Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTafereel der Algemeene Geschiedenisse van de Vereenigde Nederlanden, gevolgd naar 't Fransch van den Heer A.M. Cerisier. IV de Deel, 2de Stuk. Te Utrecht, by B. Wild, in gr. 8vo. 296 bladz.Ten aanziene van dit Werk, 't welk, op den eigensten trant, als het begonnen is, voortgezet wordt, hebben wy bykans niets meer te doen dan enkel op te geeven, wat 'er hoofdzaaklyk in dit IVde Deels 2de Stuk voorkomt. Het tegenwoordig Boekdeel neemt een aanvang met het Vierde Tydperk; voorstellende: de laatste poogingen ter hereeniging der Nederlanden met Spanje; de Krygsverrigtingen der Vereenigde Gewesten; hun handel als een Oppermagtige Staat met andere Oppermagten; de Overdragt der Nederlanden aan de Infante izabella; de voortgang des Handels, der Zeevaard en Kunsten; en den dood van philips den II. - Het Vyfde Tydperk, vertoont ons de Spanjaarden, die de Duitschers tegen zich ophitzen door in de Rykslanden te vallen; hoe maurits zich van deeze afwending bedient, om hun veele Plaatzen te ontweldigen; den grooten Zeetocht na de Canarische Eilanden, de Zege, door maurits by Nieuwpoort bevogten; de nieuwe voordeelen, ten Lande en ter Zee op de Spanjaarden behaald; de Oprigting der Oostindische Compagnie; de Dood van elizabeth; 't Langduurig Beleg van Oostende. - Het Zesde Tydperk, vermeldt de Vermeesteringen van spinola; den Zeetocht van hautain | |
[pagina 213]
| |
en heemskerk; de Wapenschorssing; de Handelingen over Vrede en Bestand; de Inzigten en Staatkunde der Koningen van Spanje, Frankryk, als mede van Prins maurits en oldenbarneveld; de Onafhanglykheid der Vereenigde Gewesten erkend, - Partyen voor en tegen het Bestand; Zeden, Kunsten en Weetenschappen. Wie het voorgaande deezes Werks geleezen heeft, en den schryftrant van den Heer cerisier, of van diens Nederduitschen Naavolger, kent, zal, uit deeze korte opgaave, ligt kunnen opmaaken, dat 'er zeer veele Gebeurtenissen, welke tot die hoofdgevallen, medewrogten, in verhandeld worden. Kortheid, zo veel de klaarheid gehengt, en niet tot dorheid vervalt, treft men meestal aan; doch zomtyds eene breeder voordragt. Een stuk van deezen aart, verschillende van alle andere, door ons uit dit Werk ontleend, zal thans eene proeve opleveren. Het Onderzoek naamlyk, na het Gedrag van Koning hendrik den IV, en of hy naa de Oppermogenheid der Vereenigde Gewesten gestaan hebbe? Hier over vinden wy de volgende bedenkingen. ‘Zo ras de Wapenschorssing bekend gemaakt was, hadden de Algemeene Staaten de Koningen van Frankryk en Engeland des kundschap laaten toekomen; met verzoek dat zy hun yver met goeden raad wilden bystaan. Hendrik de IV nam te veel deels in 't geen deeze Gewesten betrof, om met onverschillige oogen aan te zien, dat zy een stap van die aangelegenheid gedaan hadden, zonder hem te raadpleegen. Zelfs was hy, eerst verneemende dat 'er eene Onderhandeling zou aangevangen worden, zo gezet om 'er deel in te hebben, dat hy zeshonderd duizend Guldens aan de Staaten zondt, in hoope, dat zy geen verdrag met de Aardshertogen zouden maaken, zonder hem te kennen. Zyne Staatkundige inzigten verdienen ontvouwd te worden. Hy hadt ontdekt, dat Koning jacobus door het Hof van Spanje was gewonnen, die, de Infante aan zynen ondsten Zoon tot Bruid beloovende, met de Nederlanden, welke hy, naa 's Aardshertogs dood, aan haar zou afstaan tot een Huwelyksgoed; en dat die Vorst, in hoope van een Land te zullen krygen, waar in hy reeds eenige Steden hadt, zints den jaare MDCVI den Staaten wegen van bevrediging voorstelde, onbestaanbaar met hunne Onafhanglykheid. Deeze gewigtige kundschap, gepaard met de aanzoeken der yverige Catholyken, die hendrik dwongen, om van zyne verbintenis met de Ket- | |
[pagina 214]
| |
ters af te staan, of eenige voordeelen te bedingen, die tot vergoeding strekten van de verbaazende Geldsommen hun opgeschooten, als mede zyne begeerte, om een Volk, 't welk zich reeds tweemaalen, zedert de gereezene Onlusten, aan Frankryk hadt willen onderwerpen, aan zyne Kroon te hegten; - dit alles bewoog den Koning van Frankryk, om zich aan te kanten tegen de Oogmerken des Engelschen HofsGa naar voetnoot(*). Hy maakte eenen aanvang met eenige Steden tot Pandschap te willen eischen voor de zekerheid der verstrekte Penningen. “Maar,” zegt sully, een Staatsdienaar, die de Vriend en Vertrouweling des Konings was, “de Algemeene Staaten, naa den slegten uitslag der laatste Veldtochten, ziende, dat de groote Staaten groote redmiddelen hebben, en de kleinen ras uitgeput zyn, zouden veelligt besluiten, om niet alleen Pandsteden aan den Koning te leveren; maar zich geheel aan hem over te geeven.” Dit was eeniger gevoelen; en men handelde in 's Konings raad verscheide keeren over den voorslag, om de Zeven Gewesten aan Frankryk te hegten. Dan deeze Hoofdopziender der Geldmiddelen, een vyand van kostbaare ontwerpen, de zaaken in 't groot en alle derzelver gevolgen beschouwende, en altoos zyne Staatkunde naar den meetstok van goede trouwe regelende, kantte zich altoos tegen dit heerschzugtig voorneemen. Doch, ondanks de redenen, door deezen verstandigen Staatsdienaar bygebragt, liet men niet na, eenige poogingen tot dat einde aan te wenden; maar veel eer, naar 't scheen om te beproeven, of het wilde gelukken, de geestneiging der Nederlanderen, in gevalle zy een Vorst wilden hebben, tot den Koning van Frankryk te doen overhellen, dan om een vast en bepaald plan van Ryksvermeerdering voort te zettenGa naar voetnoot(†). Francois aarsens, Afgezant der Algemeene Staaten aan het Fransche Hof, kreeg, in den jaare MDCVI, last van Koning hendrik om hem het antwoord zyner Meesteren te rug te brengen, op de volgende vraagen. - Of zy zichzelven, met de hulp hunner Nabuuren, konden handhaaven in den staat, waar in zy zich toen bevonden? - Welke geneigdheid zy hadden tot den Vrede? Welke middelen om dien te bekomen, en of zy, tot verkry- | |
[pagina 215]
| |
ging en verzekering van denzelven, de tusschenkomst des Konings behoefden? - Welke voordeelen zy den Koning dagten toe te voegen, in gevalle hy den Oorlog aan Spanje verklaarde. - En of zy, zich werpende in de armen zyner Majesteit, de vrye oefening van den Catholyken Godsdienst zouden willen gedoogen? - Aarsens, in Frankryk te rug gekeerd, bragt geen ander antwoord mede, dan dat hy, over de opgegeeve Vraagen, geheel niet hadt durven handelen: en te minder, om dat de Koning van Groot-Brittanje nog voordeeliger aanbiedingen gedaan hadtGa naar voetnoot(*). In het volgende Jaar, raadpleegde men, op 't verzoek van denzelfden aarsens, ter Vergaderinge van Holland over eenen gewigtigen voorslag, waar over men niet dan tot den meesten dienst der Landen, en tot best genoegen des Konings, begeerde te besluitenGa naar voetnoot(†). Men weet met geene zekerheid wat deeze voorslag inhieldt. Maar het schynt genoeg te blyken uit de getrouwste en egtste Gedenkschriften, dat het groot oogmerk van der Franschen Vorst was, aan de Vereenigde Gewesten, Vrede en Onafhanglykheid te bezorgen, om ontlast te worden van de zwaare kosten welke deeze Oorlog baarde; hy durfde ze niet verlaaten, uit vreeze dat zy onder het juk van Spanje zouden vervallen, de zaaken, van welk Hof hy geloofde dat heimlyk ondersteund wierden door de Engelschen, schoon zy zulks altoos ontkend hebben. Het nieuws der Verbintenisse, waar van wy gesprooken hebben, de strydigheid der belangen des Koophandels, thans heftiger dan ooit, tusschen Engeland en de Vereenigde Gewesten, het verspreidde gerugt, dat Koning jacobus de Staaten, om hunnen opstand tegen den Koning van Spanje, gewoon was Wederspannelingen te noemen, verwekten in de Vereenigde Nederlanden zeer slegte gedagten en verregaande vermoedens, ten opzigte van de Engelschen. Ze werden gestyfd door oldenbarneveld; en de Party, die na den Vrede haakte of kragtdaadiger bystand verlangde, om den Oorlog met allen ernst door te zettenGa naar voetnoot(§). De Koning van Frankryk, zich niet kunnende ontslaan | |
[pagina 216]
| |
van het verleenen eens lastig drukkenden onderstands, dan door den Vrede, zogt de Staaten eenigermaate tot denzelven te noodzaaken, hun geene andere keus laatende, dan zich aan hem over te geeven, indien zy in den Oorlog wilden blyven. Dit was het algemeene plan, volgens 't welke zich de Fransche Onderhandelaars, in dit geval, gedroegen. Jeannin schroomde niet, Prins maurits, die steeds voor den Oorlog ieverde, te gemoet te voeren; dat, indien men op nieuw wilde oorlogen, het niet redelyk ware, dat de Koning zyn Geld en Staaten zou waagen, zonder 'er iets by te winnen; 'er byvoegende, dat men de Vereenigde Gewesten geheel Fransch moest maaken. Waarop maurits antwoordde: Dat het nu de tyd niet was om daar van te spreeken, zo men de Landen niet eer Spaansch dan Fransch wilde zien. De Staatsdienaar villeroi schreef jeannin: “dat, indien de Staaten den Koning in den Oorlog wilden inwikkelen, zy iets ongemeens voor hem moesten doen; dat hy, jeannin, daar van moest spreeken met maurits en oldenbarneveld, dat de Koning de zaak niet bedorven wilde hebben door overhaasting; dat hy liever den Vrede wilde.” In eenen anderen brief, schreef hy: “'t Is waar, eenigen zeggen, dat de Koning niet verlangen moet dat de Staaten ryker en magtiger worden, dan zy reeds zyn, om redenen, die gy ligt bevroeden kunt.” Dan hy voegt 'er by: “Men hebbe nog meer de herstelling van de zaaken der Spanjaarden te vreezenGa naar voetnoot(*).” Bentivoglio ontvouwt ons die redenen; te weeten, hoe men in Frankryk voor de te groote magt der Vereenigde Gewesten vreesde: dewyl de Protestanten in Frankryk, die eenigzins het hoofd begonnen op te steeken, van daar bystand zouden kunnen ontvangen als het tot een oproer kwam. Alle de geheime onderrigtingen, omtrent het midden en einde van deeze Onderhandelingen, door Frankryk aan de Gevolmagtigden gegeeven, maanden hun aan, om den Vrede, als de groote hoofdzaak, in 't oog te houden; en, in gevalle deeze niet slaagde, en de Vereenigde Gewesten zich genoodzaakt vonden van Regeering te veranderen, het daar heen te wenden, om zyne Majesteit te begunstigen. Oldenbarneveld, die wel wist, hoe zich | |
[pagina 217]
| |
te bedienen van eene Staatkunde, zo gunstig aan zyn geliefd plan van Vrede, verklaarde jeannin: “dat men, te raade wordende van de Regeering te veranderen, en het Gemeenebest tot een Vorstendom te maaken, den Koning van Frankryk voor alle Vorsten zou kiezen.” Uit deeze stukken hier in één oogpunt zamengebragt, blykt, dat de Koning van Frankryk geene andere dan losse en vermoedelyke inzigten van Staatzugt hadt. Hy hieldt zich zeer gebelgd over het verspreidde gerugt, dat hy de Regeering der Vereenigde Gewesten dagt te veranderen, en, door het inhouden van den gewoonlyken onderstand, de Staaten te noodzaaken, om hem de Heerschappy af te staan. Hy droeg zorge, zynen Gelastigden te beveelen, alle gerugten te stuiten, die zyne bemiddeling verdagt konden maaken: zyn oogmerk was, de Scheidsman te weezen in deeze gewigtige Onderhandeling, en de eer te verwerven, van den Grondvester van 't Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden te weezen. Het geheel beloop der volgende Onderhandeling, door de bekwaamste Mannen volvoerd, staaft de bygebragte stelling, ten opzigte van Koning hendrik's oogmerk’. Wy hebben, dit Stuk doorleezende, menigwerf misnoegd geweest over de menigte van Drukfeilen, die 't zelve ontcieren; 't is zeer te wenschen, dat men, in de volgende Deelen, het naazien der Proeven nauwkeuriger verrigte. |
|