| |
De Vryheid. Derde Druk. Te Amsterdam, bij J. Allart, 1783. Behalven de Voorafspraak, 314 bladz. in gr. octavo.
Politieke Bedenkingen over dit Werkje. Te Amsterdam, by D. Schuurman, 1783. In groot octavo, 96 bladz.
En Beoordeeling en ophelderend Verslag over 't zelve. Alom te bekomen. In groot octavo, 36 bladz.
Allen den geenen, dien 's Lands Vryheid ter harte gaat, moet dit Geschrift, waar van de Uitgeever Allart, naar luid der Voorreden, zelve de Opsteller is, ten hoogsten gevallig zyn. En men mag deszelfs leezing wel ten ernstigste aanbeveelen aan de zulken onzer Landsgenooten, die, ongelukkig, tot nog geen regt denkbeeld van de overgroote waarde der Vryheid hebben, en uit dien hoofde agtloos zyn, om het hunne, een ieder in zynen kring, tot derzelver handhaaving toe te brengen. Het is naamlyk, door de manier van uitvoering, ten kragtigste geschikt, om de eerst bedoelde Braaven op te wekken, tot een onwrikbaar standvastig voorstaan der Vryheid; en de oogen der laatsten, nopens dit gewigtige stuk, in diervoege te openen, dat ze het belang der zaake opmerken; en daar door aangezet worden, om allen eendragtig de handen in een te slaan, ter behoudenisse en bevestiginge van ons Vry Gemeenebest. Eene opmerkzaame beschouwing van 's Lands staat heeft den Schryver bewoogen, tot het vervaardigen van een Geschrift 't welk in deezen dienst kan doen; en hy is 'er zo wel in geslaagd, dat men 'er, op goeden grond, eene heilzaame uitwerking van te gemoete moge zien.
By den aanvang komt ons hier voor eene treffende aanspraak aan 't Vaderland, de Zoonen der Vryheid, en de Vryheid zelve, welke laatste hy een eeuwige hulde zweert,
| |
| |
en waartoe hy insgelyks zyne Landsgenooten nadruklyk aanspoort; terwyl hy, ter sterker bevorderinge hiervan, zig verledigt om de drie volgende hoofdzaaken te onderzoeken. ‘I. Wat het is een vry Volk te zyn. II. Tot wat prys wy de Vryheid bezitten; - hoe veel aanslagen, van tyd tot tyd, op de onderdrukking derzelve gedaan zyn, en hoe zy nog altoos is bewaard gebleeven. III. welke de beste middelen zyn, om dezelve, in ons gemeenebest, te handhaaven en te beschermen.’
Ter voordragte van het eerste dienen deeze stellingen. - ‘De mensch heeft geenen natuurlyken Heer dan God alleen. - Na dat het verderf in de waereld gekomen, en 't menschelyk geslagt vermenigvuldigd is, moest 'er noodwendig zekere regeeringsvorm en ondergeschiktheid plaats hebben, op dat de goeden beveiligd, de rustverstoorders beteugeld en de algemeene belangen van het Menschdom bevorderd wierden. - Die Regeeringsvorm zal voorzeker de beste zyn, welke zo is ingericht, dat ze ons het meest onze oorspronkelyke vryneid doet behouden. - En eindelyk, 't is een vry Volk, waarvan ieder persoon van den anderen onafhanglyk, en volstrekt Heer en meester is van lyf en goederen, - het welk onderworpen is aan zekere Wetten, welke het zelfs beraamd, en ter voldoening aan dewelke alle de Leden zich eenpaarig en vrywillig verbonden hebben, om de rust en veiligheid van hunne persoonen en bezittingen te bewaaren; - het welk de handhaaving dier Wetten heeft opgedragen aan eenige der aanzienlykste, deugdzaamste, verstandigste en eerbiedwaardigste mannen uit hun midden, die zichzelven, ter stipte nakominge van dezelve, op het plechtigst, verbonden hebben; - aan welken zy de algemeene volksbelangen toevertrouwd, en zich der uitspraak over hunne onderlinge geschillen, benevens de openbaare bestraffing en beteugeling der boosdoenders en rustverstoorders, hebben onderworpen. - 't Is een vry Volk, al verder, 't welk zich behoorlyk in staat stelt, om, zo veel mogelyk, zonder bystand van Vrienden of Nabuuren, zich te kunnen handhaaven en verdedigen tegen openbaar geweld van andere Volken of Mogenheden; dat zelf, van man tot man, zich oeffent in den wapenhandel, om, wanneer de nood het vordert, met goed vooruitzicht, zich van dit beste middel, tegen binnen- | |
| |
en buitenlandsch geweld, te kunnen bedienen, den vyand te wederstaan, en zich geducht te doen zyn.’
Onze Autheur breidt ieder deezer stellingen uit, en beredeneert dezelven, met eene welwikkende ontvouwing van de daar in aangeduide byzonderheden. By de overweeging van de laatste, nopens de weezenlyke gesteldheid van een vry Volk, die hy 't uitvoerigst behandelt, staat hy wel voornaamlyk stil op de vryheid van denken, spreeken en schryven, tot voorstand der Regten van een vry Volk, waar toe de Leden dier Maatschappye niet alleen geregtigd, maar ook verpligt zyn, voor zo verre ze zig daartoe bekwaam bevinden, en zulks voor 's Lands welzyn dienstig oordeelen. Het daartoe betreklyke, zo in 't Godsdienstige als in 't Burgerlyke, wordt hier onderscheiden in overweging genomen; met wraakinge van alle lasterschriften, en aanwyzing van 't geen tot derzelver regtmaatige beteugeling zou kunnen dienen. Verder dringt hy bovenal aan, op de noodzaaklykheid der eendragt, en van eene eenpaarige geregelde oefening in den wapenhandel; ten einde, om, des noods, in staat te zyn, tot eene eensgezinde en kragtige bescherming der Vryheid, wanneer ze belaagd of onderdrukt mogte worden.
Het eerste stuk hier mede afgehandeld zynde, gaat onze Schryver over tot het tweede, het welk hy als tweeledig beschouwt, strekkende, om, eerst, te onderzoeken, hoe we vry geworden zyn; en dan, voorts, na te gaan, hoe onze vryheid dikwerf in gevaar geweest, maar egter tot hier toe bewaard gebleeven is: het welk hy in deeze hoofdstelling voordraagt. - ‘De Vryheid van ons Vaderland hebben wy te danken, voor het grootste gedeelte, aan de standvastigheid, moed en dapperheid van Prins willem I, en andere Vaderlandsche Edelen, die, onder de medewerking der Godlyke Voorzienigheid, de Nederlanden van geweetensdwang, en van het juk der Spaansche dwingelandy, onder Koning filips II, en zyne Opvolgers, hebben vry gemaakt; - met dit gevolg, dat, schoon een voortduurende Oorlog met die Kroon onze vryheid nog geduurig betwistte, wy echter, van dien tyd of aan, een vry Volk geweest zyn; en deeze onze Vryheid, schoon dezelve door binnen- en buitenlandsch geweld, en meer bedekte of openbaare aanslagen, van tyd tot tyd, in het uiterste gevaar geweest is: echter tot hiertoe, door de Godlyke Voorzienigheid, het schran- | |
| |
der Staatsbeleid, den Heldenmoed en Dapperheid onzer vryheidlievende Voorvaderen, en tegenwoordige Regenten, onder ons is bewaard gebleeven.’ - Ter deezer gelegenheid brengt ons de Autheur een treffend Tafereel voor oogen; waarin hy ons met leevendige verwen afmaalt, hoe onze Vryheid, voorheen verkreegen, op veelerleie wyze belaagd, en tot heden nog behouden zy. Deeze uitbreiding zyner opgemelde hoofdstellingen behelst, een beknopt geschiedkundig verslag van de lotgevallen der Vryheid van ons Vaderland, zints dat Filips de II het opperbewind over de Nederlanden in handen kreeg tot op onze dagen. Een verslag dat onze Landsgenooten op eene nadruklyke wyze het voorgevallene ontvouwt, waarin vrymoedigheid en bescheidenheid steeds hand aan hand gaan, en 't welk, door de manier van
voorstellen, by uitstek wel ingerigt is, om de Landzaaten te noopen, tot het ernstig en manmoedig voorstaan, onzer, zo dier verkreegen, zo menigwerf belaagde, en tot nog behouden, Vryheid; door 't daadlyk in 't werk stellen der beste middelen om haar te handhaaven en te beschermen.
Tot het aanwyzen dier middelen is, volgens de gegeeven verdeeling van dit Geschrift, het laatste gedeelte geschikt; waaromtrent des Schryvers algemeen voorstel dus luidt. - ‘Het is de pligt en het belang van Regenten en Burgers, alles aan te wenden, wat zy, met goede reden, oordeelen geschikt te kunnen zyn, om de Vryheid van Nederland te bewaaren, en het ongestoord genot 'er van te kunnen smaaken; en hierom zich nadruklyk te verzetten tegen alle zodanige persoonen en zaken, welken door openbaar geweld, of door hun gezach en invloed, of uit hoofde van derzelver gevolgen, onze Vryheid verkorten, of ons van het volle genot derzelve zouden kunnen berooven.’ - Onze Autheur, volgens den aart van dit voorstel, nader zullende toonen, wat hiertoe vereischt wordt, ontvouwt eerst het zelve eenigzins nader, en laat zig voorts over de byzondere middelen uit. ‘Regenten en Ingezetenen, (zegt hy aanvanglyk,) zullen hiertoe moeten medewerken, door eene behoorlyke regeling en noodzaaklyke verbetering van hun zedelyk gedrag. - De Burgers in 't byzonder, door zodanige voorstellen te doen, by eerbiedige en bescheidene Verzoekschriften aan hunne Bestuurders, als zy zullen vermeenen het meest geschikt te zyn, om denzelven onder het oog te brengen zodanige inbrenken, als 'er
| |
| |
op hunne rechten, voorrechten en vryheden, gemaakt en ondernomen mogten zyn of worden, en hen op de eerbiedigste en bescheidenste, maar tevens op de onbewimpeldste en nadruklykste, wyze voor te draagen het herstel daarvan; het beraamen van alle zodanige ontwerpen, als zy zullen vermeenen, tot weezenlyk nut en voordeel van een gedeelte of van de geheele Maatschappy te kunnen strekken. - De Regenten in 't byzonder door die rechten, welker handhaaving zy by hunne aanstelling bezwooren hebben, tegen een iegelyk, zonder onderscheid, te verdeedigen, en wyders door aan de verzoeken, uit naam des volks gedaan, en op gronden van billykheid, op voorrechten, op oude herkomens rustende, te voldoen.’ - In de breedere uitbreiding hiervan, toont onze Schryver, dat de zedenloosheid de eerste grondslagen tot het verlies der Vryheid in ons Land reeds gelegd heeft, en dat we dus met de herstelling, daarvan behooren te beginnen; waartoe hy zyne Landsgenooten op het ernstigste tragt te beweegen. Wyders doet hy Burgers en Ingezetenen opmerken, hun regt en pligt, om zig over alle hunne burgerlyke belangen, ook omtrent het Vaderland, op de allereerbiedigste wyze, onmiddelyk tot hunne Regenten te vervoegen, en hunne voorstellen over Staats- en Landszaaken, vrymoedig, aan dezelven voor te draagen: 't welk hy inzonderheid versterkt, door een kortbondig wel opgesteld berigt van onzen Regeerinsvorm. Het aandringen hiervan doet hem intusschen byzonder stil staan, op den schadelyken invloed van de zo bekende Recommendatien, en het nog onlangs voorgevallene ten dien opzigte. - Voorts pryst hy, als een byzonder middel ter handhaavinge onzer Vryheid, nog ten sterkste aan, de burgerlyke oefening in den wapenhandel, met byvoeging van eenige bedenkingen over eene welingerigte schikking van dezelve. Ook behooren, inzonderheid, de Handeldryvende Ingezetenen by de Regeering ten sterkste aan te staan, op de handhaaving onzer Zeemagt; en daarin, gelyk in alle andere opzigten, met
eendragtigheid werkzaam te zyn. Hierby voegt de Autheur nog eene nadruklyke afraading aan de vermogenden in den Lande, om geen deel te neemen in buitenlandsche geldleeningen; terwyl hy tevens hartlyk wenscht, dat 'er in ons Vaderland meerder gelegenheid gevonden mogte worden, om zyn geld met grooter voordeel uit te zetten, dan nu gemeen- | |
| |
lyk plaats heeft; 't welk hem niet geheel onmogelyk noch hooploos toeschynt.
Eindelyk besluit hy dit zyn Geschrift met, naar deszelfs inhoud, en de tegenwoordige tydsomstandigheden, gepaste aanspraaken, zo aan zyne Doorlugtige Hoogheid, als aan de Regeerderen onzer vrye Gewesten, en zyne Medeburgers en Landsgenooten. Omtrent de laatste Aanspraak staat nog byzonder te melden, dat onze Schryver, terwyl hy 's Lands Ingezetenen ter handhaavinge der Vryheid noopt, hen tevens ten hartlykste waarschouwt, om nimmer te staan na verandering van Regeeringsvorm, of de hand te leenen aan eenige pooging om in de Grondconstitutie, in den vastbepaalden Regeeringsvorm onzes Vaderlands, volgens de Grondwetten deezer Republiek, eenige verandering te maaken, of eenige inbreuken te onderneemen. En hy hegt, ten slot, aan deeze waarschouwing een akelig vertoon van de jammerlyke gevolgen der overheerschende Dwingelandy; welker inzigt een ieder moet aanzetten, om, met onverschrokken kloekmoedigheid, te waaken voor de dierbaare panden van Vryheid en Godsdienst, in de welgegronde hoop, dat de Allerhoogste zulke poogingen met zynen zegen zal bekroonen, tot aan het einde der eeuwen.
Dit doorloopend verslag is, zo we vertrouwen, genoegzaam geschikt, om te toonen, dat wy deeze Verhandeling over dit gewigtig onderwerp, niet ongegrond, den Nederlanderen ten sterkste aanbevolen hebben. Een niet min gunstig oordeel over dit Geschrift velt, met veele anderen, de Schryver van een Stukje, getyteld: Politieke Bedenkingen over dit Werkje; 't welk een tamelyk breedvoerig uittrekzel van dit Geschrift levert, dat voorts vergezeld gaat van etlyke nutte aanmerkingen, deels raakende dit onderwerp zelve, en deels betreffende het character van 't Engelsche Ministerie, en deszelfs gedrag jegens ons Vaderhand; 't welk dus zeer wel by deeze Verhandeling voegt. - Met dit alles willen wy evenwel zodanig eene aanpryzing juist niet indiervoege verstaan hebben, als of 'er, omtrent deeze of geene byzondere voorstellingen van onzen Autheur, geene de minste bedenkelykheden zouden vallen. 't Is nauwlyks mogelyk, zo niet geheel onmogelyk, over een Stuk van eenig aanbelang zo te schryven, dat zulks geen plaats hebbe; en des vooral niet over een Stuk, gelyk het tegenwoordige, dat aan zo veele byzondere inzigten en omstandigheden on- | |
| |
derhevig is. 't Kan des niemand vreemd doen, dat een ander, die een Beoordeelend en ophelderend Verslag van deeze Verhandeling in 't licht gegeeven heeft, schoon hy dezelve, in een beknopt zaaklyk Uittrekzel, over 't geheel naar waarde verheffe, het niet in alles met onzen Autheur eens zy. Het characterizeerende van een vry Volk, zo als onze Autheur het opgeeft, voldoet deezen Schryver niet; en hy tast, zynes oordeels, grootlyks mis in 't geen hy nopens de bepaaling van de Drukpers aanduidt. De Drukpers moet, naar de gedachten van deezen Schryver, geheel onbeteugeld weezen. En met opzigt tot het characterizeerende van een vry Volk, helt hy over tot eene Volksregeering, in eene kleine Burgermaatschappy; die, zyns bedunkens, ook in uitgebreider Gewesten, met een genoegzaam onmerkbaar verlies van de
Vryheid des Volks, door middel van Representanten, plaats zou kunnen hebben, en, volgens de nadere beschryving, die hy 'er van geeft, stand zou kunnen houden. - Men weet dat beide deeze pointen hunne belemmerende zwaarigheden hebben; en dat des de Voorstanders der Vryheid hierover ligtlyk onderscheiden denken. Dan, wanneer ze, van weder zyde, hunne begrippen met die bescheidenheid voorstellen, welke deeze Schryver in agt neemt, en onze Autheur mede gade geslaagen heeft, kan dezelver voordragt dienen, om den Leezer, tot een nuttig nader onderzoek deswegens op te leiden. |
|