| |
Wysgeerige en Staatkundige Geschiedenis van de Bezittingen en den Koophandel der Europeaanen in de beide Indien. Tiende Deel. Te Amsterdam, by M. Schalekamp, 1783. In gr. octavo, 544 bladz.
Met de afgifte van dit Deel, het welk de Aanhangzels, Invullingen, Uitbreidingen en Verbeteringen, op de drie laatste Deelen, behelst, wordt de Nederduitsche Uitgave van dit Werk voltrokken, en de Leezer ontvangt daar mede alles, het geen de laatste en beste Fransche Druk van het jaar 1780, boven den vroegeren verleent. In 't zelve komen ons, even als in de twee voorige bygevoegde Deelen, verscheiden nadere ophelderingen voor, die toonen, dat het wel der moeite waardig was, den vermeerderden Franschen Druk op die wyze na te gaan, en ook deeze stukken den Nederlander mede te deelen. By de zestien Handeltafels, in 't negende Deel geplaatst, vindt men hier nog zeven soortgelyke Tafels, nopens den Handel van Frankryk op zyne Volkplantingen, van Groot-Brittanje, zo op de Eilanden, als met zyne Volkplantingen op het Vaste Land, mitsgaders van den Koophandel en
| |
| |
Scheepvaart van Noord-Amerika, en eene byzondere van den Staat der Bakkeljaauw-Visschery der Fransche, in 't jaar 1773: waar uit men zig gemaklyk een geregeld denkbeeld, van de uitgebreidheid en het gewigt van dien ganschen Handel, vormen kan. - Daar we meermaals dit Geschrift, niet zo zeer van de zyde van Staatkundige, veel minder van die van Godsdienstige, beginselen, maar bestendig ten aanzien van Handelkundigheden aangepreezen hebben, kunnen we, by deszelfs laatste melding, niet wel afzyn van des Autheurs lessen aan den Koophandelaaren hier nog te plaatzen.
‘De Koophandel, zegt hy, is een weetenschap; die nog meer kunde van menschen dan van zaaken vordert. Deszelfs moeilykheid ontstaat niet zo zeer uit de menigte der bezigheden, als uit de hebzucht van hun, die ze bestuuren. Men moet, derhalven, in 't uitwendig voorkoomen, met hun handelen, als of men van hunne eerlykheid verzekerd ware, en, nogthans, behoedmiddels gebruiken, als of ze van alle beginzels ontbloot waren.
Bykans alle menschen zyn eerlyk buiten hun beroep; maar 'er zyn slegts weinigen, die, in de waarneeming van hun beroep, zich volgens de regels eener naauwgezette eerlykheid gedraagen. Dit gebrek, 't welk van den hoogsten tot den laagsten stand heerscht, ontstaat uit het groot getal bedriegeryen, door den tyd ingevoerd, door de gewoonte verontschuldigd. Persoonlyk belang en een algemeen gebruik bedekken 'er de misdaadigheid en laagheid van. Ik doe gelyk anderen, zegt men; en men schikt zich naar bedryven, tegen welke het Geweeten wel dra ophoudt zich te verzetten.
Soortgelyke bedriegeryen hebben geenerlei ongelegenheid, in de oogen van hun, die ze zich veroorlooven. Gemeen zynde aan alle beroepen, vergoelyken zy zich niet de eene door de andere? Ik herneem uit de beurs van hun, die met my handeldryven, 't geen zy, met welke ik gehandeld heb, te veel uit myne beurs genomen hebben. Zoudt gy vorderen, dat een Koopman, een Werkman, een Winkelier, wie hy ook zy, zal dulden de stille en geheime knevelary van alle die geenen, tot welke zyne dagelyksche behoefte hem dryven, zonder op iemand hunner zyner schade te verhaalen? Dewyl alles vergoed wordt door eene algemeene ongeregtigheid, gaat alles even goed als in een staat van strenge regtvaardigheid.
Maar, kan 'er eenigerhande schâevergoeding plaats
| |
| |
hebben, tusschen die roveryen in 't klein van de eene klasse van burgers op alle de andere, en van deeze op de eerste? Hebben alle beroepen de andere even zeer noodig? Veele bloot staande aan knevelaaryen, die onophoudelyk hervat worden, ontbreekt het niet den meesten aan gelegenheden om op hunne beurt te knevelen? Doen niet de omstandigheden, van den eenen dag tot den anderen, de evenredigheid deezer knevelaaryen veranderen? Misschien zullen deeze aanmerkingen als beuzelagtig worden aangezien. Laaten wy derhalven blyven stil staan op eene gewigtiger bedenking. Kan eenig verstandig mensch van gedagten zyn, dat het onverschillig zy, of de ongeregtigheid straffeloos, en bykans met eene algemeene toestemming, in alle beroepen, gepleegd worde; of het lichaam eener Natie bedorven zy, en met een bederf, 't welk teugel noch paalen kent, en of 'er geen onderscheid plaats hebbe, tusschen eene gewettigde en dagelyks herhaalde dievery, en tusschen eenige regtvaardigheid, welke zy ook zyn moge?
Nogthans moet men wel gelooven, dat het kwaad onherstelbaar is, ten minsten ten aanzien van de koopbedryven, in 't klein, dewyl de geheele Zedekunde, op de geenen, welke ze by de hand hebben, toepasselyk, hierop neder koomt. “Doe uw best om niet tot schande te worden, in uwe kostwinning. Indien gy duurder verkoopt dan anderen, heb dan ten minsten den naam, dat gy beter waaren verkoopt. Win zo veel als gy kunt. Heb vooral geene twee pryzen. Maak uw fortuin, en maak het zo spoedig als gy kunt. Indien gy niet ter kwaader naam, noch voor oneerlyk, bekend staat, is alles wel.” In de plaats van deeze zou men eerlyker beginzels kunnen stellen; maar het zou vrugtloos weezen. De kleine dagelyksche winsten, de kleine bezuinigingen, die het wezenlyk hulpmiddel van zommige kostwinningen zyn, vernederen en verlaagen de ziel, en blusschen in dezelve uit allen gevoel van grootheid. Niets, in de daad lofwaardig, kan men aanpryzen aan, noch verwachten van, eene klasse van menschen, tot dit punt van vernederinge gedaald.
Dus is het niet gelegen met dezulken, wier ontwerpen alle de gewesten der Aarde insluiten; wier zamengestelde bedryven de afgelegenste Natien zamenbinden; door welke het Heelal één Gezin wordt. Deeze lieden kunnen een edel denkbeeld van hun beroep hebben; 't is bykans nutteloos tot de meesten hunner te zeggen: weest eerlyk, om
| |
| |
dat de oneerlykheid, uzelven nadeel doende, insgelyks nadeelig zyn zou voor uwe Medeburgers, en eenen blaam op uwe Natie leggen.
Misbruikt uw Credit niet; dat wil zeggen, wanneer, in gevalle van onverwagte tegenspoeden, uwe eigen penningen kunnen vervangen de penningen, welke gy verworven hebt, van het vertrouwen, welk uwe Korrespondenten gesteld hebben, in uwe kundigheden en eerlykheid. Men zie u, te midden der kanswisselingen van uw geluk, pal staan, even als groote boomen, van den blixem getroffen, en die nogthans al hunne Majesteit behouden.
Te meer zult gy uzelven wantrouwen, dewyl gy bykans altoos de eenige regter over uwe eerlykheid zyt.
Ik weet wel, dat, indien gy ryk zyt, gy altoos zult geeerbiedigd worden in de oogen der menigte: maar in de uwen? Indien gy weinig belangs stelt in uwe eigen agting, stapelt dan hoopen gouds op elkander, en weest gelukkig, indien de onsterflyke mensch het zyn kan.
Gy behoudt nog, en gy moet behouden, Godsdienstige beginzels. Overdenkt dan, dat 'er een oogenblik zal koomen, waarin gy u zelven zult verwyten kwalyk verkreegene rykdommen, die gy moet te rug geeven: althans indien gy niet als uitzinnigen tart eenen Regter, gereed om u daarvan een strenge rekenschap af te vorderen.
Staat allen Natiën ten dienste; maar hoedanig een voordeel eenig Ontwerp u aanbiede, ziet 'er van af, indien het uwer eigen Natie nadeelig zy.
Laat uw woord heilig zyn. Bederft u zelven liever, indien het noodig zy, dan daaromtrent in gebreke te blyven; en toont dat de Eer u dierbaarder is dan het Goud.
Neemt niet te veel zaaken tevens by de hand. Hoe sterk uw hoofd ook zy, welk eene uitgebreidheid van vernuft gy ook bezit, bedenkt dat de gemiddelde dag van een werkzaam mensch niet meer dan zes uuren heeft; en dat alle zaaken, welken vorderen zouden dat de dag langer ware, noodzaaklyk zouden moeten overgelaaten worden aan uwe bedienden. Welhaast zal rondom u een Bajert ontstaan, in de ontwikkeling van welken gy u zoudt kunnen nedergestort zien van de hoogte des voorspoeds, tot welke gy meende verheeven te zyn, in den grondloozen afgrond des ongeluks.
Onophoudenlyk zal ik u toeroepn, Orde! Orde! zonder Orde wordt alles onzeker. 'Er wordt niets voltooid; alles
| |
| |
geschiedt in haast en verkeerd. Verwaarloozing en overhaasting bederven even zeer de onderneemingen.
Hoewel 'er, misschien, geene Regeering zy, eerlyk genoeg, dat een Burger haar met zyn Credit moet te hulp koomen, vermaan ik u egter om daarvan den kans te waagen: doch dat deeze ondersteuning uwe eige vermogens niet te boven gaa. Bederft u zelf om den wille van uw land, maar bederf niemand anders dan u zelven. De liefde tot het Vaderland moet ondergeschikt zyn aan de Wetten van Eer en Regtvaardigheid.
Brengt u zelven nooit in 't geval van uwe traanen en wanhoop te vertoonen aan een Hof, dat uw koelzinnig zal afzetten met de beweegreden van de algemeene noodzaaklykheid, en de schandelyke aanbieding van een Vry-Geleide. Niet in het Ministerie eener Natie, maar in u stelt de burger en de vreemdeling vertrouwen. In uwe handen hebben zy hunne penningen ter bewaaringe gesteld, en niets kan u behoeden tegen hunne verwyten, en die van uw eigen Geweeten, indien gy een Geweeten hebt.
Zeer verstandig zult gy te werk gaan, indien gy geene andere onderneemingen doet, dan zulke, die mislukken kunnen, zonder uw gezin te bedroeven, en uwe eigen rust te stooren.
Weest kleinmoedig noch onbezonnen. De kleinmoedigheid zal u een middelbaaren staat doen blyven bekleeden; de onbezonnenheid zou u ten eenigen dage de vrugt eens veeljaarigen arbeids doen verliezen.
Het goed fortuin en het credit kunnen in geen vergelyking komen. Goed fortuin, zonder credit, is van weinig belangs. Het Credit, zonder fortuin, heeft geene paalen. Zo lang het Credit duurt, is het bederf niet volkomen. De minste schok van het Credit kan van een volkomenen val gevolgd worden. Ik heb den tyd beleefd, dat men, naa verloop van twintig jaaren, nog niet vergeeten hadt, dat de Kas eener vermogende Maatschappy vierentwintig uuren was geslooten geweest.
Het Credit eens Koopmans is nog bezwaarlyker te herstellen dan de Eer eener Vrouwe. Niet minder dan een Wonderwerk is 'er noodig, om een gerugt te doen ophouden, welk in een oogenblik van het eene Waerelddeel tot het andere overslaat.
De Koopman moet niet minder jaloersch zyn op zyn Credit dan een Krygsman op zyne Eer.
Indien gy verhevenheid van Ziele bezit, zult gy liever
| |
| |
verkiezen uwen medeburgeren met minder voordeels ten dienst to staan, dan den uitlander met minder gevaar, minder moeite en grooter voordeel.
Volgt eene eerlyke bespiegeling, by voorkeuze; boven eene meer voordeel geevende bespiegeling.
Men heeft gezegd, dat de Koopman, de Bankier, de Kommissionaris, Waereldburgers door hun beroep, in geen Land burgers waren. Doet deeze hoonende taal ophouden.
Indien gy, den handel verlaatende, onder uwe Medeburgers geen ander aanzien geniet, dan 't welk aan de groote rykdommen wordt toegeschreeven, hebt gy niet alles verkreegen, 't geen u de Koophandel zou kunnen geeven.
De veragting van rykdom is, misschien, onbestaanbaar met den geest des Koophandels: ongelukkig hy, in wien deeze Geest het gevoel van Eere zou uitsluiten.
In myn gemoed heb ik een Altaar gebouwd voor vier rangen van Burgers, voor den Wysgeer, die de waarheid zoekt, die de Natie verlicht, en die met zyn voorbeeld aan de menschen de deugd predikt; voor den Wethouder, die de schaal der Geregtigheid weet in evenwigt te houden; voor den Krygsman, die zyn Vaderland beschermt; en voor den eerlyken Koopman, die het verrykt en aanzien geeft. Ik had den Landman vergeeten, die het Vaderland voedt, en ik vraag hem om verschooning.
Indien de Koopman zichzelven niet op deezen aanzienlyken rang van burgers plaatze, agt hy zich zelven niet genoeg. Hy vergeet dat, in zyn voormiddagwerk, eenige trekken van zyne pen de vier hoeken der Waereld, tot het onderling geluk, in beweeging brengen.
Verre zy van u alle laage jaloersheid tegen den voorspoed van een anderen. Indien gy zyne verrigtingen, zonder beweegreden dwarsboomt, zyt gy een aterling. Indien gy agter het geheim zyner ontwerpen koomt, en ze u aanmatigt, zult gy hem bestolen hebben.
De invloed van het goud is even heilloos op de byzondere persoonen als op de Natiën. Indien gy 'er op gezet wordt, zult gy daarna begeerig worden, als een dronkaart na den wyn. Naa dat gy het opeengestapeld hebt, zult gy voortgaan met opeen stapelen; en gy zult gierigaarts of verkwisters worden. Indien gierigaarts, zult gy hardhartig zyn, en het gevoel van mededogen en weldaadigheid zal in u verdooven. Indien verkwisters, zult gy, naa uwe
| |
| |
beste jaaren met het zamenschraapen van rykdommen: te hebben doorgebragt, behoeftig zyn door buitenspoorige uitgaaven; en indien gy dit ongeluk ontkoomt, gy zult der veragtinge niet ontgaan.
Opent zomtyds uwe beurs voor den nyveren en ongelukkigen.
Wilt gy by uw leeven en naa uwen dood geëerd worden, besteedt een gedeelte uwer rykdommen, aan eenige Gedenkstukken van algemeen nut. Wee uwen Erfgenamen, indien deeze uitgaave hen bedroeve!
Bedenkt, dat wanneer iemand sterft, die niets anders dan schatten bezit, 'er niets verlooren zy.
Deeze grondregels, welke wy de vryheid genomen hebben u te herinneren, zyn altoos waar geweest, en zullen 't altyd zyn.’ |
|