een aantal van Stukken, in eene geschikte orde, te verzamelen. Men vindt hier naamlyk byeengebragt alle de daartoe behoorende Stukken, zedert het jaar 1487 tot op het jaar 1749. Zyn Ed. is tot deezen arbeid genoopt, door de overtuiging, ‘dat derzelver openlyke afgifte den Verdeedigers der ongelimiteerde Militaire Jurisdictie allen uitvlugt en verontschuldiging zou benemen; en den Voorstanderen van des Volks Rechten en Vryheden met onweerstaenbaere wapenen voorzien:’ bedoelende daar mede, ‘dat Hunne Ed. Mogende en Hunne Ed. Groot Mogende de Staetsbesluiten van voorige Eeuwen zulken klem gelieven by te zetten, dat de Burger, in het vervolg, tegens de meer of min gegronde vreeze voor het Gewapende Geweld moge zyn beveiligd.’ Men verwagt dit, op te vaster grond, om dat uit alle deeze Papieren ten duidelykste blykt, dat nimmer den Militairen Regter, onder welke benaaming ook, zulk eene Jurisdictie Staatswyze is opgedraagen; zynde veeleer het tegendeel door onbetwistbaare Resolutien vastgesteld; en tegen alle Memorien, ter begunstiginge van zulk eene Militaire Jurisdictie, staande gehouden. Wel byzonder toont ons het laatste Deel, gaande over het voorgevallene, van 't jaar 1721 tot 1749, dat ook aan zyne Doorlugtige Hoogheid, Willem den IV. Glor. ged., welke poogingen Hoogstdezelve aangewend hebbe, om zyne bevoegdheid tot die Jurisdictie aan te wyzen, nimmer zulk eene ongelimiteerde Militaire Jurisdictie, door de hooge Bondgenooten gezamentlyk, of één derzelver privativelyk, is opgedraagen. ‘En ik schroome, zegt de Heer van der Kemp, niet 'er by te voegen, dat zulk eene ongelimiteerde Jurisdictie in commune delicten en civile zaaken, zonder de expresse bewilliging van alle de integreerende Staetsleden, nimmer, ('t zy met eerbied gezegd,) door de
Bondgenooten opgedragen konde worden.’
Zyn Ed. zou veelligt over dit onderwerp nog eenige aanmerkingen, voor dit Magazyn, geplaatst hebben; maar de uitgave der Amsterdamsche Memorie, waarin de praetense gronden, voor die Jurisdictie aangevoerd, omgekeerd worden, en alles bygebragt is, wat tot staaving van het nimmer geabdiceerd gezag des Souverains hadde kunnen en behooren te worden, maakt zulks, zyns oordeels, overboodig. Voorts beroept hy zig nog op het bekende Friesche Advys, met het doorwrogte Naschrift. Men voege hierby de opgenoemde Missive van een Regent, enz.