Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAdela en Theodoor, of Brieven over de Opvoeding, door Mevrouw de Gravin De Genlis. Uit het Fransch vertaald, en met aanmerkingen uitgegeven, door E. Bekker, Wed. D.A. Wolff. Derde Deel In 's Gravenhage, by J.v. Cleef, 1783. In groot octavo, 388 bladz.Met dit derde Deel loopt het plan van Mevrouw de Gravin de Genlis ten einde; en zy heest het zelve voltrokken op eene wyze, die volmaakt beantwoordt aan de gelukkige uitvoering van het voorgaande gedeelte; waar van wy, met aanpryzing deezer Brieven, als een nuttig geschrift, over het stuk der Opvoedinge, onlangs gewag gemaakt hebbenGa naar voetnoot(*). Het slot van den laatsten Brief schetst ons eigenaartig het hoofdbedoelde. Dezelve is van de Moeder van Adela en Theodoor, die aan haare Vriendinne een berigt geeft van het voltrokken Hu- | |
[pagina 470]
| |
welyk; zynde Adela en Theodoor, ieder, naar wensch der Ouderen, met eene beminnelyke wederhelft in den Echt vereenigd. By die gelegenheid gewag maakende van 't geen zy, als een byzonder Bruiloftsgeschenk, haaren Kinderen gegeeven heeft, drukt ze zig aldus uit. ‘Na het middagmaal leide ik Adela en Theodoor in myn Kabinet, en daar uit myn Kas twee Exemplaren van een werk, bestaande uit drie grote deelen over de Opvoeding, nemende, zeide ik. “zie daar, myne Kinderen, dit is het eenige, dat ik u nog te geven heb. Het is een werk, voor u geschreven; het voert den titel: Brieven over de Opvoeding....... Gy zult 'er een nauwkeurig afbeeldzel van de waereld in vinden. Door dit schildery van het menschelyke leven, heb ik u willen aanwyzen, welk een weg u tot het geluk zal geleiden, welke dwaalpaden gy moet vermyden, welke dolingen gy moet schuwen.... Hiertoe word moed vereischt. Ik weet het by ondervinding, dat men zich aan vele gevaren blootstelt, als men zonder oogluiking de dwaasheid en de ondeugd wil te keer gaan!.... Maar ik schreef voor u; wat zou my dan weêrhouden hebben? Ik heb waarheid, niets dan waarheid, gezegt; ik wilde uw verstand verlichten. Ik arbeidde des ook aan myn eigen geluk. Ik ben nog jong genoeg, om my te kunnen vleyen, dat ik de opvoeding uwer kinderen ook nog zal regelen: maar, indien de dood u uwe Moeder vóór dien tyd ontrukt, dan zult gy in dit werk al dien raad, en onderrichtingen, vinden, die zy u zelf zoude geven. Dit Boek is opgesteld voor de jeugd; niet voor de kindschheid. Het ontdekt u alle de geheimen der Opvoeding. Zo gy myne Leerwyze volgt, geeft het aan uwe kinderen dan voor een Huwlyksgeschenk. Gy beide zyt best in staat, om te weten, en aan anderen te tonen, of deeze leerwyze verkieslyk zy ter naarvolging. Indien gy u nimmer van uwe pligten verwydert; indien gy u aan uwe beginzels vast houdt; indien gy altoos deugdzaam en toegevende zyt; indien uwe kundigheden, uwe talenten, u daaglyks nieuwe vermaken bezorgen; zo gy een altoos toenemend genoegen vindt in wel te doen, in deugdzaam te zyn, - dan is myne Leerwys goed myn ontwerp geen harsenschim, en myn Boek geen roman. Ik twyffel ook niet, myne waarde Kinderen, of gy beiden zult, door uwe wyze van denken en doen, de nuttigheid van dit werk bewyzen. Men zal, wanneer men uw karakter en hart kent, myne gehoudene Leerwyze goed keuren’. |
|