Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 79]
| |
Tafereel der algemeene Geschiedenisse van de Vereenigde Nederlanden, gevolgd naar het Fransch van den Heer A.M. Cerisier, IV Deels 1ste Stuk. Te Utrecht, by B. Wild, 315 bladz. in gr. 8vo.Het Eerste Tydperk, 't welk ons voorkomt, in dit Vierde Deels Tweede Stuk, deezes meermaalen aangepreezen Tafereels, stelt den Leezer voor oogen. De verheffing van Graaf maurits van nassau. - Vlaanderen en Brabant, in de magt der Spanjaarden gevallen. - De Oppermogenheid, door Frankryk en Engeland, van de hand geweezen. - Het Staatsbestuur van leicester. Dagen vol onrust en hachlykheids, voor eenen naauw gegrondvesten Staat, en welke nog den naam draagen naar den Man, die grootendeels de berokkener was van alle die onheilen, welke eindelyk op zyn eigen kop nederdaalden, de Dagen van Leicester. De Vryheid minnende Nederlander zal ze zich, dit stuk leezende, herïnneren, met alle de edele verontwaardiging, welke zy, in zyn braaf gemoed, behooren te verwekken. - Een Derde en Vierde Tydperk vertoont ons de Onverwinnelyke Vloot vernield. - De schielyk op een volgende vermeesteringen, van Prins maurits, - ernst, Aardshertog van Oostenryk, tot algemeen Landvoogd der Nederlanden benoemd, - de bemagtiging van Groningen, welke eindelyk de Zeven Landschappen, onder den naam van de Zeven Veréénigde Gewesten bekend, veréénigt. - Menigerlei lotwissel van Krygskans, ter Land en ter Zee, houden hier de aandagt gaande. 't Zou vergeefsch zyn, hier onbekende gevallen te zoeken. Genoeg is het, dat ze in een waar en treffend licht worden voorgesteld: wy zullen ze ook niet ophaalen; en 't laaten berusten, by deeze enkele aanduiding der opmerkenswaardigste hoofdzaaken. Doch, heeft dit stuk byzonderheden, welke het, by uitstek aanpryzen; te weeten, de schets van Nederlands Staatsgesteltenis, op 't einde van het eerste Tydperk; en de breede schets der Regeeringe van de Vereenigde Nederlanden, met welke het laatste Tydperk en dit Stuk beslooten wordt. Te uitvoerig zyn ze, om hier plaats te vinden; en verdienen geheel, in 't verband, geleezen te worden. Wy kunnen ons, egter, niet wederhouden, om, uit het eerste, eenige trekken over te | |
[pagina 80]
| |
neemen, meer geschikt om de Leesgraagte, tot dit werk, op te wekken, dan te verzadigen. ‘Men moet’, merkt onze Geschiedschryver en zyn Navolger aan, ‘toestaan, dat de Herstelling van de Regeering der Voornaamsten, in de meeste Landschappen der Vereenigde Nederlanden, voor een gedeelte ten oorsprong strekt, van dien vasten en eenpaarigen voet, waar op de Regeering voortgaat, en, by gevolge, van die inwendige orde en standhoudende magt, welke dezelve bewaarde, te midden van de hevigste schokken: terwyl Vlaanderen en Brabant, overgeleverd aan de dolzinnigheid der onrustige Volksregeering, zich genoodzaakt vonden, onder 't juk den hals te krommen. Doch, als wy ontdekken, dat, in eenige Landen van Europa, boven al in eenige Steden van Duitschland en Zwitzerland, de Volksregeering deeze heillooze gevolgen niet na zich sleepe, moet, in de Nederlanden, die Regeeringsvorm, een wortel des kwaads in zich hebben. Misschien voegt dezelve, alleen, aan arme Steden, waar het misbruik der rykdommen, en de baatzugt, geen tuimelgeest verwekt, of de eerzugt gaande maakt. ‘Dan schoon het Volk, in de Vereenigde Nederlanden, geen deel heeft in de beschikking der openbaare zaakenGa naar voetnoot(*), noch door zichzelven, noch door Plaatsbekleeders, van hun verkooren, en het dus ontzet is van het schoonste voorregt der Vrye Regeeringe, moet men erkennen, dat de Regeering der voornaamsten, aan welke het onderworpen is, 't zelve niet veragtelyk kan maaken, of op eene dwingelandsche wyze behandelen. Elk Burger, 't is waar, heeft hier het regt niet, om te raadpleegen over de groote belangen des Vaderlands, of, gelyk zulks oudtyds te Athene en Rome plaats vondt, zyne gedagten open te leggen in eene openbaare Vergadering, of te stemmen in de verkiezing der Staatsdienaaren. Maar de Regeering en de Ampten van aangelegenheid, niet erflyk zynde in eenige Familien, als te Bern en te Venetie, is 'er geen Burger, of hy kan 'er na dingen, 't zy door zyne uitsteekende bekwaamheden, 't zy door 't gezag, 't geen de rykdommen geeven in een Land, | |
[pagina 81]
| |
waar de Koophandel, aan eene eerzugtige nyverheid, zo veele wegen opent om dezelve te verkrygen. Daarenboven, deeze Ampten veeleer aanzienlyk zynde, dan geldverschaffende, veroorzaaken natuurlyk geen onrust; dewyl overal, waar den Koophandel den voornaamsten grondsteun van den Staat uitmaakt, de schatten het hoofdvoorwerp zyn der bejaaginge: de bezigheden des noesten handels houden den Geest onledig, en laaten geen tyd over, om Partyschappen of Eerzugtige ontwerpen te vormen. - De Hoofden des Staatsbestuurs, met geene andere, dan een ontleende magt bekleed, zyn, even als de minste Burger verpligt, tot het waarneemen van alle Wetten, welke zy afkondigen, en tot het betaalen van alle Lasten, welke zy opleggen; en daar zy, in zaaken van belang, niet zonder eenstemmigheid mogen besluiten, kunnen zy hunne magt niet misbruiken. Zy zyn in 't Gemeenebest de eenigen, die zich Volks-Vorsten mogen noemen, maar zyn teffens de eerste Onderdaanen: geen Wet kunnen zy maaken, of dezelve verbindt hun desgelyks; zy hebben geene magt, dan om de rust en het gezag des Gemeenebests te bewaaren, en, tot beschadigen, zyn hun de handen gebonden. Voorts, is de Burgerlyke Vryheid verzekerd, door de verdeeling tusschen de Wetgeevende en Uitvoerende Magt: en, dewyl de Wethouderschap der Steden eenen te veel vermogenden invloed zou kunnen hebben op de Bedienaars des Regts, die van hunne keuze afhangen, heeft elk Landschap een Hoog GeregtshofGa naar voetnoot(*); op 't welk, men zich van alle laagere Regtbanken kan beroepen. Dit zyn de gronden, waar op de Burgerlyke Vryheid in de Vereenigde Nederlanden rust. Wanneer men getragt heeft, deeze eerwaardige Grondvesten om te keeren; wanneer het Krygsweezen sterk en stout genoeg was, om zich, door eene gedrogtlyke zamenvoeging van de Wetgeevende en Uitvoerende Magt, dat geen aan te maatigen, 't welk de Vertooners van 's Lands Overheid toekomt, schudde het | |
[pagina 82]
| |
Gemeenebest tot in deszelfs Grondvesten; de Staat werd gedreigd met de schriklykste eigendunklyke Regeering: dan, de weezenlyke voorregten der Landschappen en der Ingezeetenen, onwaardig met voeten getreden zynde, hebben braave Burgers door den schrik gewekt, niet verzuimd, de oude gesteltenis weder te herstellen. Deeze agtenswaardige Regeerings gesteltenisse is zamen gesteld, zonder ongeregeld te zyn. De schikking op de Wetgeevende en Uitvoerende Magt geeft 'er die vastheid en wettige Heerschappye aan; zonder welke, de Wetten niet zouden kunnen gehandhaafd worden. De wyze van Regtsoefening, en de voorregten der byzondere Landschappen, beletten, dat ze eenigzins in Dwinglandy veraartte. - Met één woord, de Wetten zyn eenvoudig en bekend, de Regters hebben niets anders te doen, dan ze op de gevallen toe te passen, en kunnen nimmer, naar willekeurige begrippen, vonnis stryken. - Indien men door Burgerlyke Vryheid verstaat, 't bezit van 't regt, 't welk ieder toekomt, om te denken en te handelen naar zyn eigen welgevallen, zonder dat zelfde regt in een ander te schenden; mogen wy verzekeren, dat dit regt, nergens volkomener bezeten wordt, dan in de Vereenigde Nederlanden. Elk Burger, mag god dienen naar 't licht van 't onbedwingelyk gewisse; hy heeft niet te vreezen, dat hy uit zyn werkwinkel, of van agter den ploeg, zal gehaald worden, om ter Zee te dienen, of, zyns ondanks, het schriklyk beroep des bloedvergietenden Krygs te leeren. In vrede, mag hy de vrugten van zyn vlyt en zweet inzamelen, en zich op de regten der Menschlykheid beroepen, tegen eenen Magtigen, die het bestaat, hem te onderdrukken. Zyne Vrouw, zyne Dogter, mogen de bekoorlykheden der schoonheid, met de onbevlektste kuisheid, omdraagen; zonder vreeze, dat begunstigde Onverlaaten het zich ongestraft zullen onderwinden, die te schenden. Hy vreest, min dan elders, in Persoon of Goederen beledigd te worden, door de Vyanden der Maatschappye, zo talryk onder gebrekkige Regeeringsvormen, waar het misdryf duizend wegen weet, om het straffende zwaard der geregtigheid te ontkomen, en onder zwakke Staatsbestuuren, waar men wel de misdryven weet te straffen, doch niet te voorkomen; en dus, de woeste oproerige Burger meer vryheids heeft, dan de stille en arbeidzaame. Indien alle deeze voordeelen niet ontstonden uit de Staatkundige gesteltenis der Vereenigde Nederlanden, zou- | |
[pagina 83]
| |
den zy zich dan tot die hoogte verheven, en met dien luister geblonken hebben, als de Geschiedenis ons ontegenzeggelyk leeraart? Het moet dan zyn, dat deeze voordeelen overvloedig de nadeelen opweegen, die onvermydelyk schynen te ontstaan, uit de zamenvoeging van zo veele strydige deelen, uit de gebreken, die den loop der verrigtingen van een Bondgenoodschap vertraagen, waar in men heeft moeten voorzien, als mede uit andere heimelyke ongesteldheden, welke gelegenheid gegeven hebben aan Burgerlyke Onlusten. - Doch, waar is de Volmaaktheid in het ondermaansche en menschlyke te vinden? Moeten wy, in stede van die te zoeken, ons niet veel eer verwonderen, zo veele en zo hoog schatbaare voordeelen aan te treffen, in onze Staatsgesteltenisse? ‘Een zeer vermaard SchryverGa naar voetnoot(*) bedriegt zich, wanneer hy beweert, dat, na de afschaffing van het Stadhouderschap, in de laatstverstreeke Eeuwe, de Volks regeering der Steden, veranderde in de Regeering van Weinigen. Deeze cierlyke Schryver heeft hier, gelyk op meer plaatzen, waar hy van het Staatsbestuur en den Koophandel deezer Gewesten spreekt, zyne vrugtbaare verbeeldingskragt meer dan de egte stukken geraadpleegd. 't Is waarheid, dat de Raaden of Vroedschappen der Steden zich bezorgd getoond hebben, in hun lichaam aan te vullen met Leden, uit dezelfde Familien genomen; doch men kan niet zeggen, dat deeze Familien Raadsheerlyke Familien zyn; zy blyven met de daad Burgerlyke Familien, en dat, tegen de natuurlyke strekking van alle Regeeringsvormen, deeze niet veranderd is, in eene Regeering van Weinigen, of eene Erflyke Regeering der Voornaamsten, heeft men misschien toe te schryven, dat 'er gelukkig in den Staat eene Orde van Edelen is. Deeze gewoonte van de open gevallen plaatzen, met Lieden uit dezelfde Familien te bekleeden, is, derhalven, niets anders, dan een eigenaartig gevolg, in 't lichaam van zulk een bestuur te wagten; doch, ontelbaare voorbeelden wyzen uit, dat men van dien Regel kan afwyken; te meer, daar dezelve, wel verre van aan de Staatsgesteltenisse verbonden te zyn, daar tegen aan zou loopen. Men kan niet lochenen, dat een Land, waar de Wetten zo zagt, en het gezag zo wel gevestigd is, waar zo | |
[pagina 84]
| |
veele Vreemdelingen een veilige wyk, om Onverdraagzaamheid en Dwinglandy te ontgaan, gevonden hebben; waar, met één woord, de Maatschappy bloeit en vermenigvuldigt, ondanks de ongunstigheid der Lands- en Lugtsgesteltenisse, men kan, zeg ik, niet ontkennen, dat zulk een Land onder eene goede Regeeringsvorm moet staan. De gebreken zyn daar niet, gelyk wel elders, de uitwerkzels der Staatsgesteldheid, maar de gevolgen van vreemde oorzaaken.’ Dit wordt door voorbeelden opgehelderd. En alles, 't geen wy hier, als van verre aangeduid vinden, zien wy nader onder 't oog gebragt, en byzonderder behandeld in 't slot van het laatste Tydperk deezes Stuks. Waar wy, eene Schets der Regeeringe van de Vereenigde Nederlanden aantreffen. Met te meer reden geplaatst, naardemaal dezelve, zo dikwyls, kwaalyk begreepen en verkeerd voorgesteld is; en men, zonder een rechte kennis daar van, de voornaamste roerzels der Gebeurtenissen, en de waare bronnen der Verdeeldheden, welke vervolgens in 's Lands geschiedenissen voorkomen, niet kan ontdekken. De voordeelen worden opgehaald, en de gebreken niet verzweegen; doch, wy moeten ons in dit wijde veld niet begeeven. Wy sluiten dit Berigt, met het slot deezer Schetze. ‘Ongetwyfeld zou het beter weezen, dat 'er zo veel onzekerheids niet was, ten aanzien van voornaame stukken: 't zou beter weezen, dat men overéén kwam, ten opzigte van de betwiste punten, en te gader de Artykels, die niet langer gehouden kunnen worden, veranderde, Maar deeze ongelegenheden sleepen alle de gevolgen, welke 'er uit schynen te zullen moeten ontstaan, altoos niet mede: want, zodanig is de Bondgenootschaplyke Regeering, dat het dringend en onvermydelyk belang der Leden, om niet van één te scheuren, altoos de overhand behoudt op de kortstondige verdeeldheden, en de volduuring der vereeniginge, voor zo verre die van de Leden afhangt, verzekert. Men kan niet ontkennen, dat byzondere belangen, zomtyds, tegen het algemeene belang aanloopen; doch, het hoofdbelang van elk Lid, zyne Onafhanglykheid en Oppermogenheid naamlyk, niet staande kunnende blyven buiten de Verééniging, moet, in 't einde, het algemeen belang altoos alle andere belangen opweegen.’ |
|