Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeerreden ter inwyding van de Nieuwe Kerk te Solwert; en tevens ter bevestiging van den Wel Eerw. Zeer Gel. Heer A.G. Meder, tot Evangelie-Dienaar in de Gemeinten te Solwert en Marsum. Uitgesprooken den 29 van Wiedemaand 1783. Door Otto Hendrik Swam, Kerkleeraar te Tjamsweer. Te Groningen, by J. Bolt en P. Doekema, 1783. Behalven de Bylagen, 57 bladz. in gr. octavo.Uit den tytel dezer Leerreden is terstond kennelyk, by welke plechtige gelegenheid dezelve uitgesproken zy; en de Eerwaerde Swam heeft dezelve op zodanig ene wyze ingericht, dat ze eigenaertig aen die zamenloopende omstandigheden beantwoorde. Een gedeelte van 's Heren antwoord op Salomo's smeekbede, by de inwyding van den Tempel, 2 Chron. VII. 12, 15, 16, verstrekt hem tot een Tekst, dien hy kortlyk toelicht en uitbreid. Hierop overgaende tot zyn byzonder doelwit, geeft hy een beknopt verslag van de aenvanglyke verkondiging, de latere besmetting, en de volgende hervorming der Christelyke Leere, zo in de Omlanden, als te Solwert. - In dit verslag, en enige daerby gevoegde aentekeningen, vind men nog al etlyke geschiedkundige byzonderheden des aengaende, vooral met betrekking tot het Kerkgebouw te Solwert, die door nevensgaende bylagen nog nader bevestigd en opgehelderd worden. - Verder hecht hy hier aen wel ingerichte Vermaningen, Aenspraken en Zegenwenschen, die zeer gepast en nadruklyk opgesteld zyn. Onder anderen is zyne Aenspraek aen den Eerwaerden Meder ons zo wel voorgekomen, dat wy 't niet ondienstig agten, een gedeelte daervan hier plaets te geven, 't welk bepaeldlyk zyn opzicht heeft op het prediken. Een voorstel van die natuur is niet alleen nuttig voor hun die | |
[pagina 569]
| |
prediken, maer ook voor hun, die 't prediken hooren, om hen te leeren opmerken wat zy in ene Predikatie behooren te verwachten. ‘Laat het, (dus vangt de Eerwaerde Swam dit voorstel aen,) Laat het U niet om 't even zyn, wat gy verhandelt, indien gy maar de uuren vervult, die tot prediken geschikt zyn; maar bevlytig U zulke zaaken uit te kiezen, welke gy oordeelt, dat voor uwe hoorers van het meeste nut en stichting konnen zyn. Denk altyd, dat gy tot schepzelen spreekt, die op de grenzen der eeuwigheid staan; en gebruik daarom de kortelyke tydstippen van gemeinschaplyke Godsdienstoeffeninge tot het ontvouwen, toepassen en aandringen van de noodigste waarheden; en zoek hun dezelve zoo klaar en vatbaar te maaken, als, behoudens eenen behoorlyken styl, doenlyk is. Vliedt allen onnoodigen omslag van woorden en zaaken over hoop te haalen, om een min kundigen toehoorer, - gelyk toch de meesten zyn, die hier voor ons verschynen, - niet te verbysteren, en hem, by het uitgaan der kerk, te doen betuigen, dat hy den voorleezer beter verstond dan den Predikheer. Schaam U niet, eenige dagen tot het opstellen uwer redevoeringen te besteeden. Houd steeds in 't oog, dat de meesten onzer hoorderen eenvouwdigen zyn, welken wy door eenvouwdige, doch duidelyke bewyzen, redekundig uit de schrift gehaald, het verstand moeten openen en den wil overbuigen. - Verkondig, en ontwikkel hun, voor en boven alles, het grootmachtig werk der eeuwig-verbaazende verlossing, - het middenpunt van het Evangelie, - den inhoud van het Bybelwoord. Toon hun de redenen van erkentenis, toestemming en verplichting. Tracht hun kristus - den gekruisten - voor oogen te stellen, in zyne noodzaakelykheid en dierbaarheid, in zyne schoonheid en beminnelykheid; hoe de zaligheid is in geenen anderen, hoe Hy alleen de weg, de waarheid en het leeven is - de eenig onontbeerlyke - de eenig algenoegzaame Heiland voor doemwaardigen. Biedt Hem, met gepaste redenen van overtuiging, aan elk aan, - als Profeet, die door zyn woord en Geest ons verstand verlicht, - als Priester, in wiens zoenbloed eene volmaakte gerechtigheid te vinden is, - en als den eeuwigen Koning, wiens voorschristen van deugd en heiligheid men noodwendig moet opvolgen, byaldien men, hier en hier namaals, zal gelukkig worden. Verbind dus | |
[pagina 570]
| |
met de geloofsleer de leer der zeden, op dat uwe hoorers ontdekken, dat de plicht eenes Kristens geenszins hierin gelegen zy, dat men slechts geloove, een begenadigd mensch te zyn, en dat men erkenne, zyne gelukkige staatsverandering aan God verschuldigd te weezen, geene vermogens te bezitten om iets te doen, en het dus enkel - gelyk men goed vindt te spreeken - op de genade heeft te laaten vlotten en dryven. Het prediken van zulk een lydelyk Christendom moge, by den aanvang der Kerkherforming, aan zommigen, noodzaakelyk gescheenen hebben, om de verpestende dooling van de verdienstelykheid der goede werken uit te roeijen; maar wy beleeven nu andere tyden - tyden, waarin de ongodistery, de zorgeloosheid en het waangeloof maar al te veel velds gewonnen hebben, en in welke wy verplicht zyn, de Evangelische belyders met allen ernst en yver te onderrichten, dat niemand, zonder de betrachting van goede werken, ooit in den hemel komen, of immer in het goede van Gods uitverkoorenen deelen zal. Anders handelende, mogt gy u misschien de toejuiching der menigte - de laagste belooning voor een rechtschaapen Evangelie-dienaar - bezorgen; het zoude U echter nimmer de goedkeuring des Hemels doen erlangenGa naar voetnoot(*). Schroom dan niet, de Kristelyke zedeplichten, by elke gepaste gelegenheid, in te scherpen; zonder U iets ter wereld te bekreunen aan den niets beduidenden naam van Wet- en Plichtprediker. Hier door alleen maakt men redelyke menschen tot goede Kristenen, en tot bekwaame burgers van deze, en van de toekomende wereld. En dit, - dit moet toch het voornaamste oogmerk onzer Leerredenen zyn. En om dit oogmerk des te beter te bereiken, moet gy U naar den verschillenden staat en toestand uwer hoorderen schikken - onderscheid maakende. Ydele Wereldminnaars, ongeloovige en zorgelooze zondaars moet gy uit hunnen doodslaap trachten op te wekken, door hun, met de grievendste met de treffendste en doordringendste taal, voor oogen te houden, aan den eenen kant, de schandelykheid, het Godönteerende, en de eeuwige rampzalige gevolgen van hun bestaan; terwyl gy hun, aan de andere zyde, moet aanwyzen de betaamelykheid; de aanminnigheid en de eeuwig-zalige uitkomsten van den | |
[pagina 571]
| |
weg des geloofs en der bekeeringe: om, ware het mogelyk, de verharde grendelen hunner harten te verbreeken, het Evangelie ingang by hen te doen vinden, en hen als een buit van den rand der helle weg te rukken. Laat daartoe uwe vermaaningen niet slechts verzeld gaan met de klemmendste drangredenen, ontleend van de kortstondigheid hunnes verblyfs in deezen staat van beproeving, en van de onzekerheid hunner sterfuure; maar paar by dezelve ook de vriendelykste, de vuurigste en hartelykste smeekingen, hen biddende als of God door U badt, by alles, wat hun dierbaar is in den tyd, wat hun kostelyk en ontzachlyk is in de eeuwigheid, om toch, zonder uitstel, van hun voorgaand gedrag afstand te doen, berouw te toonen, en zich door een oprecht geloof in kristus met God te laaten verzoenen. - Leg aan Schoonschynende Huichelaaren, en aan bloote naam-Kristenen, hunne valsche gronden open. - Doe aan Bekommerden over hunne behoudenis, die zich, uit een vernederend gevoel van schuld en onwaardigheid voor God verootmoedigen, woorden van genade en heil hooren. Waarschouw hen, om toch niet ontrouw te worden, aan hunne overtuigingen, en zich niet weder gerust te stellen, voor dat zy door eene waarachtige geloosgemeinschap met den Verbondsmiddelaar vereenigd zyn. Leer hen alle tegenkantingen der natuur bestryden, en het ongeloof overwinnen. Geef hun de middelen aan de hand. Leid en bestier hen op den regten weg. - En, eindelyk, tracht ook daar naar te staan om een medewerker der blydschap van Jehova's volk te zyn. Spreek naar het hart van Jerusalem. Word nimmer met meer vuurigheid des geestes aangedaan, dan wanneer gy hen, die in duisternis zyn, moogt verlichten; wanneer gy treurigen vertroosten, afgedwaalden op het regte spoor geleiden, verslaauwden en moedeloozen verkwikken en opwekken moogt, om hen allen wyzer en beter te maaken, en hun het geloof en de Godsvrucht dieper te doen inwortelen. Zoek hen, volgens de grondbeginzelen van het eeuwig Evangelie, bestendig aan te spooren, om zich door gebeden en sineekingen naby hun Hoofd en Heer te houden; en op hunne hoede te zyn tegen hunne heilsvyanden, die hen nog geduurig van achter Hem zoeken af te trekken, en hen in twyffelingen, in moedeloosheid, in verdachthouding van hunnen staat poogen neer te storten. Breng hun veel de heerlykheden en voorrechten van hunnen gelukkigen gena- | |
[pagina 572]
| |
destaat vooroogen, en hunne duure verplichting, om met een deugdzaam en Godverheerlykend gedrag te beantwoorden aan den zeldzaamen schakel van de dierbaare weldaaden, aan hun beweezen en geschonken. Wys hen ten dien einde op de milde stroomen der genade-gaaven des heiligen Geestes, die de noodige bekwaamheid schenken tot het volbrengen van den ganschen trein van bevallige en Kristelyke deugden. En doe alle uwe geschiktheid - alle uwe zeggenskracht - alle uwe beweeglykheid - samenvloeijen, om hen in allerlei omstandigheden te bemoedigen, en hen, ter hunner vertroostinge in nood en dood, te doen staroogen op die gelukzalige verblyfplaatzen, in welke, op de voorlichting van het Goddelyk getuigenis, het geloof, de Godsvrucht en deugdzaamheid van alle getrouwe Kristenen met onverwelkb're eere, blydschap en geluk beloond en bekroond zullen worden. - Dit zy de hoofdinhoud van uw prediken. En, om in dit een en ander des te gelukkiger te slaagen, moet 'er een vuur en eene levendigheid zyn in U zelven. Gy moet de taal der hartstochten spreeken, gepaard met eene aandoenlyke deelneeming in het gezegde. Vermyd echter alle gedwongene gebaarden, alle geveinsde vertooningen van medelyden, alle zuchtingen uit gewoonte, en het kermend gesteen in de stemme. Spreek, zoo als de natuur U geleerd heeft. En bedien U, overeenkomstig den verheven aart der zaake, zoo min van eenen laagen en slordigen spreektrant, als van eenen ydele hoogdraavenheid. Voer, als een rechtgeäart Bybeltolk, eene mannelyke en deftige taal.’ |
|