Tydwyzer der Rupsen, door Rösel en Kleemann beschreeven. Opgesteld door den Heer J. Mader, en in 't licht gegeeven door C.F.C. Kleemann. Uit het Hoogduitsch. Vermeerderd met eene Naamlyst der Planten, volgens het Samenstel van Linnaeus. Te Haarlem, by C.H. Böan. Behalven het Voorbericht, 161 bladz. in gr. octavo.
In deezen Tydwyzer vindt men, van Maand tot Maand, aangetekend, welke Rupsen, door de bovengenoemde Heeren beschreeven, in ieder Maand voorkomen, en met welke Gewassen zy zig geneeren: met eene nevensgaande aantekening van die, welken wat vroeger of laater in de verschillende jaargetyden, van Lente, Zomer, Herfst en Winter, gevonden worden. Dit Stukje kan, daar men de Plaaten in de Werken dier Schryveren ook aanwyst, ter gereeder handleidinge dienen, om na te gaan, waar men die of deeze Rups beschreeven vindt. En wel byzonder kan het, naar 't oogmerk des Opstellers, strekken, om den Liefhebberen hehulpzaam te zyn, in 't naspooren deezer Insecten, als leerende hieruit wanneer en waar zy dezelven hebben te zoeken. Tot meerder behulp heeft men ook gebruik gemaakt van de vreemde Naamen, waarmede de beroemde Linnaeus veelen derzelver benoemd heeft; en zo is 'er ook nog bygevoegd eene Lyst der hier genoemde Plantgewassen in 't Nederduitsch en Hoogduitsch, als me-