Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTwede missive aan de Heren Schryveren der Algemene Vaderlandsche Letteroefeningen, wegens enige handschriften.Myne heren!
Enigen tyd geleden zond ik u een berigt, van enige, onder my berustende, Handsel risten; gy waart vriendelyk genoeg, om dat berigt in uw Mengelwerk te plaatsenGa naar voetnoot(*); dit doet my hopen, dat gy ook dezen brief, met de daarin vervatte berigten, der Waereld zult mededelen. Ik ben thans bezig met enige, der reeds aangekondigde Handschriften, voor de drukpers, gereed te maken. | |
Over de Liefde tot het Vaderland.Onder het lezen van dit Stukje moet men zich half dood lagchen. De schryver van het zelve moet een onnozele hals geweest zyn: hy wil, dat, zoo wel Burgers als Regenten, alles zullen toebrengen tot welzyn van het Vaderland; zelfs, zegt hy, met opoffering van hun eigen belang!... Ook wil hy, dat men, in tyd van Oorlog, den vyand moet tragten asbreuk te doen! - Van de Vryheid vertelt hy wonderlyke dingen; hy zoekt te betoogen, dat ze iets wezenlyks is: en dat een Republiek, zonder vryheid, geen Republiek is. enz, enz. Dit Stukje wil ik alleen uitgeven em de Natie wat te vermaken; vreemde, ongewoone dingen hebben altyd iets van het grappige. | |
2.
| |
[pagina 40]
| |
3.
| |
Den 24 Mey 1723.Dezen morgen was ik even wakker geworden, toen myn klok zes uur sloeg. Kom, dagt ik, ik zal nu maar ten eersten opstaan! Myn Vrouw lag nog in eene diepe rust. Nu kan ik, dus dagt ik by myzelven, nog drie of vier geruste uuren doorbrengen!¡ = ¡!Ga naar voetnoot(†) Ik schoof zagtjes het dekzel van myn lichaam af. Zonder veel beweging te maken greep ik naar myn broek, die, voor | |
[pagina 41]
| |
het ledikant, op een stoel hing: - doch, of het door den invloed van eenig boos wezen - dan of het een uitwerksel myner vrees was - ik haalde myne broek naar my toe, - zy bleef haperen, - de stoel, met een tamelyk welgevulde waterpot, die op denzelven stondt - de stoel viel met de waterpot omver!¡..!..¡ Door het gerugt wierd myne Vrouw wakker - het eerste woord, dat zy sprak, was een aankondiging van den rampzaligsten dag mynes levens. -
Het overige van dezen dag is geheel in karakters. | |
Den 19 Juny. 's Avonds ten 6 uur.Ons hart is toch een wonderlyk ding! Ik zat in myn zomerkamertje te schryven, toen de meid schielyk, en met tekens van de uiterste verbaasdheid op haar gelaat, binnen kwam: ‘ach! myn Heer? ..’ wat is het zeide ik. - Is 'er brand? wat is het? - ‘ach! neen Myn Heer! maar de Juffrouw is van al de trappen gevallen!’ Zoo! zeide ik, en ze is zeker dood?!?!.. ‘neen, Myn Heer! maar mogelyk was het beter, dat de hemel de Juffrouw uit haar elende verloste!’ Ja! dat denk ik ook!! Ik schreef schielyk nog twee bladzyden af, en toen ging ik naar myn vrouw zien. Tot myne groote verwondering hadt zy niets meer dan haar beide benen gebroken, en slegts drie gaten in haar hoofd! zints tien Jaren herwaards heeft myn hart niet vrolyker gehuppeld, dan toen ik myn vrouw +?:!¡†?!C. Ik zou duizend stalen kunnen aanvoeren, doch deze twee zullen genoeg zyn. - Tot meerder nut voor den lezer, zal ik agter het werk een woordenboekje laten volgen, waardoor men de Karakters, en de duistere plaatsen, in het werk voorkomende, zal kunnen verstaan. | |
4.
|
|