oordeels aan alle de gemelde vereischten voldoet, aanbied. - Zodanig een Werk onzen Landgenooten aan te pryzen, zoude overtollig zyn. De schoone Sexe zelf toont, door haare zoetluidende klanken, wat deel zy in de algemeene bevordering der Plantkunde neemt; gelyk blykt uit de Gedichten, welke Vaderlandsche Dichteressen voor dit Werk geplaatst hebben.
Wy zullen ons dus vergenoegen met slegts eene korte aanwyzing te geeven, van de Orde der Onderwerpen, die in dit Deel voorkoomen. De Hoogleeraar geeft in de Inleiding eene beknopte, doch volledige, Geschiedenisse, van den oorsprong en voortgang der Plantkunde. - Hy toont de voortreflykheid van het Linnaeische Leerstelzel aan. Naa de schets der Plant daarop te hebben laaten volgen, gaat hy over tot het onderzoek der Geslagt-naamen.
Hy toont zyne Leezers, welke de beste geslagt-naam, en wat het kenmerk van yder geslagt zy. - Hy geeft de klasse en rang van het beste Systema op, brengt zyne Leezers onder het oog, wat men door natuurlyken rang verstaan moet, - en bewyst de mogelykheid, van een op de natuur gebouwd Systema, mitsgaders de voortreflykheid van het zelve, boven het Leerstelzel, dat op konstige verdeelingen rust, en waarvan wy ons tot nog toe bedienen.
Vervolgens gaat hy tot de soorten, hunne bynaamen, en onderscheid, over. Hy verklaart, wat men door Evenzinnige, en Vaderlandsche naamen te verstaan hebbe, - bepaalt der woorden oorsprong, - en doet zyne Leezers kennen, wat deeze tot de kennis van den geslagt- en soortnaam toebrengt. - En welk een licht, de Chronologie, Philologie, Historie, en Oudheidkunde, over de kennis der Planten verspreidt.
Deeze korte Beschouwing doet ons de naauwkeurigheid, kunde en beleezenheid, van den beroemden Hoogleeraar bewonderen, en stelt de nuttigheid van dit Werk voor allen die de Kruidkunde niet alleen van verre, maar ook van naby, tragten te kennen, in het helderste daglicht. - Zyn WelEd. heeft onlangs nog een zeer verdienstlyk Werk uitgegeeven, onder den Tytel: Flora VII Provinciarum Belgii Foederati indigena. Harlemi, apud C.H. Bohn et Filium. in gr. 8vo.