Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTafereel der Algemeene Geschiedenisse van de Vereenigde Nederlanden, gevolgd naar 't Fransch van den Heer A.M. Cerisier. Vde D. 1ste St. Te Utrecht, by B. Wild, in gr. octavo, 296 bladz.Wanneer wy den Inhoud, voor dit Eerste Stuk des Vyfden Deels geplaatst, openslaan, ontmoeten wy twee Boeken; welks eerste loopt van het sluiten van het Bestand tot het begin der Onlusten, wegens de Geschillen over den Godsdienst; en het tweede, van het begin der Godgeleerde Geschillen, tusschen de Gomaristen en Arminiaanen, tot het gevangen neemen van oldenbarneveld, de groot en hogerbeets. Deeze zyn Boeken, naar gewoonte, verdeeld in Tydperken, welke ieder een treffend Onderwerp van deeze dagen, zo vol beroerte, voor oogen stellen; van de Gebeurtenissen een verhaal opleveren, doorvlogten met verscheide Aanmerkingen. - De Gebeurtenissen zyn zo vaak beschreeven, en men heeft alles, wat tot dezelve behoort, van eene en andere Party, zo vlytig opgespeurd, dat het niet wel mogelyk is, iets nieuws daar over op 't papier te brengen. 't Komt dan meest op de schikking aan en de wyze van verhaalen; en wy twyfelen niet, of die beide zullen gevallen. Wat de tusschengevoegde aanmerkingen betreft; aan dezelve durven wy geen zo algemeen gunstig onthaal belooven. Zy betreffen twee Partyen, die nog in weezen zyn; en het is, in zulke gevallen, onmogelyk, ze beiden te voldoen: en heeft de Geschiedschryver, indien hy anders de gevallen getrouw te boek stelle, en gezag voor dezelve bybrengt, hier zyne Vryheid, welke de paalen der bescheidenheid niet te bui- | |
[pagina 455]
| |
ten treedende, nooit kan gewraakt of met een wangunstig oog mag aangezien worden. Gemeenebestgezindheid, en te pleiten voor de Verdraagzaamheid in den Godsdienst, ontvonken zomtyds den yver des Schryvers, of des Navolgers. Wy zullen op geen byzonder stuk stilstaan; maar alleen hier en daar iets ontleenen, om eene proeve op te leveren. In onze laatstvoorgaande aankondiging van dit Werk, hebben wy opgegeeven: een onderzoek, na het gedrag van Koning hendrik den IV, en of hy na de Oppermogendheid der Vereenigde Gewesten gestaan hebbeGa naar voetnoot(*)? Dit noopt ons hier het Character van dien Vorst in 't algegemeen, en ten opzigte van ons Vaderland in 't byzonder, over te neemen. ‘Le vassor heeft zich de moeite gegeeven, om de vlekken, die de groote hoedanigheden van hendrik den IV ontluisteren, in het afzigtigst daglicht te stellen. Hy vindt het slegt, dat men in de Kerken Lofredenen over hem gehouden hebbe; maar hy hadt 'er moeten byvoegen, dat hendriks sterke drift tot de Vrouwen hem nooit de waare belangens van den Staat deedt opofferen; dat zyne twyfelagtige gevoelens, omtrent het stuk van den Godsdienst, oorzaak waren van die Verdraagzaamheid, welke, als een heilzaame balzem, de diepe wonden heelde, waar aan Frankryk zo veele jaaren gekwynd hadt. 't Is waar, men moet in Vergaderingen, in welken zwakheden en dwaalingen onder de misdryven gerekend worden, niet tot lof van hendrik den IV spreeken. Dit moet geschieden in de byeenkomsten des Volks, 't welk hy rust en geluk verschafte; in de Gerigtshoven, die hy hunne regten wedergaf; en op het Land, 't geen door zyne zorg als herleefde. Ondanks eenige trekken van veinzery, door de omstandigheden als noodzaaklyk, en eenige buitenspoorige moedbetooningen, uitwerkzels van 't heet en kookend bloed, 't geen hem door de aderen speelde, ontdekt men, in dien Vorst, opregtheid, goedertierenheid en krygsbekwaamheden, die zyne gedagtenis altoos in zegening zullen doen blyven. Met één woord, hy was een beminnelyk Man, met eenige gebreken, en een volmaakt Koning: hy betaalde tol aan de menschlyke zwakheden; doch de trek tot vermaak deedt hem nimmer het heil zyns Volks uit het oog verliezen: dit was het | |
[pagina 456]
| |
hoofdvoorwerp zyner zorgen; hy kende de waardy van sully; en het strekt hem tot eeuwige eer, dat hy deeze Staatsdienaar, en Vriend, niet van zich verwyderde, wanneer de schoone henriette d' entragues, door haare weigeringen, de liefde van hendrik dermaate wist te doen ontbranden, dat zy van hem eene Huwelyksbelofte verwierf, en de Koning deeze, geheel vervaardigd en getekend, sully vertoonde; waar op hy, vol verontwaardiging, dezelve aan stukken scheurde. Ik geloof, riep de Koning, grootlyks vertoornd, uit, dat gy gek zyt. De Staatsdienaar antwoorddde. 't Is waar ik ben gek, en ik wensche dat ik de éénigste, ten opzigte van dit stuk, in Frankryk was. En, als d' entraoues, met traanen in de oogen, de Vorst smeekte om het verzenden van deezen, haar hinderlyken, trouwen Hoveling, moest zy zich laaten zeggen: Ik stel een Man, als hy, boven honderd Matressen, als gy zyt! Ondersteund door deeze Staatsdienaar, arbeidde hy steeds, om zyn Volk gelukkig te maaken: en, gelyk sully, een bevoegd waardeerder van de groote hoedanigheden deezes Vorsten, wiens gebreken hy niet verzwygt, zich uitdrukt: “de tyd is al wat hem ontbrooken heeft tot het volvoeren zyner roemryke onderneemingen.” Deeze Vorst, aan wien alle rechtschaape Franschen nog met roem gedenken, en wiens Regeering ten voorbeelde moet dienen aan alle Vorsten, die hunne Onderdaanen beminnen, zal ook by alle weldenkende Nederlanderen in roemryke gedagtenis blyven. Hy vergat nimmer den yver door de Staaten voor hem betoond; hy omhelsde hunne belangen met zo veel vuurs als geluks. Zonder de Geldsommen, welke hy hun 's jaarlyks zondt, zonder de uitgeleezen Hulpbenden, die hy hun toeschikte; zonder de standvastigheid, waar mede hy zich, hun beschermende, regen S anje verzette, is het zeer twyfelagtig, of eene gelukkige uitslag hunne wel onvermoeide, maar te zwakke poogingen tegen de vreeslyke Spaansche overmagt zou bekroond hebben. Aan hem, eindelyk, zyn ze verschuldigd, dat zy de erkentenis hunner Onafhanglykheid eenen vyand afwrongen, die dezelve hun te vuur en te zwaard betwistte: want het Bestand was een zagt en heilzaam middel, om de zwaarigheden weg te neemen, welken zich opdeeden tegen het volkomen sluiten van een Vrede, uitgesteld tot een tydperk, waar in dezelve met minder schande en gevaars voor Spanje kon geslooten worden. | |
[pagina 457]
| |
Met één woord, hy verdiende den streelenden eertytel, hem door een der Nederlandsche Gezanten gegeeven, den eertytel van Vader der Vereenigde NederlandenGa naar voetnoot(*). De Algemeene Staaten wisten, welk eene genegenheid hy hun toedroeg; en hier op vertrouwende, gingen zy zo verre, dat zy hem lieten verzoeken, of hy de Fransche Benden, in hunnen dienst, in de zaak van Klees en Gulik, voor eenigen tyd, betaalen wilde. Hier over scheen hy een weinig misnoegd: en hun te verstaan geevende, hoe veel schats het Leger, 't welk hy op de been gebragt hadt en na Duitsland zenden wilde, hem 's maandlyks zou kosten, voerde hy den Gezanten te gemoet: De Staaten zyn kleine Gierigaarts: en hun verzoek is een klein bewys van ondankbaarheid; 'er nogthans byvoegende, dat hy met hun wilde handelen als met zyn eigen Volk, en, zonder achterhoudendheid, zyn geheele hart voor hun uitschudden, als by zyne beste en getrouwste Vrienden. Zelfs gaf hy te verstaan gereed te weezen om een nauwer verbond met de Vereenigde Gewesten tegen Spanje aan te gaan, wanneer de moorddaadige hand als gereed stondt om zyne dagen af te snyden, en zyne ontwerpen te verydelenGa naar voetnoot(†).’ Het gevangen neemen van de drie Heeren, oldenbarneveld, de groot en hogerbeets, beschreeven hebbende, stelt dit Tafereel de verschillende gevoelens over die aaneenschakeling van ongeregelde en gewelddaadige handelingen, in deezer voege voor. Elk oordeelt daar over verschillend, naar de byzondere partyschappen en verschillende inzigten. - ‘De Contra-Remonstranten juichten dit bedryf ten hoogsten toe. Zy beweerden, dat, om den regten Godsdienst in zyne zuiverheid te bewaaren, als mede de Landschappen, die op 't punt stonden, om vaneen te scheuren, by den anderen te houden; de Algemeene Staaten, verpligt, om voor de behoudenis van 't Gemeenebest te waaken, het heil des Vaderlands boven alle byzondere overweegingen hadden moeten stellen. Zy zagen deeze gevangenis aan als een schoone zonneschyn, naa eene lange duisternisGa naar voetnoot(§). - Het | |
[pagina 458]
| |
klein getal der zodanigen, die geen party trokken, oordeelde zulk een geweldig bestaan noodeloos: dewyl het houden der Synode beslooten, en het afdanken der Waardgelders, geschied was. - De Engelschen, zich in deeze Gewesten bevindende, konden hunne blydschap niet bedwingen. “Eindelyk,” zeiden zy, “is dat magtig Verbond verbrooken, 't welk met zulk een Oppergezag het Gemeenebest beheerschte. Met het zelve is de gevaarlykste Vyand voor Engeland, die stoutmoedige Versmaader van de bedryven en den persoon zyner Majesteit, gevallen. Eindelyk heeft het gode behaagd zyne Kerke te behouden, welke die gevaarlyke Nieuwigheiddryvers door Duivelskonstenaaryen zogten te doen waggelen en vallen.” De Afgezant dier Kroone vergenoegde zich niet, met zyne en zyns Meesters goedkeuring aan deezen Handel te geeven: hy verschafte zelfs Artykelen van beschuldiging tegen oldenbarneveld, en verwagtte, volgens zyne eigene betuiging, dat dit bedryf gelukkige gevolgen voor Engeland zou hebben, door den val eens Staatsdienaars, wiens trots, en weinige geneigdheid tot Engeland, doorgaans hadt in 't oog geloopen; daar hy zich veel meer Fransch- dan Engelschgezind betoonde. Hy moedigde maurits aan, die, verzekerd van de gunst des Konings van Engeland, zich meer dan ooit streelde met het denkbeeld, van de langgewenschte Staatsomwenteling te volvoerenGa naar voetnoot(*). - Dan de ieverige Gemeenebestgezinden en Arminiaanen klaagden geweldig; men verzogt een nieuwe brutus, om 't Vaderland van een Dwingeland te verlossen; men vondt aangeplakt:
Hollanders uw Privilegien en Vryheid zoet
Worden nu t'eenemaal getreeden onder den voet;
Eén brutus kan ons helpen!
‘Hebben wy, was de taal dier Partye, de Vryheid gekreegen, om onze Vryheid met voeten te zien treeden? De Spanjaard kon zyne dwinglandsche maatregelen en bedryven onder den naam van Souverain vergoelyken. Maar welke reden kunnen eenige byzondere Persoonen, zonder characters, bybrengen voor het bestaan, om, op eigen | |
[pagina 459]
| |
aangemaatigd gezag, drie voornaame Leden der Regeeringe van dit Gewest in hegtenis te neemen, tegen den wil der Staaten, hunne eenige wettige Regters en Overheden? Kan de nakomende toestemming der Algemeene Staaten een Handel, zo rechtdraads strydig met de wetten, billyken? Hebben zy eenig Regtsgebied op eene plaats, waar zy zelfs niet vergaderen, dan met verlof der Staaten van Holland? Zy schenden, daarenboven, het Regt der Hollanderen van niet gevat te kunnen worden, zonder voorafgaand berigt, zo men ze niet op heeter daad grypt. Hebben de Algemeene Staaten reden van klaagen over het gedrag deezer drie Staatsmannen, dan kunnen zy zich althans niet als Regters aanstellen in eene zaak, waar zy de rol van Aanklaagers speelenGa naar voetnoot(*)’. Op de Regeerings-verandering, in veele Steden, door Prins maurits gemaakt, onder het gevolg eener Lyfwagt van omtrent driehonderd Soldaaten, te Hoorn nog door eenige vaandelen gesterkt, en het gebeurde in dat Tydperk, vinden wy deeze aanmerkingen, welke dit Stnk besluiten, en 's Schryvers denkwyze klaar genoeg aan den dag leggen. ‘In alle deeze veranderingen betoonde maurits de stontheid en onverschrokkenheid, welke het kenmerk is van een Oorlogsheld, gemeenzaam met gevaaren. Hy scheen vermaak te scheppen in de ongerustheid en vrees, welke hy den Magistraatspersoonen aanjoeg. - Groote en gewigtige les, welke de Gemeenebesten aanwyst hoe veel gevaars zy loopen, van hunne Vryheid te zien verdelgen door eene Krygsmagt, die zy, tot verdeediging daar van, onderhouden, en nooit beter verzekerd is, dan wanneer zy beschermd wordt door de Burgers zelve, en de wapenhandel hun die fierheid en oorlogsdapperheid inboezemt, welke den Zoonen der Vryheid zo schoon staat, en hun moed en kragt geeft, om de belangen dier Moeder te handhaaven’. Hier hebben wy het Tydperk, waar op wy de Omwenteling, toen in 't Gemeenebest voorgevallen, mogen dagtekenen. Zy bestondt hoofdzaaklyk, in deeze twee aangeleegene punten: - de Meerderheid, welke zich de Algemeene Staaten boven de Staaten der byzondere Gewesten aanmaatigden, in alle zaaken, den Oorlog en den Godsdienst betreffende; - en de Magt, die maurits zich toeëigende, om, naar welgevallen, de Leden | |
[pagina 460]
| |
der Regeeringe te veranderen. Met deeze magt onderwierp hy het geheele Lichaam van den Staat, en voerde een Oppergezag. Vleiery en Laagheid gingen met Dwinglandy en Slaaverny hand aan hand; dus was het binnen 's Lands gesteld, schoon buiten 's Lands het Staatsbestuur geene merklyke verandering scheen ondergaan te hebben: de weezenlyke magt berustte thans in een Krygshoofd, van stap tot stap daar toe opgeklommen, met schennis der Grondwetten van den Staat; doch zich altoos gedekt houdende onder den dekmantel eener schynbaare Gemeenebestregeering. Met verbaasdheid, gemengd met verontwaardiging, ziet elk braaf hart deeze gedaanteverwisseling. Men zou de welspreekenheid van een tacitus moeten bezitten, om voor de regtvaardige en onomkoopbaare Regtbank der Volken en der Eeuwen de aanslagen der Dwinglandy en de zaak der Vryheid voor te stellen, om het zegevierende Misdryf te beschaamen, en de verdrukte Deugd te wreeken: met één woord, zyne pen was noodig, om alle de tooneelen van dit droevig schouwspel te beschryven, en de zo beschreienswaardige ontknooping te ontvouwen.’ |
|