Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijKatechismus der H. Schriftuur, of Onderwys in den Godsdienst, op de beginzels der Openbaringe, in Vragen en Antwoorden, door C. de Vries, Leeraar der Doopsgezinden te Utrecht. Te Rotterdam by J.F. Lindenberg, 1782. Behalven het Voorwerk, 313 bladz. in gr. octavo.By het vervaerdigen van dezen Katechismus, heeft de Eerwaerde de Vries zich voorgesteld, ene soort van achtervolgende geschiedkundige ontvouwing der Godsdienstige waerheden te geven, zo als dezelve van tyd tot tyd, door de Godlyke Openbaring, het Menschdom aengekondigd zyn. Uit dien hoofde is dit Onderwys vierledig. Na ene voorafgaende Inleiding, over den Mensch, als een uitnemend schepzel, dat de kennis van den Godsdienst, tot zyn wezenlyk heil, uit den Bybel, of de Schriften des Ouden en Nieuwen Testaments, kan verkrygen, gaet de eerste Afdeeling, over den Natuurlyken Godsdienst, dus geheten, doch grootlyks opgemaekt, uit het onderwvs en den algemenen inhoud der Godlyke Openbaringe. Op de voordragt dier kundigheden van den Natuurlyken Godsdienst, zo als ze door de Openbaring opgehelderd zyn, volgt in de tweede Afdeeling ene naspooring van de eer- | |
[pagina 144]
| |
ste en voorbereidende Godlyke Openbaringen, in de vroegste tydperken der Waereld, vóór de invoering en vaststelling van den Joodschen Godsdienst; mitsgaders over de gelegenheden, die daer toe van tyd tot tyd aenleiding gaven. Hieraen verknocht zich dan in de derde Afdeeling ene overweging van de Mozaïsche Openbaring, en 't geen verder daer toe, en tot den Israëlitischen Staet, of de bedeeling der Wet, in 't algemeen betreklyk is. En ten laetste gaet dit onderwys, in de vierde Afdeeling, over de Euangelische Openbaring. - Zyn Eerwaerde behandelt dus de Godsdienstleer, naer den trapswyzen voortgang der Openbaringe, zo voor, als onder en na de Wet, gevende vooraf een verslag van die kundigheden, welken in de natuur der dingen gegrond, en door de Openbaring opgehelderd zyn. In de ontvouwing hier van bedoelt de Autheur, in die achtervolgende orde, voor te dragen, hoe de Godsdienstleer allenskens uitgebreid en nader verklaerd zy; dit doet hem zich stiptlyk houden aen de Schriftuurleere, en 't geen, zynes oordeels, daer in zo duidelyk vervat is, dat het niet wel tegenspraek konne lyden. Zulks heeft hem bewoogen, om met oplettendheid te ontgaen alle zodanige geschilstukken, die deze en gene Gezindheden der Christenen byzonder handhaven, en elk op hare manier uit de Heilige Schriften poogt te verdeedigen. - Achtervolgens dit plan, 't welk hy naeuwkeurig in 't oog gehouden, en met oordeel uitgevoerd heeft, schikt zyn Eerwaerde deze Onderwyzing ten nutte der gemene Christenheid, byzonder in het Protestantendom, buiten enig inzicht op byzondere Gezindheden. En overeenkomstig daer mede kan dit geschrift, zo ter onderwyzinge der Jeugd, als ter verdere vorderinge in Godsdienstige kennis, met vrucht gebruikt worden, van alle de zodanigen, die niet zo zeer op het voorstaen van de ene of andere zo genoemde Godsdienstige Party, als wel op het beoefenen der Schriftuurleere gesteld zyn; om langs dien weg, schoon min ervaren dan andere in de Strydende Godgeleerdheid, daedlyk wys te worden tot zaligheid, door de kennis dier waerheid, welke naer de Godzaligheid is, in de hoope des eeuwigen levens, door Gods genade in Jezus Christus. - Tot een stael zyner maniere van onderwyzen in een stuk van dien aert, dat door de Christenen zeer verschillend begrepen wordt, diene zyne behandeling over het Middelaerschap van Jezus, welke hy in dezervoege inricht. | |
[pagina 145]
| |
‘Vraag. Waarin bestaat het Middelaarschap van Jezus? Antwoord. In het algemeen, in de oeffening van die Magt, door den Vader aan hem verleend, om Gods zedelyk Ryk over de Waereld, volgens het, by de Kristelyke bedéling nieuw ingevoerd plan van regeringe, ten meesten nutte der menschen en ter volkomener verbreidinge van 's Hoogsten eer te besturen, tot dat deszelfs uiterste oogmerken, en doeleinden, zullen bereikt zyn. - Meer byzonderlyk is het gelegen, aan de éne zyde, in het uitdélen van alle die Geestelyke en Hemelsche Zegeningen, en het aanwenden van alle die middelen en pogingen, welken best geschikt waren, om Zondaars te bekeren en zalig te maken, en welken steeds best gepast en van de meeste kragt zullen zyn, om de Menschen, tot de regte kennis van God, en de betragting van zynen Wil, te brengen, - hen van onkunde, dwaling, ondeugd, en de daaraan verknogte elende, te verlossen of daar voor te behoeden, - hen tot de gemeenschap, vriendschap en gelykvormigheid met hunnen groten Maker, tot hun eigen waar en onveranderlyk geluk, tot enen staat van volkomene zaligheid en nimmereindigende Heerlykheid, en dus tot het regte oogmerk hunner bestemming, op te leiden. - En tevens, aan de andere zyde, is een zeer wezenlyk deel van zyn Middelaarschap gelegen, in het gesladig opdragen van allen wederkerigen lof, aanbidding en gehoorzaamheid der Menschen aan God, en van alle hulde, welke hy, uit hoofde van deze betrekking tot ons, in eigen persoon, ontvangt; als mede in het aanwenden van alle de daden zynes bestuurs, ja van zyn geheel gezag, tot de eindelyke en opperste Eer en Heerlykheid van God, den Vader. V. Wanneer is dit Middelaarschap van onzen Heiland begonnen? A. Wy vinden niet, dat Jezus, gedurende zyne gehele omwandeling op Aarde, den eernaam van Middelaar, uitdrukkelyk, heeft aangenomen, nog ook dat hem dezelve, ergens, in de bladeren des N. Testaments gegeven word, dan na zyne Verhoging; zo dat, indien men al niet zeggen kan, dat hy dit karakter niet vroeger bekleed heeft, hy zig, ten minste, voornamelyk in het zelve eerst heeft begonnen te openbaren, na zyne Opstanding, en by zyne aanstelling tot den enigen Heer, door wien alle dingen zyn. Men kan, egter, zyn Middelaar-ampt, in enen meer gemenen en uitgestrekten zin opvattende, deszelfs begin van zyne Profetische Zending af rekenen, en alle die voorbe- | |
[pagina 146]
| |
reidende verrigtingen van hem, hier op aarde, daar toe betrekken, welken vereischt werden, en klaarlyk dienden, om het nieuw Regeringsplan van God in te voeren; zo met betrekking tot de Menschen, of zyne aanstaande onderdanen, als ten aanzien van hem gezegend zelven, en om hem daartoe te heiligen, en opteleiden of bekwaam te maken, voor de Eer en Waardigheid, welke, na zyne voorafgaande vernedering en gehoorzaamheid, op hem wagtte. V. Welke daden en verrigtingen van onzen Heiland kunnen dan, tot dit zyn Middelaarschap en de uitoeffening daar van, door ons, gebragt, en daarin opgeslooten, geagt worden? A. Het afleggen van zynen eersten last, als de Leeraar van God gezonden, zyn prediken en verkondigen van den gehelen raad van God, of het ontvouwen van diens genadige oogmerken en wil aan de Menschen, onder de duidelykste blyken van een Hemelsch gezag. - Zyn lyden en sterven, voor ons, en om ons met God te verzoenen, en zyn onstraffelyk opofferen van zichzelven, aan Gode door den Eeuwigen Geest. - Zyne straks daaropvolgende allerdoorlugtigste openbaarmaking van zyn vermeerderd gezag, en heerschappy over alles, in het overwinnen van den dood, en zyn bezit nemen van den Troon der heerlykheid, in de hoogste Hemelen, of, gelyk het figuurlyk word uitgedrukt, aan de Regterhand des Vaders; ons hierdoor verzekerende van de aanneming zyner Offerhande by God, en allen zynen getrouwen Navolgeren plaats bereidende in het huis zyns Vaders. - Het nederzenden van de gaven des Heiligen Geestes, op zyne Apostelen, en eerste Discipelen, en het aanhoudend verlenen van zyne gunstige en heiligende invloeden, tot onze verligting, verbetering en vertroosting, of zyn medewerken met het onderwys zyner overhandigde Lere, ter bereiking van derzelver bedoelde einden, en tot handhaving, en uitbreiding, van zynen Godsdienst en Instellingen. - Zyn aanhoudend allervriendelykst bevorderen van onze beste belangen by de Oppermajesteit des Hemels, of, gelyk het geheten word, zyn voorspreken en bidden voor onsGa naar voetnoot(*). - En eindelyk, zyne aanstaande allerheerlykste verschyning, by de openbaarmaking van, en onze herstelling tot, een ander en nieuw leven, als | |
[pagina 147]
| |
Regter van ons en alle Menschen, om een iegelyk te vergelden, naar dat hy gedaan heeft, het zy goed, het zy kwaad, de goeden te belonen en de bozen te straffen, en alzo alles aan zyne voeten te onderwerpen. V. Welke Namen draagt onze Heiland, uit hoofde van dit zyn Middelaarschap, en onder hoedanige Karakters, en met welke Hoedanigheden, word hy ons, als zodanig, in de Schriften des N. Testaments, beschreven en voorgedragen? A. Hem worden, uit aanmerking van deze zyne Waardigheid en Bediening, allerwegen, de verhevenste Eernamen, en die van het hoogste gezag en de meeste gelykvormigheid met de Opperste Majesteit zelve, ontleend zyn, in de H. Schriften gegeven: dog voornamelyk komt hy ons daarin voor, onder de drieërleye Karakters van Profeet, Priester en wel Hogenpriester, en Koning; en nog dikwyler, ja doorgaans, onder deze enkele hoedanigheid, en met den eernaam, die allen insluitende, namelyk van den kristus, dat is den Gezalfden of Geheiligden. Voor zo verre zy, die één van deze waardigheden bekleedden, oudtyds, en onder de Joodsche bedéling, als Middelaars tusschen God en het Volk zig opdeden, en elks afzonderlyke verrigtingen ene zeer juiste overeenkomst hadden, met die van onzen Zaligmaker, of de grote doeleinden derzelven. V. Hoe wyst gy dit nader aan? A. Op deze wyze, gelyk het voorheen het eigen werk der Proseten was, den Volke Gods wil en welbehagen bekend te maken, even zo heeft ook onze Heer, in zyne prediking van den waren Godsdienst, zyne voorzeggingen en wonderwerken, zig ten duidelykste opgedaan, als een Leeraar van God. gezondenGa naar voetnoot(*), en wel die Profeet die komen zoudeGa naar voetnoot(†), en dien Moses reeds voorspeld hadde, dat God uit het midden der Israëliten zoude verwekkenGa naar voetnoot(§), met byvoeginge van ene zo vroegtydige waarschuwing, om Hem te horen, op straffe van uitrooijing, by mangel hiervan, (ene bedreiging welke, indedaad, op ene aanmerkelyke wyze, in de verdelging der Joodsche Natie, op hare verwerping van onzen Heer, vervuld werd.) - Wyders, gelyk de Priesters, onder de Wet, offerhanden deeden voor 's Volks zonden, en in 't byzonder de Hogenpriester, | |
[pagina 148]
| |
eenmaal in 't jaar (op den groten Verzoendag) in het Heilige der Heiligen, met het bloed der geslagte beesten inging, welk hy offerde voor zigzelven en voor des Volks misdadenGa naar voetnoot(*); even zo offerde onze Heiland zigzelven voor ons op, in den schandelyken en wreden Kruisdood, dien hij in gehoorzaamheid aan den Goddelyken Wil, en uit zugt voor 's Menschen behoudenis, vrywillig onderging: en kan hy, uit kragt van Gods verklaarde oogmerken in de gehenginge van dat lyden en dien dood, en de zigtbare blyken van zyn byzonder welbehagen in denzelven, in onzes Heren Opstanding en Hemelvaart doorstralende, aangemerkt worden, ingegaan te zyn, door zyn eigen bloed, in het Heiligdom; (den Hemel namelyk;) ene eeuwige verlossing te weeg gebragt hebbendeGa naar voetnoot(†). En word dus onze Heiland, uit hoofde van deze grotere waarde en kragt zyner Offerhande, waar mede de gehele Offerdienst eindigde, als ten enemale nodeloos geworden zynde, na deze volmaking van alle vorige Offers, te regt, een Priester genoemd, naar de ordening van melchizedek, om dat hy tot in Eeuwigheid blyft, en een onvergangelyk Priesterschap heeftGa naar voetnoot(§). Eindelyk, gelyk de Koningen, byzonderlyk die God zelve eertyds, onder Israël, aanstelde, of die met zyne goedkeuring verkozen werden, boven al het overige Volk in aanzien en magt verheven waren, tot werktuigen van den Allerhoogsten gebezigd werden, om het gezag zyner Wetten te handhaven, voor de onderhouding derzelven te waken, de gehoorzaamheid daar van aan te moedigen, en de schending derzelven te straffen, - als mede tot middeloorzaken, van de gemene rust, veiligheid en voorspoed des Volks, en dus - Plaatsbekleders waren der onzigtbare Majesteit, aan wien men, naast God zelven, den hoogsten eerbied en onderwerping, en alle gepaste hulde, schuldig was en toebragt; - even zo werd ook onze Heer Jezus van den Vader, tot een hoofd, boven alle dingen gegeven, aan zyne GemeenteGa naar voetnoot(⁂) tot enen Heer en Kristus gemaaktGa naar voetnoot(‡), en, boven alle Aardsche en Hemelsche Magten, met gezag bekleed, om de door hem aangekondigde Wetten te handhaven, en, volgens dat nieuw ontwerp van Regeringe, by het Euangelie bekend gemaakt, Gods zedelyk Ryk te besturen, en alle | |
[pagina 149]
| |
Menschen eenmaal te oordelen, te straffen en te belonen, op dat zy allen den Zoon mogten eren, gelyk zy den Vader erenGa naar voetnoot(*); ontvangende, diensvolgens, van alle zyne gelovige navolgers, of zyne gehele Gemeente, en zullende eenmaal meer algemeen toegebragt worden, die hulde, gehoorzaamheid en onderwerping, welk een persoon van zo groote waardigheid, en met zulk een uitstekend gezag bekleed, toekomt. Het is dit laatste Karakter, welk onzen Heiland wel voornamelyk en meer gewoonlyk, in de Euangelische Schriften, toegeschreven word, als den waren aart van zyn Middelaarschap meer volkomen en eigenlyk uitdrukkende, en waarop tevens de meeste eernamen slaan, die hem gegeven worden; gelyk hy zelve, om deze eigen reden, van zyne Leer en Instelling, als van een Ryk sprak, en wel Gods Koningryk of het Koningryk der Hemelen, en zigzelven uitdrukkelijk een Koning noemde, alhoewel niet van deze Waereld zyndeGa naar voetnoot(†). - En daar de naam van Gezalfden of Geheiligden, oudtyds aan Profeten, Hogepriesters en Koningen gegeven werd, omdat het ene gewoonte was, dezelven met olie te zalven, tot ene betekenis, van de byzondere genadegaven, welken God hun verleende, in hen tot deze hoogwaardige bedieningen aftezonderen, en ter waarneminge van dezelven bekwaam te maken; zo kon Jezus, die wel gene lighamelyke, maar egter ene wezenlyke en Geestelyke zalving ontvangen haddeGa naar voetnoot(§), deze drie geheiligde waardigheden, waar van wy gehandeld hebben, in zyn persoon verënigende, dus, met vollen nadruk en by uitstekendheid, in 't Hebreeuwsch de Messias, en in 't Grieksch de Kristus, dat is Gods Gezalfde, geheten worden’. |
|