hy voorneemens was scheep te gaan op Ancona, om van daar naar Rome te reizen, ontmoette hy, ter kwaader uure, een zeer ondeugend perzoon. Deszelfs naam was francois archangeli; hy was gebooren te Pistoia in Toscanen; en had voor Kok gediend by den Graaf cataldo te Weenen: om verscheiden misdaaden was hy ter dood veroordeeld, maar had eindlyk Pardon en zyne Vryheid verkreegen.
Winkelmann, geheel onkundig van het slegte Character van deezen Booswigt, vertelde hem, in zyne eenvouwigheid, al zyn geheimen. Ook liet hy dien Guit de gouden Medailles zien, welke hem aan 't Weener Hof vereerd waren; als mede eene welvoorziene Beurs. De Schelm gedroeg zich als of hy een beminnaar der Konsten was, en eene buitengemeene genegenheid voor de perzoon van den Abt had. Te Triest gekomen, hield de Abt, die aan niemand aldaar ter Stede een bezoek verkoos te geeven, zich bezig met leezen, met Brieven te