Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 511]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.De Bybel verdeedigd, door Ysbrand van Hamelsveld. Eerste Deel. Te Amsterdam, by J. Allart, 1783. Behalven de Voorreden, 388 bladz. in gr. octavo.Het plan van den Hoogleeraer Liliënthal, in zyne bekende Oordeelkundige Bybelverklaring, ingekort, en in zommige opzichten verbeterd, is enigermate het plan van den Heer van Hamelsveld in dit zyn Geschrift. Zyne beöoging is, het zelve op zodanig ene wyze uit te voeren, dat zy, die Liliënthals verklaring hebben, het als een Supplement of byvoegzel zullen kunnen aenmerken; terwyl anderen, die dat kostbaer en schaers te bekomen Werk niet bezitten, in dit zyn Geschrift alle de hoofdzaken zullen vinden, die hun het gemis van dezen Schryver kunnen vergoeden: het welk hy zich voorstelt in zes Deelen af te handelen. Een aenvang hiervan makende in het eerste thans afgegeven Deel, schikt hy het zelve indezervoege. In de eerste plaetze komt het bestaen ener Godlyke Openbaringe in overweging; en onze Autheur handelt in dat Hoofdstuk, over de mogelykheid, de nuttigheid, de noodzaeklykheid en de waerschynlykheid ener Godlyke Openbaringe. Hieraen hecht hy, in het volgende, ene ontvouwing van de kenmerken ener Godlyke Openbaringe; waerdoor men de enige ware van de valschen onderscheiden, en zichzelven gerust kan stellen, dat men waerlyk ene Godlyke Openbaring bezitte: besluitende voorts het zelve, met algemene aenmerkingen, nopens de zwarigheden en tegenwerpingen, welken tegen de Openbaring, in den Bybel vervat, worden ingebragt. Op dit algemene komt de Heer van Hamelsveld, tot het nagaen en beantwoorden dier zwarigheden en tegenwerpingen in 't byzonder; waerin hy zich naer den rang der ontvouwde kenmerken schynt te zullen schikken. Althans hy begint hier met het eerste kenmerk, en 't geen het Ongeloof daer tegen uit den Bybel aenvoert. Zyn Ed. als een stellig we- | |
[pagina 512]
| |
zenlyk kenmerk ener Godlyke Openbaringe opgegeven hebbende, dat dezelve enkel waerheden moet bevatten, en wel waerheden van gewigt en aenbelang voor onze zaligheid, tekent daeromtrent aen, hoe de Ongeloovigen wel erkennen, dat 'er vele waerheden in den Bybel der Christenen voorkomen; maer tevens beweren, dat ze 'er vele onwaerheden in ontdekkken; als mede dingen, die geheel overtollig, zonder enig aenbelang en onnuttig, zyn; waerby dan nog komt, dat ze zich ten sterkste verzetten tegen de Verborgenheden en Voorzeggingen. Ter wederlegginge der ene en andere soort van bedenkingen verledigt zich de Autheur in de vier verdere Hoofdstukken; gaende het derde over de voorgewende onwaerheden en nietige dingen; het vierde over de verborgenheden, en de twee laetsten zo over de Voorzeggingen der Heilige Schrift in 't gemeen, als die nopens Christus, in 't byzonder. - Elk gedeelte behelst verscheiden doorwrogte aenmerkingen over de daerin behandelde onderwerpen; en men kan uit dit eerste Deel genoegzaem afnemen, dat men, op goeden grond, een nuttig Werk uit de banden van den Heer van Hamelsveld moge verwachten. Wy zullen ons thans met gene opheldering van enige byzonderheid, uit dit Geschrift, ophouden; het vervolg zal 'er ons wel aenleiding toe geven. Liever willen wy den Lezer, voor tegenwoordig, 's Mans bovengenoemde algemene aenmerkingen mededelen, die men, met betrekking tot de Schriften der Ongeloovigen, over 't geheel, wel in agt mag nemen. Ze zyn de volgende ‘I. Doorgaands is het de gewoonte van onze tegenstreevers de zwarigheden tegen de Heilige Schrift op één te stapelen, en dan uit deezen dan uit dien hoek eenen aanval te wagen: zy onderneemen zelden of nooit eenen geregelden stryd, en tasten onze bewyzen voor de Godlykheid en waarheid der Openbaring niet regelregt aan; maar, zonder zig te bekreunen over het geen door de Voorstanders der Openbaring aangevoerd en bewezen is, herhaalen zy hunne gezegdens. J. j. rousseau ging hierin zeer ver, hy erkende, dat de Christelyke Openbaring onwederlegbaare bewyzen van waarheid en Godlykheid voor zig had, dat de Stigter van onzen Godsdienst zig meer dan een mensch betoond had te wezen; en wat wederhield dan den Wysgeer, om aan het Christendom geloof te geeven? Zwarigheden, die hem ontmoetten, en | |
[pagina 513]
| |
die hy niet in staat was op te lossenGa naar voetnoot(*). - Dit maakt zeker den twist zeer moeilyk en verdrietig: geduurige herhaalingen van een en dezelfde zaaken moeten hier dan plaats hebben, en nimmer gedaan Werk: wie weet toch niet, dat het ongeloof in staat is telkens nieuwe knoopen te vlegten, die met moeite ontbonden worden. II. Zwarigheden doen intusschen eigentlyk gezegd niets af. Daar is geene wetenschap, of zy heeft dezelve; en is het wonder, daar ons verstand zoo bepaald is? In de zekerste waarheden, door natuur, rede en ondervinding gestaafd, ontmoeten wy by ieder stap zwarigheden, waaromtrent wy onze onkunde belyden moeten. Ik bid den Leezer, wat zal van redelyke wezens worden, indien men geene waarheden zoude willen aanneemen, omtrent welke zwarigheden kunnen gemaakt worden? dan moet men in den draaikolk van altyd duurende twyffeling verzinkenGa naar voetnoot(†). III. In de Godlyke Openbaring moeten zwarigheden voorkomen; haar inhoud moet verborgenheden aan ons openbaaren; dingen, die niet alleen niet onder de zinnen vallen, maar zelfs buiten den kring van ons redevermogen zyn. Zy zal ons Gods natuur, wegen, besluiten en werken vermelden, maar nu, naauwlyks maaken wy na, de dingen, die op aarde zyn, en met moeite vinden wy het geen onder handen is; wie heeft dan nagespeurd het geen in de hemelen isGa naar voetnoot(§)? IV. Men maake toch onderscheid tuschen schynstrydigheden en twyffelingen, en tusschen wezendlyke strydigheden of onwaarheden; als ook tusschen de hoofdwaarheden van de Openbaring en tusschen byzaaken; omtrent welke laatste men niet alles volstrekt ten allen tyde behoeft te verstaan: neem eens alle de gezigten en byzondere voorzeggingen der Profeeten, de betekenis van alle de Levitische Wetten, het getal van het beest in de Openbaring van Johannes enz. | |
[pagina 514]
| |
V. De Heilige Schrift moet als een geheel beschouwd worden, voor zoo ver alles in dezelve bedoelt, het Godlyk plan van 's Menschen verlossing, en de opregting van zyn Koningryk aan ons bekend te maaken. Uit dit gezichtpunt en in dit licht beschouwe men de Heilige Schrift, dan zal men waarheid, Godlyke wysheid, overeenstemming enz. in dezelve ontdekken en bewonderenGa naar voetnoot(*). VI. Omtrent byzondere stukken en gedeelten der Schrift moeten wy ook onderscheiden, dat sommige zaaken voor ons thans donker zyn, die het niet waren voor hen, welke in die tyden leefden, in welke deeze stukken werden geschreeven. Men moet zig dan, als 't ware, in die tyden verplaatzen, de zeden, gewoonten, taal van die menschen, ons eigen maaken, aan welken die gedeeltens onmidlyk behoordenGa naar voetnoot(†). - Veele zaaken hebben in vroeger leeftyden, en onder andere Hemelstreeken, plaats, die wy in onzen leeftyd, in onze gewesten, voor ongelooflyk zouden houdenGa naar voetnoot(§). | |
[pagina 515]
| |
VII. Gesteld, wy waren niet in staat, om alle zwarigheden op te lossen, alle knoopen te ontbinden, volgt daar uit, derhalven zyn zy geheel onoploslyk? Hoe veele zwarigheden zyn van tyd tot tyd opgelost? wat zal onze nakomelingschap niet al ontdekken? Met alle de zwarigheden zullen de Ongelovigen ook niets uitvoeren, alzoo zy nimmer in staat zyn de zekerheid onzer stellige bewyzen om te keeren; maar integendeel, wanneer men de Openbaring verwerpt, wikkelt men zig in ongelyk grooter zwarigheden in, zo dat het voordeel ook als dan aan onze zyde blyft. VIII. Niets is onbetamelyker, dan het heilloos spotten, wanneer men over eene Godlyke Openbaring onderzoek doet. De enkelde mooglykheid eener Openbaring is reeds gewigtig. God wil my onderwyzen, my zyn genadig raadsbesluit ontdekken, my van myn eeuwig geluk verzekering doen! - Wat zou het gevaarlyk zyn, indien ik, uit hoofde van eenige duisterheden, waarvan ik zoo eenslags de volle opheldering niet konde vinden, of om dat myne veronderstelde begrippen daar mede niet allen overeenkwamen, haar verwierp! - wat meer is - haar bespotte, en my zelven en andere ongelukkigen verleide: en deeze Openbaring ware egter Godlyk; zy ware het zuiver licht tot verlichting van de wereld, haare onderwyzingen, beloften, bedreigingen waren eens in de daad van God! hoe verschriklyk zouden my deeze bedreigingen worden! - Maar welk een zaligheid, indien ik hieromtrent zeker en gerust benGa naar voetnoot(*)! - De Deïst houde dan op met spotten, hy onderzoeke en stelle zyne twyffelingen voor met die zedigheid, welke dit groot onderwerp alzins waardig isGa naar voetnoot(†).’ |
|