Vaderlandsche Gezangen van Zelandus. N. 4, 5 en 6. In groot octavo.
Onze Vaderlandsche Zanger, die zig Zelandus noemt, vervolgt op de eigenste aangenaame wyze als hy begonnen heeft. Men hoore, tot een nieuw staal hiervan, zyne Aanspraak aan den Dichter A.E.
De Heerschzugt woede en woele en vloek'!
Hij poog' 's Lands Vrijheid te vernielen!
De Godsdienst is zijn list te kloek;
De wraak zal hem ontzielen!
Men wil, in 't vrije Leeuwendaal,
Alleen de zagte en zoete taal
Der ed'ie Vrijheid hooren!
Regtschapen, trouw, in 't Oorlog fier,
Geen slaaf - maar vrij-geboren!
De Rede doemt losbandigheid,
Maar biliijkt Vrijheids gulden wetten,
Die zij, tot eer der menschlijkheid,
De Rede? ... Ja! de Godsdienst ook
Volgt Heidenmoed, door vuur en rook,
Op bloedige oorlogsvelden!
Wen Heerschzugt op 's Lands Vrijheid daelt,
Den vrijen tuin met bloed bespoelt,
Dan werden vrouwen helden!
De slaavernij verbant den moed,
Verdooft het vuur der ed'le harten:
De Vrijkeid leert het laagst gemoed
Kloekmoedig rampen tarten!
De Kunsten bloeien in het land,
Waar Vrijheid heuren standaard plant!
Elk burger denkt 'er edel!
De Dichter is hier niet geboeid;
Hij zingt, door Vrijheid zelf ontgloeid,
Met lauren om den schedel!