Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNieuwe Reize door Noord-Amerika, in den jaare 1781. Door den Heere Abt Robin. Uit het Fransch vertaald. Te Amsterdam, by Allart en Holtrop, 1782. In groot octavo, 283 bladz.Een aanmerkelyk gedeelte van Noord-Amerika is de Abt Robin doorgetrokken, daar hy den veldtogt van den Graaf de Rochambeau van den jaare 1781 bygewoond heeft. Te Boston aangeland zynde, vervoegde hy zig voorts by het Leger, diestyds te Providence; vergezelde het zelve in den optogt, door eene uitgestrektheid van 756 Engelsche mylen, ongeveer 252 uuren gaans, van Providence tot voor York; van welks belegering en overmeestering, te gelyk met het gevangenneemen van Lord Cornwallis en deszelfs Krygsmagt, hy een ooggetuigen geweest is. 's Mans Brieven, in welken hy verslag van zyne ontmoetingen en waarneemingen geeft, toonen een geest van opmerkzaamheid, niet alleen ten opzigte van het Krygs-, maar ook ten aanzien van het Staatkundige; terwyl het tevens blykt, dat de Natuurlyke Historie mede dikwerf zyne aandagt tot zig getrokken heeft. Ter dier oorzaake ontmoet men in deeze Brieven, buiten het verhaal der Krygsverrigtingen, verscheiden aanmerkingswaardige byzonderheden, die ons de gesteldheid van dat gedeelte van Noord-Amerika nader leeren kennen. De elf eerste Brieven behelzen een voortgaand | |
[pagina 335]
| |
berigt van zyn wedervaaren, en 't geen hy, geduurende zyne togten, opgemerkt heeft. Hieraan hegt hy, in den twaalfden Brief, een kort verslag van den Veldtogt van Bourgoyne, en deszelfs omcingeling, waardoor hy genoodzaakt werd, zig met zyne Krygsmagt aan Gates over te geeven. Dit doet hy vergezeld gaan van eene kundige vergelyking der omstandigheden van Bourgoyne en Cornwallis; met aanwyzing van 't geen men als misslagen in hunne verrigtingen zou mogen aanmerken; waaruit men kan afleiden, dat het gedrag van Bourgoyne zeer wel tegen dat van Cornwallis opgewoogen mag worden. ‘Kan men’, zegt hy daarom ten besluite, ‘kan men, naa dit alles, in twijfel trekken, wie der beide Engelsche Generaals zich best gekweeten hebbe? Zou Bourgoyne minder gedaan hebben te York, en zou Cornwallis meer gedaan hebben in de Moerassen aan het Fort Edward grenzendeGa naar voetnoot(*)?’ Ten laatste komt hier nog een Brief, in welken de Heer Abt Robin zig verledigt tot eene staatkundige beschouwing der gesteldheid van de Vereenigde Staaten, der voorgevallene omwentelinge, en der gevolgen, die men 'er van te wagten heeft. In deeze beschouwing geeft hy, onder anderen, een beknopt berigt van den aanvang en voortgang deezer omwentelinge, met nevensgaande aanmerkingen over het schrander beleid der Amerikaansche Hoofden, die dezelve te wege gebragt hebben, op eene wyze, welke ter verwonderinge van alle Staatkundigen strekt; dat hem zig hier over aldus doet uitlaaten. ‘Met verbaasdheid, zegt hy, kon Engeland aanzien, dat haare Volkplantingen, met zo veel stoutmoedigheids en voordeels, haare regten beoordeelden, zulke verstandige maatregels beraamden, zulk een vast genomen besluit aankondigden, maar moest het van de vreeze bevangen worden, dat, wanneer gedugte Legers zich vertoonden, de Volkplantingen aan het Moederland tegenstand zouden bieden? - Lieden, die nimmer in den kryg gediend hadden, overgegeeven aan de zoetigheden van het Landleeven, in den overvloed opgebragt, van een langzaam en vreedzaam karakter, wien het bloote denkbeeld van het vergieten van | |
[pagina 336]
| |
Menschenbloed van een kille vreeze deedt bevangen wordenGa naar voetnoot(*), konden zulke lieden bekwaam zijn, (ter bestrijdinge van eene Natie, door haare jongste voorspoeden, zo geducht in hunne oogen,) hunne geliefde woonsteden te verlaaten, zich aan eene gestrenge ondergeschiktheid te onderwerpen, den honger en de onmaatigheid van wind en weder te tarten, langduurige en afmattende werkzaamheden te verduuren, en met onverschrokkenheid anderen te dooden, of zelven gedood te worden? Konden de Engelschen gelooven, dat zij dit zouden durven onderneemen, terwijl zij, zonder ervarene Opperhoofden, zonder wapenen, zonder krijgsbehoeften, zouden te doen hebben, met een krijgshaftigen vijand, doorleerd in de kunst van slag leveren, en voorzien van alles, 't welk hem een gelukkigen uitslag kon verzekeren? Om kort te gaan; Engeland, door zijne eerzuchtige Staatkunde genoopt, moest noodwendig gelooven, dat een klein getal Troepen zou toereikende zijn, om de Amerikaanen te beoorloogen en te onder te brengen; en, indien deeze Troepen in haaren toeleg mislukten en overwonnen wierden, moet zulks, in de Staatsomwentelingen worden aangezien als een verschijnzel, waarvan geene heerschappij van 't gantsche Heelal ons een voorbeeld heeft uitgeleverd, en welks weergaê, in het toekoomende, misschien, nooit zal ondervonden wordenGa naar voetnoot(†). Laaten wij ons niet verwonderen, wanneer wij de nieuwe Amerikaansche Eskadrons zo dikmaals zien de vlugt neemen, verstrooid worden, en op de aannadering des Vijands | |
[pagina 337]
| |
verdwijnen; maar laaten wij ons verwonderen, wanneer wij hen van nieuw zich zien vereenigen, van nieuws ten voorschijn treeden, en altoos met lijdzaamheid en kloekmoedigheid verdraagen den honger en alle de rampen, welke de Oorlogen medebrengen. Hoe meer de fiere Engelschen het vernuft, de geneigdheden en de hulpmiddelen hunner Volkplantingen opgemerkt en bestudeerd hadden, hoe meer zij zich moesten verlaaten op den goeden uitslag hunner wapenen; en de geoeffende Wijsgeer moest opmerken, dat 'er, ter voltooijinge van deeze in onze dagen voorspelde Omwentelinge, veele Eeuwen vereischt wierden. Gij ziet de Amerikaanen, meer werkzaam door den aandrang der Reden, dan door de drijfveer des Gevoels; meer houdende van overdenken, dan van gevoelen; zich meer toeleggende op nuttige dan op aangenaame verrigtingen. Van hier dat de Wetgeeving, de Staatkunde, de Natuurkunde, de Werktuigkunde aldaar opgang konden maaken; terwijl de vermaak aanbrengende kunsten aldaar onbekend bleeven; terwijl de Dichtkunde, die, onder alle andere Natien, de Weetenschappen vóórging, aldaar haare verheevene en aandoenlijke toonen niet doet hooren. De steden, de vlekken, de plantaadjen kunnen aldaar vertoonen het beeld van een onbekrompen bestaan, der gezondheid, der goede orde; doch niets van 't geen alleenlijk de verbeeldingskragt treft en vermaakt. Geene in eene rechte lijn geplante berceauswijze gekromde boomen, om onder dezelve een aangenaam lommer te genieten; geene tuinen, in welke vernuftig aangeleide bloemperken, in welke de bekoorlijke eenpaarigheid, in welke de bevallige verscheidenheid van bloemen de zinnen streelen en de ziel bekooren; geene openbaare danspartijen of gezelschappen, zinnebeelden van hunne vrolijkheid en geluk. Door welke middelen heeft ondertusschen het Patriotismus dusdanige menschen kunnen vereenigen, en hen vatbaar maaken voor zulke kloeke poogingen? Eene belasting op de Thee heeft hen eensklaps moeten berooven van eene Waare, het gebrek van welke zich ieder oogenblik aan elk Amerikaan deedt gevoelenGa naar voetnoot(*). Het onverdraagzaame Pres- | |
[pagina 338]
| |
bijteriaansdom moet zints langen tijd zaaden van haat en tweedragt tusschen hen en het Moederland agtergelaaten hebben. Hunne te eng beperkte Koophandel, niettegenstaande zij een van de rijkste gronden des aardbodems bewoonden, moet hun naauwlijks de dringendste behoeften der gerijflijkheid hebben opgeleverd. De Nieuwspapieren, die van ieder geleezen wierden, moeten de ontsteltenis wijd en zijd verspreid, en hun een afgrijslijk toekomende voor oogen gesteld hebben. Doch geene tooneelen van gewelddaadigheid en wreedheid dienden als voorboden van dit hachlijk oogenblik; het was bedaard en wel overleid.’ |
|