ren, het zedelyk gebruik van deszelfs inhoud grootlyks verwaerloozen. Dan, valt dit onder het berispelyke, gelyk het waerlyk doet, 't komt ons echter niet minder berispelyk voor, met den Schryver van dit geschrift zich aen het tegengestelde schuldig te maken; dat alles over 't hoofd te zien, en alleen op het zedelyk gebruik staen te blyven. Hierop toch komt de voorname inhoud dezer Brieven uit. De voorstellingen in de vyf eerste Brieven, na ene waerschouwing van zich, in den Godsdienst, op geen menschlyk gezag te verlaten, maer alleen op eigen overtuiging af te gaen, leiden ons derwaerds, met ons te leeren opmerken, hoe wy onze aendacht niet zeer hebben te vestigen op het geschiedkundige en wonderdadige, als mede op de Joodsche manieren van voorstellingen in de Euangelieschriften voorkomende, maer acht te geven op het zedelyk gebruik, dat wy 'er van kunnen maken. En overeenkomstig hiermede zyn de vier volgende Brieven, (by welken dit eerste Stukje zich bepaelt,) waer in de Autheur het geschiedverhael, in 't eerste Hoofdstuk van Lucas aengetekend, nagaet, geschikt, om den Lezer aen te wyzen, hoe hy, zonder zich met het wonderdadige van dat verhael, en de Joodsche denkwyze daerin doorstralende, op te houden, het zedekundige daer uit hebbe af te leiden. - Het kan zyn, dat de Schryver in waerheid de Godlykheid der Euangelische Openbaringe geloove, en dat zyn oogmerk goed
is, (wy willen hem tot nog op zyn woord hierin gelooven;) maer 't is ons vry baerblykelyk, dat hy dan ten uiterste onvoorzichtig doet, met al het overige, buiten het zedelyk gebruik, op zo lagen prys te stellen, en zyn Geloof alleen te vestigen op de innerlyke kenmerken van de Godlykheid der Euangelieleer. Wy hebben 'er niet tegen, dat men veel op hebbe, met die innerlyke kenmerken; doch, hoe hoog men ook met dezelven loopt, zy mogen ons de uitstekende voortreffelykheid dier Leere aentoonen; maer ze zullen echter, buiten het geen de geschiedenis en het wonderdadige aen de hand geeft, ons nooit een voldoenden grond verlenen, waer op we ons geloovig verzekerd kunnen houden, dat die Jezus, die in 't Joodsche Land verkeerd, en aldaer ene uitmuntende Leer van Godsdienst verkondigd heeft, waerlyk de van oudsher den Vaderen beloofde Messias, en inderdaed van God gezonden is; gelyk hy betuigd, heeft te zyn, en in welk character de Apostelen hem allerwegen voorstellen.