Missive aan een Heer in Zeeland over de Militaire Jurisdictie binnen die Provincie, uit Staats Resolutien en andere egte Stukken opgemaakt. Alom te bekomen. Behalven het Voorberigt, 54 bladz. in gr. octavo.
Deeze Brief behelst eene doorloopende ontvouwing van 't merkwaardigste, dat, nopens de Militaire Jurisdictie, in de Provintie Zeeland is voorgevallen, zedert het jaar 1590 tot het jaar 1777, toen deeze Brief, volgens het daarby gaande berigt, geschreeven werd. Het daarin bygebragte wordt alleszins gestaafd met aanhaalinge en aanwyzinge van de Staats-Resolutien, en andere egte stukken, waaruit dit verslag in alle zyne deelen ontleend is. En de Briefschryver besluit 'er uit, ‘dat eene Militaire Jurisdictie in Zeeland niet verder kan, of mag, exsteren, dan tot die zaken, die den dienst aangaan, dewelke wel en te regt door de Resolutie der gezamentlyke Bondgenooten van den 25 Maart 1651, bepaalt worden te bestaan in ‘Nalatigheid in Tochten Wagten; Overgaan aan den Vyand; Desertien van Compagnien, ofte verloop van de eene Compagnie onder de andere zonder Paspoort; Mitsgaders over excessen en delicten, die d' Officieren; ende Zoldaaten onderlingh, of d' eene teghens den anderen, zullen komen te begaan (waarinne NB, volgens de Resol. van 23 May 1597, in Zeeland de Politique Regter nog mag praevenieeren;) en verder niet; en dus geenzins tot de kennisse, judicature en correctie van alle delicten, choquerende de gemene ruste ofte Borgerlyke Societeit, gemeynlyk genaamt Communia delicta. Zo als de Staten van Holland by Hoogstderzelver Rosolutie van 30 September 1654, de boven verm. Resolutie der Bondgenoten komen te interpreteren, en zyn, zo als de gemelde Resolutie Ao. 1651 al verder voortgaat, de Militairen over alle andere saacken, zy zyn dan Crimineel ofte Civile, voor den Civilen ofte Politiquen Richter Apprehensibel, Convenibel, Justiciabel ende Executabel. En dus zyn alle de Judicieele Actens, niet conform aan dit gestatueerde, die de Militaire Regter immer in Zeeland mogte ondernomen hebben, nul, onwettig, van geener waarde, en wederregtelyk.’ - Hier aan hegt hy wyders eene aanmerking, over eene Resolutie van de Regenten van ter Vere, in dato den 11 April 1748, genomen, volgens welken zy den Militairen Regter toelieten, om over gemeene misdaaden te cognosceeren: toonende de Autheur, dat deeze Resolutie, by sub- en obreptie genomen, dadelyk nul en van geener waarde geweest is. - Ten laatsten sluit hy deezen Brief, met de oplossing eener bedenkinge, of niet de Militaire Jurisdictie in Zeeland plaats hebbe buiten het ressort der beslootene Steden; daar de Resolutie van 23 May 1597. uitdrukke-