Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Characterkunde van den Bybel, door A.H. Niemeijer, Hoogl. der H. Godgel. op de Hooge School te Halle. Uit het Hoogduitsch vertaald. IV de D. 2de St. Te Amsterdam, by de Wed. J. Dóll, 1782. In gr. 8vo. 661 bl. en een Bladwyzer.Ter voltooijinge dezer Bybelsche Characterkunde, of naspooringe der Characters van de voornaemste Persoonen in de Schriften des Ouden Testaments vermeld, ontbrak nog de overweging van het Character der Profeten; die, zo voor als na de Babylonische Gevangenis, hunne amptsverrichtingen onder de Jooden waergenomen hebben. En 't zyn dezen, op welken de Hoogleeraer Niemeijer, in dit Stuk, onze aendacht vestigt. Vooraf gaet ene algemene proeve over 't geen den Profeten in 't algemeen betreft: waerin onze Autheur handelt, (1.) over het Ampt, het Werk en het algemeen Character der Joodsche Profeten; (2.) over den Geest van God, of den Geest der voorzegginge in de Profeten; en eindelyk (3.) over de Redenvoeringen | |
[pagina 396]
| |
en Schriften der Profeten. - Nopens ieder dezer Artykelen brengt de Hoogleeraer Niemeijer verscheiden aenmerkingen te berde, die den liefhebberen van een vry onderzoek op nieuw stoffe van overdenking verschaffen. - Op dit algemene volgt dan wyders ene charactermatige beschouwing van de Israëlitische Profeten, zedert de verdeeling van het Ryk; in welke zyn Hoogeerwaerde het character van ieder Profeet in 't byzonder voordraegt, met nevensgaende bedenkingen over het beloop en den inhoud der Schriften, die van zommigen dezer Profeten overgebleven zyn: welke stukken door hem, op dezelfde wyze, als de voorige charactermatige beschouwing der Bybelsche Persoonen, behandeld worden. Hiermede zou 's Mans bepaelde bestek, ten aenzien van de Schriften des O.T. eigenlyk asgeloopen wezen; dan hy vind het geraden hier by nog te voegen, enige bespiegelingen over den Geest der Natie, in 't vervolg van tyd, en wel byzonder in de dagen der Makkabeen; welk onderwerp hy insgelyks, met alle opmerkzaemheid, behandelt. Ter navorschinge hiervan slaet hy in de eerste plaets het oog, op enige Schriftlyke overblyfzels van dien tyd, waeromtrent hy zich bepaelt, tot den zogenaemden Ecel siasticus anders geheten Jesus Sirach, en het eerste Beek der Makkabeen; houdende hy de overige thans genoemde Apokryfe Schriften voor Schriften van later tyd, en wel, althans de meesten, later, dan het begin onzer Christelyke jaertellinge. Hieraen hecht hy vervolgens enige trekken uit de geschiedenissen der Makkabeen; en heldert dit stuk ten laetste nog nader op, door ene byzonderer overweging van het character van Mattathias en deszelfs Zoonen, die met zo veel dapperheid en beleid de zaken der Natie handhaefden. - Zie hier het geen de Hoogleeraer ons, ten besluite dier Geschiedenisse, rakende Simon, den laetstoverleden Zoon van Ma tathias, onder het oog brengt. ‘Simon, de oudste Zoon van Mattathias, dien de Vader misschien daarom, dewyl hy de oudste is, meer tot eenen raadgeever en leidsman zyner broederen geschikt heeft, overleeft hen allen. Het is een blyk van een zeer gevestigd character, het geen meer voor waare verdiensten, dan voor glans en uiterlyken schyn, gevoelig is, dat hy, die, sedert den dood van zynen Vader, altyd deel genomen heeft, in 't geen zyne broeders doen, echter zo weinig jaloers is omtrent de voorrechten, welken hen in en buiten het land worden toegestaan; dat hy veel meer alles, wat hen be- | |
[pagina 397]
| |
treft, als zyne eigene zaak beschouwt. Hy, die zulk eene goede wyze van denken niet had gehad, zou misschien het oppergezag, 't welk ook ten laatsten aan hem wordt opgedraagen, niet zonder zekere gevoeligheid, dat hy nu ook eens aan de beurt kwam, hebben aangenomen. Maar wy ontdekken hiervan niets by Simon. Wanneer Jonathan gevangen is, schynt hy het bestier alleenlyk over te neemen, om het zelve aan hem weder te kunnen overgeevenGa naar voetnoot(*). Deeze voortreffelyke trek, welke ons terstond by het eerste gezicht in de geschiedenis, zeer tot zyn voordeel moet inneemen, is indedaad zeer zeldzaam onder de menschen; en nogthans zou dezelve zo gewigtig zyn voor alle grootere onderneemingen, ten besten der menschlyke maatschappy. Daar is ook byna niet één opgeklommen tot eene aanmerkelyke grootheid, zonder eene volmaakte onbaatzuchtigheid, indien niet omtrent alle, nogthans omtrent het sterker gedeelte van de medewerkenden. Hy, die eerst begint, met het goede, 't welk hy doet, te bereekenen; hoe zeer men 'er op merkt; hoe dikwerf en hoe algemeen men den bewerker van dit goede by deszelfs genot noemen zal; hy, die het goede, 't geen hy ziet gebeuren, alleenlyk uit dien hoofde van weinig belang reekent, om dat hy 't niet gedaan heeft; hy, die alleenlyk daarom nalaatig wordt, dewyl hy niet aan 't hoofd van eene onderneeming staat, hoe krachtig hy dezelve ook buiten dien zoude kunnen ondersteunen; - zulk een mensch houdt te veel van de uiterlyke vertooning, en veel te weinig van werkzaam te zyn. En wanneer daarover twist of yverzucht uitbarst, gaat het best gedeelte van 't goede, 't welk men hoopte, verlooren. Want in de meeste gevallen is 't juist niet het grootste rad, 't welk men het klaarste zien kan, waardoor het werktuig gedreeven wordt; het is dikwerf het kleinste en verborgenste. De daaden van Simon, welke hy by het leven van zyne broederen Judas en Jonathan verricht, schitteren minder dan de hunne. Maar deeze laatsten zouden misschien zonder de eersten zulke beslissende gevolgen niet gehad hebben. Daar is niet ééne daad, waarin hy niet gelukkig zou geslaagd hebben. Terwyl Judas de grootere krygsbende aan de overzyde van de Jordaan leidt, bevrydt hy de Galileërs met een kleineren hoopGa naar voetnoot(†). | |
[pagina 398]
| |
Wanneer Jonathan hem in Bethbesen laat, verdeedigt hy niet alleen de stad, maar hy doet ook een gelukkigen uitval tegen Bacchides, en verbrandt de werktuigen, welke tot het beleg gebruikt wierdenGa naar voetnoot(*). Hy heeft aan den gelukkigen veldtogt tegen Apollonius even zo veel deel als JudasGa naar voetnoot(†). By het beleg van Bethsur, het welk zyn broeder aan hem heeft overgegeeven, noodzaakt hy de Stad, om zich op voorwaarden over te geeven, en legt 'er Israelietische bezetting inGa naar voetnoot(§); en het zelfde doet hy uit omzichtigheid in Joppe, om dat hy ontdekt heeft, dat men voorneemens was, zich aan Demetrius te onderwerpenGa naar voetnoot(⁂). Terwyl Jonathan de stad Jerusalem bevestigt, bevestigt hy Adida, eene stad, welke in haare legging omtrent Jerusalem zekerlyk gewigtig moet geweest zyn, dewyl zy ook de oplettendheid van vespasianus tot zich trektGa naar voetnoot(‡). Evenwel worden de roemruchtige daaden, waarby misschien nog zo menige wyze raad, waarvan de geschiedenis geen gewag maakt, gekomen is, altyd nog aangemerkt als zodanigen, welke onder de oogen van Judas en Jonathan uitgevoerd zyn. Deezen hebben de eer. By de laatste eerbewyzingen, welke men voornaamelyk aan Jonathan van wegen de Syrische koningen toekent, wordt Simon niet genoemd; en als hem al het stedehouderschap van ééne landstreek wordt gegeeven, is Jonathan in denzelfden tyd over verscheidene landstreeken gesteld, ontvangt een gouden tafelserviesGa naar voetnoot(**), en eene menigte van andere kostbaarheden. Hoort men wel het minste van verdriet of misnoegen in de redevoering, welke hy houdt in tegenwoordigheid van de voornaamsten des volks, terwyl Jonathan in de gevangenis is, en nog niemand, gelyk het schynt, hem het voorstel doet om in zyne plaats te treeden? Het is zeer groot, dat hy niet eens dit natuurlyk besluit afwacht, maar - vol bewustheid van de goede zaak, - onmiddelyk werkzaam is: “Gy weet, wat ik en myne broeders en myne familie voor de wet en den tempel gedaan, hoe wy gestreeden, aan welke gevaaren wy ons blootgesteld hebben. Om de wetten hebben zy allen nu het leven ingeschooten. Ik ben 'er nog | |
[pagina 399]
| |
slechts alleen over. Het zy verre dat ik, om het gevaar te ontzien, myn leven zou willen spaaren! Ik ben niet beter dan myne broederen! Ik zal myn volk, het Heiligdom, onze vrouwen, onze kinderen wreeken. Want de volken zyn tegen ons opgestaan, om van ons een einde te maakenGa naar voetnoot(*).” - Wanneer de vvandelyke Veldheer daarna belooft, om Jonathan voor honderd talenten los te geeven, merkt hy het bedrog zeer wel. Maar zelfs de schyn by het volk, als of hy iets omtrent zyne broederen verzuimd had, is voor hem reeds ondraagelyk. Hy geeft de talenten, schoon hy wel weet, dat 'er geen broeder weder zal komen. Tryphon doodt denzelven, zodra hy zig door de waakzaamheid van Simon in zyne oogmerken ziet te leur gesteldGa naar voetnoot(†). Thans is Simon de hoofdpersoon, en zyne zon gaat voor hem glansryker onder, dan voor een van zyne broederen. Hy, de oudste van den stam, stichtte zynen vaderen en broederen een gedenkzuil, waarin men ook onder de Natie meer kundigheid in vreemde konsten ontdekt, welke echter de tyd naar alle vermoeden vernield zal hebbenGa naar voetnoot(§). Van hem hebben wy nog tot op deezen dag toe gedenktekenen van zyne regeering, in de penningen onder dezelve geslagenGa naar voetnoot(‡), en reeds in zynen leeftyd trachtte men zyne daaden, door opschriften in koper gegraveerd, der vergetelheid te ontrukkenGa naar voetnoot(⁂). Hier by schynt hy vastere grondbeginzels in de regeering, welke nu in zyne handen is, te hebben, dan zyne broeders. Wie weet wat Jonathan onder zyne omstandigheden gedaan zou hebben? Wy hebben hem altyd de party zien kiezen, die de magtigste is. Simon denkt aan geen vrede met den moordenaar van zynen broeder, en den aanmaatiger van het ryk. Hy stelt zich eerst in een goeden staat van verdeediging op elk geval, 't geen mogelyk was, en legt ook magazynen aan; eene omzichtigheid, waaraan tot dus verre maar al te weinig gedacht | |
[pagina 400]
| |
was. Vervolgens zendt hy uitgeleezene gezanten aan den rechtmaatigen Koning Demetrius, biedt hem zyne vriendschap aan, en maakt tevens gebruik van de gelegenheid, om te beproeven, of hy Judea van schatting kan bevryden. - De Jooden moeten thans reeds gewigtig zyn, vermits hem zelfs zulk een eisch niet geweigerd wordt. Zy worden byna een vrye onafhanglyke Staat. Gaza wordt stormenderhand van Simon veroverd. Maar hy is geen vriend van bloedvergieten, en de stad heeft een gunstiger lot dan soortgelyke. Ook de vyandelyke bezetting van de burgt in Jerusalem, die zich tot dien tyd toe had gehouden, moet Capituleeren, en hy neemt het aanGa naar voetnoot(**). Zy wordt van nu af zyn zetel, en Simon heeft byna eenen koninglyken hofstoet, welke vreemde gezanten in verbaasdheid brengtGa naar voetnoot(††). 't Geen hem ons daarby het meest achtenswaardig maakt is, dat hy zich onthoudt om zich op te dringen. De eer is by hem altyd iets 't geen hy verwachten kan; maar hy kent geen uitstel om dezelve te verdienen. Buitenlandsche Staaten vernieuwen de verbonden met hem. Men vindt zich zeer gelukkig onder zyne regeering, welke by het einde zo gerust en veilig wordt. Door dit alies wordt het volk opgewekt, om vooral de betuiging van achting niet te verminderen, welke hy by andere volken geniet. Men wordt het eens om aan hem de hoogste magt plegtig op te draagen; alle de standen en aangelegenheden des ryks van hem afhangkelyk te maaken; alle gerichtelyke gedenkschriften, van de jaaren zyner regeering afgereekend, te onderteekenen, en zulks te bevestigen door eene koperen tafel, welke in den tempel moest opgehangen worden. Daar onbreekt byna niets aan, dan alleen de koningklyke naamGa naar voetnoot(§). Men heeft geen redenen, om berouw te hebben over deezen stap. Hy maakt zyn volk gelukkig in den vrede, waaraan hy de voorkeur geeft boven den oorlog; zyn ouderdom wederhoudt hem niet, om reizen te onderneemen in dit Land, en nog nieuwe schikkingen te maaken, welke in het vervolg gewigtig wordenGa naar voetnoot(⁂). Hy beschermt dit land, | |
[pagina 401]
| |
wanneer deszelfs rechten gekrenkt worden. Wanneer de opvolger van Demetrius, Antiochus Side es, die in den beginne Simon erkent, en hem groote rechten toestaat, eenige steden, welke den Jooden toebehooren, weder eischt, weigert hy zulks met recht; en terwyl men wederom de wapenen opvat, is zyn dappere zoon Johannes zo gelukkig, dat hy de vyanden overwint. Evenwel mogt hy ook in den dood geen beter lot hebben dan zyn broeders. Door verraad van zynen eigen schoonzoon, die op zyne waardigheid belust is, wordt hy, terwyl hy in den schoot van zyn huisgezin van zyne reizen wil uitrusten, by een vrolyk gastmaal omgebragt. Wat toch zou dikwerf het eindelyke loon zyn van een leven, het geen geheel en al ten nutte van anderen is werkzaam geweest, indien de dood van het geheele bestaan een einde maakteGa naar voetnoot(*)? Simon is, volgens deeze weinige trekken, de grootste onder zyne broederen, en zo zeer, als iemand, waardig, dat zyne verdiensten, in den beginne zo stil en bescheiden, eindelyk zo roemruchtig ten toon gesteld en beloond worden. Inmiddels hadden alle de zoonen van Mattathias daar toe medegewerkt, dat men, - waartoe dikwerf niet de minste waarschynlykheid was, - na zulke bedryven, als men onder Antiochus Epiphanes beleefd had, evenwel ook zodanige tyden weder zag, waarin de Israëliet, om met onzen geschiedschryver te spreeken, “den akker wederom in vrede bouwde, dat het land zyn gewas, boomen en velden hunne vruchten gaaven; waarin de Ouden op de straaten met elkanderen spraken van het wedergekeerde geluk van 't land, en de jongen zich oefenden, om door stryden eer te behaalen; - waarin het land vrede had, Israël vrolyk was, en elk zonder vrees onder zynen wynstok en vygeboom zat; waarin de onderdrukte eenen verdediger en de wet eenen beschermer vondGa naar voetnoot(†).” De langduurige tyd had Simon daarby zo weinig doen verslaauwen, met opzicht tot de eerste bedoeling, welke zynen Vader de wapenen deed opvatten, dat hy aan de herstelling van den godsdienst, en aan de zuivering van alle Israelietische steden van de gedenktekenen van den afgodendienst, zyne voornaamste zorg besteedt; en dat door zyn yver aan den tempel zyn voorige luister wordt wedergegeeven.’ |
|