verslag; met eene bygevoegde Verantwoording van alles. Dee ze bestaat in eene verrekening van Ontvang en Uitgaave, in dit geval, gedaan, door den Wel Ed. Gestr. Heer Hendrik Jan Rink, Ontvanger der Amptslasten, Hoofden en Kribbepenningen des Ampts Neder-betuwe, woonagtig te Tiel; waaruit een ieder op eene voldoende wyze kan zien, het beloop der ingezamelde somme, en derzelver regtmaatige besteeding. Wyders gaan hier nevens eenige Bylaagen, die ten deele ter ophelderinge van het Berigt, en ten deele ter bevestiginge van de getrouwheid der gedaane verrekeninge strekken; dienende de laatste ter verklaaringe van het onderscheid, dat 'er plaats heeft, tusschen de Hoge, Vrye en Dagelyksche Heerlykheden in Gelderland; op welker slot de Heer en Mr. *** niet ten onregte aanmerkt, ‘dat het mogelyk van veel dienst en nut zou zyn, byaldien een kundig, en in de oude Gedenkstukken van ons Vaderland, ervaaren, Man, zyn werk maakte, om naar te spooren de Rechten van de Hooge of Vrye, en van de laage Heerlykheden, in de byzondere Districten van onze Republiek.’
Men kan uit dit Berigt met de Verantwoording enz. zien, dat de lofwaardige Mededeelzaamheid nog in den Lande woont; en dezelve ontvangt hier door eene nieuwe aanspooring; terwyl dit betoon van weldaadigheid tevens kan strekken, om onze overige Provincien, door den band der Unie met Holland vereenigd, te doen bezeffen, hoe dierbaar Holland te schatten zy. ‘En aangezien dit meerder vermogen, van Holland, (gelyk de Rotterdammer Heeren zeer gepast aanmerken,) eeniglyk spruit uit deszelfs uitgestrekten Koophandel en Zeevaart, zo mag het den overigen Bondgenooten, met naame den Gelderschen, niet onverschillig zyn, of die Takken van Welvaart, die Bronnen van Weldaadigheid, bloeijen dan kwynen. In het laatste geval zouden de Hollandsche Beursen ophouden, onzen noodlydenden Medevaderlanderen den gereeden toevlugt te verschaffen, welken zy, in gevallen van watervloed, nu zo menigwerven gevonden hebben.’