Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTaalkundige Mengelingen. Uitgegeven onder de Zinspreuk: Linguae Patriae excolendae amore. No 3. Te Leyden by F. de Does Pz. 1783. In gr. octavo.Hebben de Liefhebbers onzer Nederduitsche taaloefeninge de twee voorige stukjes deezer Mengelingen met genoegen ontvangenGa naar voetnoot(*), dit derde zal ook gewis hunne goedkeuring | |
[pagina 387]
| |
wegdraagen; daar 't op nieuw verscheiden taalkundige aanmerkingen behelst, die, zo ter verklaaringe van eenige byzondere woorden, als ter ophelderinge van den aart onzer spraake, strekken. - Tot het eerste behooren twee Artykels. (1.) Een onderzoek over het verouderd Nederduitsch woord quene, 't welk hier op uitkomt. ‘Dat de algemene betekenis van ons Neêrduitsch quene, naer de overeenstemming met de verwantschapte talen, in het algemeen ene vrouw betekent, maar dat het gebruik der oudste Schrijvers het zelve in ene meer bepaalde betekenis heeft ingevoerd; dat zij namelijk het zelve meestal voor ene oude vrouw geschreven hebben’. (2.) Eene navorsching van de betekenis der oude woorden gomen, ook begomen, mitsgaders goom of goem. Naar de overeenstemming met het Angelsaxisch, en 't doorgaande gebruik der oude Schryvers, zegt het werkwoord zo veel als ons merken, bemerken en opmerken, in de betekenis van ergens agt op te geeven of iets in agt te neemen; van waar het dan ook wel betekent voor iets te zorgen, en iets te bewaaren, of te beschermen: in welken zin het zelfstandige woord ook meermaals door hen gebruikt wordt; van waar de spreekwyze iets goom of goem nemen, dat is, 'er agt op geeven. By de aanhaaling der plaatsen, ter staavinge van dit gebruik deezer woorden in dien zin, komt ook het oude woord roecken voor; en by die gelegenheid merkt onze Schryver aan, dat men de woorden roecken en roeck oudtyds mede in die betekenis van iets gade te slaan gebezigd heeft. Te gelyk waarschuwt hy ons om het woord goom wel te onderscheiden van het woord gome, volgens Kiliaan een oud Duitsch woord, betekenende Homo een Mensch of wel een Man. By deeze twee Stukjes komt wyders nog eene Verhandeling over de gemeenschap der Gotische Nederduitsche Taal: ter aantooninge van welke hy de volgende zaaken in agt neemt. (1.) De overeenkomst der woorden: (2.) de onderscheiden betekenis der overeenstemmige woorden in de beide taalen: (3.) de verandering der klinkers: (4.) het onderscheiden gebruik der medeklinkers: (5.) de zamenvoeging der woorden: (6.) die woorden, die eenen byzonderen naamval regeeren. (7.) den Ablativus absolutus, en (8.) den Genitivus absolutus. Uit derzelver overweeging blykt ten klaarste, dat deeze twee taalen eene zeer naauwe gemeenschap met elkander hebben; 't welk, gelyk in 't voorige gewag der Verhandelingen van den geleerden Malmenius, raakende de overblyfzels der Gethische taalGa naar voetnoot(*), aangeduid is, doet zien dat eene oplettende beoeffening van 't Gotisch veelzins kan dienen, tot een geregelden grondslag van afleiding en naspooring der betekenisse veeler woorden in onze Nederduitsche spraak. Om dit | |
[pagina 388]
| |
door één en ander voorbeeld nader op de helderen, en aan te toonen, zullen wy het hoofdzaaklyke van het hier bygebragte, nopens het opgemelde tweede Artykel, nog mededeelen. ‘Men vindt zegt onze Schrijver, verscheiden woorden in onze Nederduitsche taal; daar de eigenlijke of grondbetekenis bij ons van verloren is, maar bij de Gothen en andere verwandschapte talen bewaard is gebleven. In 't Moesogothisch is Thiwi eene Dienstmaagd, ancilla, welk woord wel in schrijfwijze met ons teef overeenkomt, maar geensinds in betekenis. Bij ons is teef meretrix, eene hoer; en hiervan weder overdragtelijk de benaming die aan een' hond van 't vrouwlijk geslagte gegeven wordt, om welke reden zal een kundige ligt begrijpen. Dan zou men kunnen vragen van waar die overdragtelijke betekenis van ons woord teef? Welaan 't antwoord is gereed. Oudtijds pleegden de Dienstmaagden die geene te wezen in de huizen harer Heren, die nu in Bordelen te vinden zijn; gelijk blijkt uit de XXIX Tit. van de Lex Salica.Ga naar voetnoot(a) Op gelijke wyze is het met 't M.G. shalks servus; hoewel met dit onderscheid, dat 't in oude duitsche schriften wel in die betekenis voorkomt, doch zedert twee eeuwen en langer al in onbruik geraakt, en alleen in de overdragtelijke betekenis behouden is. Voor eenen slaaf of knecht genomen, vind ik het bij maerlant.Ga naar voetnoot(b).
Nu is comen dit tiit,
Dat men mag proeuen wat ghi siit,
En wert niet schalke dier van Rome.
Wie waren de erste als ic gome,
Die hem ontseiden dienst in tiden.
Alwaar 't woord dienst duidlijk aanwijst, dat schalke hier voor slave genomen zy. - Voorts komt het ook in dezen zin voor, in het Oost Friesl. Landr.Ga naar voetnoot(c) so he syn schalck was, sall syn Heere alleine boeten. In composita is 't woord schalk ook bij ons nog overgebleven, doch veeleer in de betekenis van Heer dan van knecht, als MaarschalkGa naar voetnoot(d), welk woord oorspronglijk niets anders bete- | |
[pagina 389]
| |
kent, wat betekenissen 'er ook aan gehegt mogen worden, en wat afleidingen de Geleerden ook van 't zelve maken mogen, dan eenen, die 't opzicht heeft over de Paarden. Hoe deze benaming tegenwoordig voor zo eenen eertijtel gebezigd wordt, is ligtlijk te begrijpen, als iets zijnde dat van vroeger oorsprong is, en bij de oudheid moet gezogt worden. Oudtijds waren de slaven van tweederlei orde; van de eerste orde waren die, welke aanzienlijker diensten verrigtten: van de andere die gering werk deeden. Onder de eerste orde zullen zekerlijk de Maarschalken geweest zyn.’ - De Autheur, dit breeder ontvouwd hebbende, komt eindelyk tot de tegenwoordige overdragtelyke betekenisse, volgens welke schalk by ons loos betekent; en leidt ons om te denken, dat men, met afzigt van andere vergezogte afleidingen, de reden deezer overdragt nergens anders heeft te zoeken, dan in de geaartheid der slaaven, die looslyk alles bedagten, en byna nagt en dag bezig waren, ten einde middelen uit te vinden, om uit hunne slaaverny te geraaken en te vlugten. ‘Van twee, (vervolgt by nu verder,) in betekenis verschillende, doch in oorsprong overeenstemmende woorden nu gehandeld hebbende, zo kan ik niet nalaten, om hier als een byvoegsel noch deze korte aanmerking over het M.G. woord akran, fructus, en ons aker, (glans,) bij te voegen. Ik vind dit M.G. akran op verscheiden plaatzen in den Cod. Arg.Ga naar voetnoot(e) altoos voor vrugt (fructus) gebezigt, 't zij in de betekenis van boom- of aardvrugt of voor 't Lat. saetus. JuniusGa naar voetnoot(f) heeft 't vergeleken met 't Al. uuacher en uuocher, (fructus.) Jo. ihreGa naar voetnoot(g) met 't M.G. akrs arvum, terra arabilis. Ik geloof, dat beide deze groote Taalkundigen wat al te los hier over zijn heen gestapt, en dat M.G. ahran oorspronglijk wel eenen eikel (glans) betekent, doch alzo dat in de oudste tijden eikels de gemene spijs was, die men gebruikteGa naar voetnoot(h), zo | |
[pagina 390]
| |
komt mij niet onwaarschijnlijk voor, dat 't naderhand in eene algemeener betekenis gebruikt zij, welke algemeene beduidenis in 't vervolg weêr in onbruik gekomen, en de eerste weer hersteld is. Wie ziet dan niet de volkomen overeenkomst tusschen dit M.G. akran en ons Aker (glans), ook Eikel geheeten? Zie daar dan drie onderscheiden voorbeelden! Ik zoude nog meer diergelijke kunnen voorbrengen, maar ik denk, dat de gunstige Lezer mij ligtelijk zal toestemmen, dat dit mijn tweede stuk, dat te bewijzen was, duidelijk genoeg betoogd zij: en indien twee of drie goede voorbeelden en bewijzen iemand niet overtuigen, zal hij door eene groote menigte niet overreed worden.’ |
|