Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 67]
| |
Verhandelingen uitgegeeven door het Zeeuwsch Genootschap der Weetenschappen te Vlissingen. Negende Deel. Te Middelburg by P. Gillissen, 1782. Behalven het Voorwerk, 574 bladz. in gr. octavo.Het geschiedkundige berigt van het laater voorgevallen in het Genootschap, naar gewoonte voor dit Deel geplaatst, is te aanmerkelyker, door eene daarin medegedeelde Lofspraak over wylen den Heer David Henry Gallandat, Med. Dr., 's Lands Operateur en Steensnyder, Lector in de Ontleed- Heel- en Vroedkunde te Vlissingen, en Thesaurier van dit Genootschap; zynde geweest het eerste Lid, en eenigermaate de Grondlegger van het Genootschap, het welke hy bestendig tot nut en luister gestrekt heeft. Verder ontmoeten we, by den aanvang deezer negende Verzamelinge, twee Prysverhandelingen van de Heeren Zillesen en Mareeuw, over het Muntweezen, welker eene den toegezegden zilveren Eerpenning heeft weggedraagen. Ze gaan beiden over de middelen tot redres, zo ter afwendinge van het nadeel, dat Zeeland door de tegenwoordige gesteldheid van 't Muntweezen ondergaat, als ter bevorderinge van eene gelykmaatigheid der Muntspecien in de geheele Republiek; en behelzen deswegens verscheiden bedenkingen, die, nevens anderen, meermaals over dit onderwerp aan de hand gegeeven, wel verdienen opmerkzaam overwoogen te worden. - By deeze Prysverhandelingen komen voorts verscheiden andere nuttige Verhandelingen, over verschillende Weetenschappen, waaronder die, welken de Natuurlyke Historie, de Genees- en Heelkunde betreffen, eene voornaame plaats beslaan; weshalven wy van dezelven eerst gewag zullen maaken. Ten deezen opzichte deelt ons de Heer Swagerman hier mede een Vervolg van zyne Verhandeling over het Apocynum, [in het Vde Deel geplaatst:] dienende ter nadere ophelderinge, zo van het maaksel en de samenstelling van deszelfs Bloem, als van den zuiger der Vliegen, welken meest in deeze Bloemen gevonden worden; ten welken einde ook de afbeeldingen meer in 't groot gebragt zyn. Men zal dit Vervolg met geen minder nut en genoegen, dan 't voorgaande, in opmerking neemen; terwyl men 's Mans kunde en edelmoedige denkwyze, in 't verbeteren zyner Waarneemingen, den verdienden lof zal toekennen. | |
[pagina 68]
| |
- De Heer Hussem geeft ons wyders de Beschryving van een verbeterd Werktuig tot de herstelling van den Ontwrigten Schouder. Hy verleent ons vooraf een kort berigt van de wyze, op welke de Ouden, en ook de Nieuweren, de ontwrigting behandeld hebben; toonende tevens het gebrekkige, dat hy in hunne werktuigen gevonden heeft; vervolgens gaat hy over tot eene ontleedkundige beschouwing van den ontwrigten schouder, om daar op de werking en de voordeelen van zyn werktuig, in dit geval, te duidelyker onder 't oog te brengen; waartoe ook eene juiste afbeelding van het kunsttuig deeze beschryving vergezelt. 's Mans naauwkeurig verslag is een gepast byvoegzel tot de fraaie en meesterlyke Verhandeling van den Hoogleeraar Bonn over den ontwrigten schouder, waarvan we op zyn tyd verslag gegeeven hebbenGa naar voetnoot(*). - Even zo hebben haare nuttigheid, de Waarneemingen van den Heer Greve over een hoornagtig uitwas, ge groeid aan de binnenzyde der Dye; waarvan ook eene afbeelding gegeeven wordt, als mede over de waare deugd van het stankweerend vermogen der witte Willigen bast, in vuile, stinkende en kankerverzweeringen. - Ook verdient eene daaraan volgende Waarneeming van den Heer van Wy, omtrent de afsnyding van den Nervus infraorbitalis, in plaatslyke pynen op deeze hoogte, met regt de opmerking der Heelkundigen. - Hier op volgt een naauwkeurig Berigt van den Heer Ghert, wegens twee wanschapen Kinderen. - Een oordeelkundig Verslag door den Hoogleeraar Sax gegeeven, nopens een oud Latynsch opschrift, op een edel gegraveerd gesteente van een Oogmeester, 't welk hem aanleiding geeft, om van de oude Oogmeesters, en de door hen gebruikte middelen, te gewaagen. - Een uittrekzel uit een Berigt van den Heer Watervliet, betreffende de volkomen geneezing eener lammigheid aan beide de handen, door middel van de Electriciteit. - Eene Verhandeling van den Heer Houttuyn, raakende het onderscheid der Salamanderen van de Haagdissen in 't algemeen, en van de Gekkoos in 't byzonder, met eene nevensgaande afbeelding van twee zonderlinge soorten van Gekkoos en Salamanders: - als mede van eenige Oostindische Tin-Ertsen. - En eene Beschryving van een zonderling stuk Yvoor, met aanmerkingen, betreklyk tot de natuurlyke Historie van den Oli- | |
[pagina 69]
| |
phant, door den Heer Gallandat. - Ieder deezer Stukken heeft in zyne soort zyne verdienste, daar ze den Leezer verscheiden ophelderingen, nopens de verhandelde onderwerpen, aanbieden: en van eene byzondere nuttigheid is, eene daaraan volgende Verhandeling van den Heer van Solingen, over eene berugte Proefneeming van den Geneesheer Noordwyk; met eene voorstelling van ontdekkingen, die de Ontleedkunde onlangs veel lichts hebben bygezet, op eene nieuwe wyze opgelost. Het besluit van het onderzoek dier proefneeminge, waardoor de Heer Noordwyk de vereeniging van de vaten der baarmoeder en de nageboorte tragt aan te toonen, is, dat dezelve niets afdoet, ter wederlegginge van het gevoelen van den grooten Hunter, en andere Ontleedkundigen, dat 'er, naamlyk, geene gemeenschap tusschen de vaten van de baarmoeder en de nageboorte plaats heeft. - En niet ongeschikt is hiernevens gevoegd eene vroedkundige Waarneeming van den Heer de Puyt, wegens Tweelingen, die het water en de vliezen gemeen hadden; waarvan de afbeelding in Plaat vertoond wordt. - Laatstlyk levert ons dit Deel, met opzigt tot de Natuurlyke Historie, nog een Berigt van een vreemd lichaam, gevonden in een hoenderey, medegedeeld, door den Heer Watervliet, die 'er tevens bygevoegd heeft, eene Waarneeming, welke toont, dat men Eieren, behoorlyk besmeerd zynde, na verloop van 13 of 14 maanden, en mogelyk wel langer, nog kan laaten uitbroeden, des men hier te Lande gemaklyk hoenders, uit vreemde gewesten, kunne aankweeken. Ook staaft zyne bevinding eenigermaate het oude denkbeeld, dat eieren, die aan beide de einden botrond zyn, haanen uitleveren, en dat uit de anderen, wier eene einde rond, maar het andere spitsagtig is, hennen hervoortkomen; doch dit vereischt nog naders proeven. - Dus ver Verhandelingen, raakende de Natuurlyke Historie, Genees- en Heelkunde. Wat wyders andere Weetenschappen betreft; ten aanzien van het Wis- en Hemelloopkundige verleent ons dit Deel nog twee Verhandelingen. Eene van den Hoogleeraar Euler over een nieuw soort van zogenaamde Tover-Vierkanten; in welke zyn Ed. den Liefhebberen verscheiden opmerkingen aan de hand geeft, die hun in de verdere naspooring der getalskoppelingen, en der Tover-Vierkanten, te stade kunnen komen. - En voorts eene berekening van den voorbygang van Mercurius over de Zon, | |
[pagina 70]
| |
den 12 Nov. 1782, door den Heer Fokker; met eene daarby gevoegde Plaat, welke ons den weg van Mercurius over de Zon aanwyst. Voorts behelst dit Deel nog drie Verhandelingen, welken tot het Geschiedkundige behooren. De Heer Lambrechtsen deelt ons hier mede zyn onderzoek, of Philips, de IIIde van dien naam onder de Hollandsche en Zeeuwsche Graaven, zich ooit door den Roomschen Paus hebbe doen ontslaan van den Eed, die hy, by het aanvaarden der Regeering, gedaan had? Het getuigenis van Willem den I, desaangaande, in zyne bekende Apologie, kan men niet wel van onegtheid of onnaauwkeurigheid verdenken; en 't is te meer aanneemelyk, om dat het wel instemt met het geen hy in zyne eerste verantwoording den Kardinaal van Granvelle te laste legt, overeenkomstig met het geen Burgundus, (een groot voorstander van den Kardinaal,) meldt, hoe 'er een gerugt liep, dat de Kardinaal den Koning geraaden had, den Paus om ontslag van zyn Eed te verzoeken; welk gerugt die Historieschryver niet loogenstraft. Dit vaststaande, dat 'er iets van die natuur plaats gehad hebbe, komt in overweeging de uitgestrektheid van dat ontslag, en welke Paus het verleend hebbe? By mangel van uitdruklyke bewysschriften, kan men hier omtrent niets als volkomen zeker bepaalen: doch men heeft, gelyk de Heer Lambrechtsen toont, genoegzaamen grond om vry voldoende te gissen, dat Philips zig ten minste in zo verre van zyn Eed zal hebben doen ontslaan, als dezelve streed met zyn oogmerk om de Hervorming ten kragtdaadigsten te keer te gaan, 't welk zo juist met het bedoelde van 't Roomsche Hof overeenkwam. En waarschynlyk zal hem dit ontslag verleend zyn, door Paulus den IV, of een van deszelfs Opvolgers, Pius den IV, of den V. Nader laat het zig niet wel bepaalen; of men moest denken op de byzondere vergunning wegens de invoering der nieuwe Bisdommen in de Nederlanden, door Paulus den IV, in 't jaar 1559 verleend; en 't is niet vreemd te denken, dat het getuigenis van Willem den I, en het diestyds verspreide gerugt, byzonder tot het toen voorgevallen, betrokken moet worden. De Heer Lambrechtsen besluit deeze Verhandeling met eene zedelyke aanmerking over den geringen indruk, dien de Eed thans veelal heeft, en 't geen men, ter verbeteringe van dit gebrek, by 't plegtig afneemen van den Eed, zynes oordeels, met vrugt zou kunnen aanwenden. - By dit geschiedkundige Stuk komt nog een ander van den Hoogleeraar te Water behelzende aanmer- | |
[pagina 71]
| |
kingen over eenige Smyrnasche penningen, in 't uitmuntend Kabinet van den Heer van Damme bewaard, welker afbeeldingen tot nog niet gemeen gemaakt zyn; die hier in Plaat vertoond, en met oordeelkundige aanmerkingen beschreeven worden. - Eindelyk vindt men in dit Deel nog een Geschrift van den Eerwaarden 's Gravezande, dienende tot een Vervolg zyner [in 't VI Deel geplaatste] geschiedkundige Narigten, betreffende de blanke en zwarte Jooden te Cochim, op de kust van Malabar. Zyn Eerwaarde versterkt hier zyne voorige Narigten, en heldert dezelven nog eenigermaate op; waartoe ook inzonderheid strekt een hiermede verknogt Naschrift, raakende deeze Jooden, overgenomen, uit de laatst ingekomen berigten van den Wel Ed. Gestr. Heer Moens, eertyds Gouverneur en Directeur te Cochim, met welken de Eerwaarde 's Gravezande herhaalde briefwisseling over dit onderwerp gehouden heeft. |
|