Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTafereel der Algemeene Geschiedenisse van de Vereenigde Nederlanden, gevolgd naar 't Fransch van den Heere A.M. Cerisier. Vyfde Deels, Tweede Stuk. Te Utrecht, by B. Wild. In gr. octavo, 272 bladz.In het Stuk deezes Tafereels, 't welk thans voor ons ligt, ontmoeten wy maurits, daar hy de Steden en Edelen aan zich, onderwerpt, - een verslag van het voorgevallene op de Synode te Dordrecht, - de Regtspleeging der Gevangen Heeren, - den dood van oldenbarneveld, - het lot der andere Staatsgevangenen. - Wy zien maurits het Stadhouderschap van Groningen, de Ommelanden, en Drenthe in handen krygen, - de Remonstranten ten lande als ballingen uitwyken, - het Bestand eindigen, en maurits, weder in de wapenen, - de zamenzweering der Zoonen van oldenbarneveld, tegen hem gesmeed, - en het Sterfbedde van dien Vorst. - Voorts een keurlyk verslag van het Staatsbestuur, de Geldmiddelen, de Krygsmagt, - van den voortgang der Oost- en Westindische Maatschappyen, - van den Godsdienst, de Zeden, de Kunsten, Weetenschappen en Ontdekkingen: gepaard met een Leevensberigt van eenige vermaardste Mannen in dit Tydvak. Meermaalen hebben wy, dit Werk aankondigende, opgemerkt, dat de Schryver en Naavolger duidelyk Begunstigers en Voorstanders waren der Vryheid in Burgerstaat en Godsdienst. Dit alleen is genoeg om elk te doen opmaaken uit welk een oogpunt deeze gewigtige Gebeurtenissen hier beschouwd worden. 't Lnst ons thans 'er niets uit over te neemen dan twee Characterschetzen van twee Hoofdpersoonadiën, oldenbarneveld en maurits. | |
[pagina 577]
| |
Het deerlyk uiteinde des Gryzen Staatsmans beschreeven hebbende, vaart de Geschiedenis, te rug ziende op zyne verdiensten, in deezer voege voort. ‘In de daad, welk een Man was hier opgeofferd! Behoorden de Staaten van Holland zich niet te schaamen, dat zy een Staatsdienaar, die hun drie- en veertig jaaren gediend hadt, dus lieten sneeven. Met welk een gelaad konden zy de Registers dier jaaren opslaan? Registers, die hun toonden, dat hy de ziel geweest was van alle hunne raadslagen; dat, zonder hem, het Gemeenebest de gevaaren van een volslaagen ondergang, naa den dood van willem den I, niet zou ontkomen weezen. De invloed, dien oldenbarneveld toen verkreeg, bewerkte de verheffing van maurits, die niet alleen aan hem te danken hadt zyne verheffing aan 't hoofd van den Staat en van het Leger; maar ook dat hy de laagen der Fngelschen, tegen zyne vryheid, en misschien tegen zyn leeven, ontkwam. Zonder zyn schrander doorzigt en beleid, was het Gemeenebest de slinksche treeken en geweldige aanslagen van een eerzugtigen en onrustigen leicesper niet ontkomen, noch de verdeeldheden en volks-opschuddingen, door de Engelsche Party verwekt, gelukkig ontworsteld. Door zyne wysheid en schrander vernuft werden de beginzels des Bondgenootschaps, en de Regten en Waardigheden der onderscheidene Gewesten op waare beginzels gebouwd, en op een vasten grondslag gevestigd. Alle de verrigtingen, Verbintenissen, Verdragen, en gewigtige Volvoeringen, die, naderhand, zo veel magts en luisters aan 't Gemeenebest hebben bygezet, hadt men, grootendeels, dank te weeten aan zynen invloed op de Staatszaaken en bekwaamheid in buitenlandsche Onderhandelingen. Op zyne talenten en begaafdheid vertrouwde men zo zeer, dat men, in verscheide Gezantschappen, tot welken hy gebruikt wierd, alles aan zyn oordeel overliet. Koningen en Vorsten, die hem aanzagen als den Raads- en Leidsman des Gemeenebests, vereerden hem met de streelendste Brieven: zy vervoegden zich in 't byzonder tot hem, hunne Afgezanten belastende, zyne Vriendschap te zoekenGa naar voetnoot(*). Zyn aanzien, gegrond op de grootheid en menigte zyner diensten, was niet minder by de andere Gewesten, dan in Holland. Hy was de dryfveer, die 't geheele Werktuig der Regeeringe aan den | |
[pagina 578]
| |
gang hielp, en alle zaaken gingen door zyne handen; derwyze, dat, geduurende zyne Ziekte, in den jaare MDCXVI, en toen hy gevangen zat, de Staat, gelyk carleton het uitdrukt, door eene soort van slaapziekte scheen bevangenGa naar voetnoot(*). Onder éénhoofdige Regeeringen kan men zulk eenen veelvermogenden invloed krygen, door gunst en kuipery; maar oldenbarneveld verhief zich in de onrustige beginzelen van een opkomend Gemeenebest, in een dier hachlyke tydsgewrichten van eenen Staat, waar in de Characters en bekwaamheden zich ontwikkelen, en van zelve die plaats krygen, welke hun toekomt. Hy bezat een kloek en verheven vernuft, een diep doordringend en welwikkend oordeel, eene groote maate van voorzigtigheid, met de bekwaamheid, om de kunstenaaryen van anderen te ontdekken, en de boozen te doen vallen in de eigene strikken, voor anderen gespannen. Nimmer verzuimde hy, zich van gunstige voorkomende gelegenheden te bedienen; en dikwyls deedt hy ze gebooren worden. Met regt zag men hem aan voor den grootsten Staatsman van zynen tyd. Stelde men hem vreemde en netelige vraagstukken voor, hy voegde by de gereedheid, om voor de vuist voldoende antwoorden te geeven, eene tegenwoordigheid van geest, en eene openhartigheid, die alle verdere wederspraak afweerde. Hy was beschonken met de zeldzaame begaafdheid, welke de Kunst alleen kan volmaaken, indien de Natuur ze gegeeven heeft, de begaafdheid, om zich op staande voet zeer gelukkig uit te drukken: een vermogen van oneindigen dienst in een Vry Land. Hy scheen de cieraaden der welspreekenheid te versmaaden; doch zyn taal was recht geschikt om vertrouwen te winnen: alles was natuurlyk, eenvoudig, deftig, kragtig en nauwkeurig. Niemand wist de zaaken met meer werkzaamen yver, vaardigheid en standvastigheid, door te zetten. Hy scheen een dier Geesten, door de Natuur gevormd, om anderen te bestuuren. In de Staatsvergaderingen bezat hy de kunst om de redenen zeer nauwkeurig te wikken en te weegen; en de verdeelde stemmen, met zo veel gemaatigdheids, tot één te brengen, dat hy elk bragt werwaards hy wilde. Geen tegenspraak bykans bejegende hem, dan toen, in | |
[pagina 579]
| |
de laatste jaaren zyns leevens, eene Party van Heerschzugtigen en Onrustigen zich gevormd hadt; voor dien was zyne onkreukbaare opregtheid en doordringende schranderheid lastig. Dewyl hy niets bedoelde dan het welweezen en de Eer zyns Vaderlands, de bewaaring der Vryheid, de verdeediging van de Regten der Gewesten en der Steden, was hy onverzettelyk tegen alles, wat deeze dierbaare panden kon schaden. Men moet die fiere onbuigzaamheid, welke een der grondtrekken van zyn character uitmaakte, die zyne Vyanden, en ook zomtyds zyne Vrienden, Hoogmoed en Styfzinnigheid noemden, voor eene dier gelukkige gaven aanmerken, waar door hy een tweeden grondlegger werd van het Gemeenebest. Die onbuigzaamheid behieldt hy tot den dood toe; dewyl hy altoos bezield geweest was door de zuiverste Vaderlandsliefde, en hy de kragt van zyn eigen aart niet kon ontveinzen. Alle Menschen kunnen, by vlaagen, moed betoonen, 'er zyn alleen beweegmiddelen noodig om hun op te wekken; maar die onwrikbaare standvastigheid, welke in alle gelegenheden staande blyft, bedreigingen en straffen versmaadt, zonder vrees het schavot betreedt, de Dwinglandy stout onder de oogen ziet, is een bevestigend zegel der Deugd, en een niet verdenkbaar teken van OnschuldGa naar voetnoot(*)!’ Wy kunnen onzen Schryver niet volgen in het onderzoek der beschuldigingen tegen deezen Staatsman ingebragt: alleen tekenen wy nog aan de merkwaardige woorden in de Resolutien van Holland, op den dag wanneer men een leeven, in 's Lands dienst afgesloofd, door Beuls handen deedt eindigen: daar wordt hy beschreven als Een Man van grooten bedryve, besoigne en directie, ja singulier in alles, Die staat zie toe dat hy niet valle, en zy god zyne Ziele genadig! AmenGa naar voetnoot(†). By het overlyden van maurits, de sterke verzekering van zyne Zalige Verryzenisse uit den mond van bogerman vermeld hebbende, merkt onze Geschiedschryver op. ‘Het staat den Geschiedschryver, het staat niemand vry, hier over zo beslissend te spreeken. De Geschiedkunde beschouwt en beoordeelt hunne daaden. En, in- | |
[pagina 580]
| |
dien oldenbarneveld onverdiend het schavot betradt, indien de middelen, om hem van kant te helpen, verkragtingen van regt en geweldenaaryen waren, kan zy maurits niet regtvaardigen. 't Was de Godsdienst onteeren, te beweeren, dat deeze blykbaar onregt en dwinglandsche daaden wettigde. 't Is dien eere geeven, wanneer men de geveinsde Heerschzugt het masker, waar mede zy zich zoekt te dekken, afligt, en deeze in alle haare afschuwelykheid voorstelt. Dit is van zo veel te meer gewigts, daar men grond heeft om te denken, dat maurits nooit zynen roem dusdanig zou bezwallykt hebben, indien eerlooze Vleijers, en doldriftige Godgeleerden, hem niet hadden aangeraaden den Godsdienst in 't spel te brengen, als een bekwaam voorwendzel, om zyne oogmerken te regtvaardigen, en te gemaklyker door te zettenGa naar voetnoot(*). De vrees voor schande, een der sterkste wederhoudende teugelen der geenen, die in hoogheid gezeten zyn, zou de Heerschzugt, hem natuurlyk eigen, bedwongen hebben. Deeze overmeesterende drift vervoerde hem, die eenen vuurigen en oploopenden aart bezat, en door de ruwheid van het Krygsmans leeven nog bet aangezet, tot de verregaandste uitersten. Niets kon zyne gevoeligheid, omtrent de zodanigen, die zyne ontwerpen dwarsboomden, maatigen. De Wraak- of Heerschzugt, door de bepaalingen des Staatsbestuurs beperkt, bragten in een hart, voorheen tot bruskheid toe vry, ontveinzing voort en huichelaary, gepaard met wreedheidGa naar voetnoot(†). Men hebbe, over zulks, zich niet te verwonderen, dat maurits, in 't laatst zyns leevens, somber, agterdogtig, wraakzugtig en haatdraagend werd, en zo jalours op zyn gezag, dat een raad, van de Staaten komende, alleen daarom van hem verworpen werd. Op zekeren dag vervoegden zich hunne Afgevaardigden, op de onderdanigste wyze, by hem, om zyne bevelen te verzoeken, tot het volvoeren van een zekeren aanslag. Doet, sprak hy, op een norschen en Laconischen toon, wat gy wilt, wat my betreft, ik wil nietGa naar voetnoot(§).’ Naa het bybrengen eeniger staaltjes van zyne Hebzugt | |
[pagina 581]
| |
en verregaande trek tot de Sexe; een zwak hem met de grootste Helden gemeen; doch, om 't welke op te volgen, hy geene gunstige gelegenheid, om den Staat te dienen, liet voorby glippen, wordt 's Prinsen Character verder afgemaald. ‘Maurits bezat alle de hoedanigheden, die een groot Veldheer vormen. Het versterken, aanvallen en verdeedigen van Plaatzen, verstondt hy meesterlyk, en heeft dit gedeelte van de Kunst des Oorlogs tot eene hooge maate van volkomenheid gebragt. Zyne Krygstugt was streng, en maakte zyne Soldaaten de gevreedsten in Europa. By deeze bekwaamheden voegde hy eene onverschrokkene dapperheid, eene rustige bedaardheid, eene onvermoeide werkzaamheid, en naauwlettende voorzigtigheid. Zeldzaam liet hy het op een hachlyken kans aankomen. Hy vermydde geregelde Veldslagen, zonder te voeren, [dit zal vreezen moeten weezen,] en als hy ze leverde, scheen zyn geest zich te verheffen, en wist de omstandigheden, die de ongunstigste scheenen, ten zynen voordeele te gebruiken. Altoos berouwde het hem den Slag by Nieuwpoort gewaagd te hebben: dit deedt hy uit spyt, en om de Staaten, wier bevelen hy begon te versmaaden, te dwarsboomen. Veel agting betoonde hy voor de Krygsbekwaamheden van spinola; doch kende zyne eigene. Gevraagd, wie de eerste Veldheer van zynen tyd was? antwoordde hy, spinola is de tweede: een vernuftig antwoord; jammer dat het zo zedig niet is als geestig. Dan, wat hier ook van zy, men moet erkennen, dat maurits, door zyn heldenmoed en krygsbekwaamheden, verdient aangemerkt te worden als de tweede Grondvester van ons Gemeenebest. Gelukkig, indien hy, by de overwinningen op de Vyanden van den Staat, den roem gevoegd hadt van zichzelven, in verscheide gevallen, overwonnen te hebben! ‘De ieverige Calvinisten hebben niet kunnen nalaaten, zich te beklaagen over de wanorders, die op het te onderbrengen der Arminiaansche Party volgden. Zy beefden op 't gezigt, dat het gezag der Landschappen eene Man in handen gevallen was, die dikwyls, zonder met de Staaten te raadpleegen, zaaken, van de uiterste aangelegenheid, afdeedt, met eenigen zyner Gunstelingen, ernst van nassau, aarsens en marquette, drie Vreemdelingen, verdagt van aan den Vyand verkogt te zyn en het Vaderland te verraaden. - Het groot aantal nieuwe Leden, binnen korten tyd ter Staatsvergaderinge | |
[pagina 582]
| |
en in de Regeering der Steden ingevoerd, veroorzaakte eene zigtbaare ongeregeldheid des bestuurs. Dewyl, in veele Plaatzen, de beste en bekwaamste Mannen waren afgezet, wist men geen goeden raad te geeven: veelen zelfs durfden niets voorstellen, en hielden zich stil als het op 't geeven van hunne stem aankwam. De Staaten waren menigmaal verlegen hoe zy de zaaken zouden reddenGa naar voetnoot(*). Niet vreemd is het, derhalven, dat niemand de stem der Vryheid durfde laaten hooren. Zy sprak alleen in 't hart van eenige haarer Liefhebberen, en in afgezonderde Gezelschappen. |
|