De Heerlykheid van Jesus Christus voorgesteld in eene korte verklaaringe van het eerste Hoofdstuk van Paulus Brief aan de Hebreërs, door W.L. Krieger, Predikant te Zwolle. Te Amsterdam by J. Wessing Willemsz. 1782. Behalven de Voorrede, 190 bladz. in gr. octavo.
Na ene korte voorloopende ontvouwing van 't geen, omtrent dezen Brief aen de Hebreërs, over 't geheel in aenmerking komt, bepaelt zich de Eerwaerde Krieger, naer zyn byzonder oogmerk, tot ene gezetter overweging van den inhoud van het eerste Hoofdstuk. Op zyne algemene voorstelling, dat, van 't begin des Briefs tot Hoofdst. X. 18. ingeslooten, de waerheid van Jesus voortreflyk Messiasschap uitvoerig beweerd word, tekent hy aen, dat wy, ten betooge van 's Middelaers voortreflykheid, het geheele stuk zeer beknopt voorgedragen vinden, in de drie eerste verzen van het eerste Hoofdstuk; alwaer, en de voortreflykheid van zyn Persoon, en het verhevene zyner ampts bedieningen, eigenaertig getekend word. En daerop staeft de Apostel het uitmuntende van den persoon des Middelaers, kortlyk, van vers 4 tot 14, of het einde van dit Hoofdstuk. In het eerste Lid komt ons des voor, v. 1. en 2, de beschryving van den Middelaer als Profeet; dien we vervolgens, in het derde vers, als Priester en Koning afgemaeld vinden. En de hoofdstelling van het tweede Lid luid vers 4, ‘dat Jesus zo veel treflyker geworden is dan de Engelen, als hy uitnemender naem boven hen geërfd heeft:’ welke stelling voorts vers 5-14. aengedrongen word, door etlyke bewyzen, die, volgens onzen Uitlegger, allervoegzaemst, tot een viertal gebragt kunnen worden.
‘Het eerste, zegt hy, is begreepen in het 5de vers, waardoor Paulus betoogt, dat de Messias zulk eenen uitneemender naam, boven de Engelen, waarlyk bezit. - De drie overige zijn dus ingericht, dat, door dezelve, de voortreflijkheid van Hem, die deezen naam draagt, boven de verhevenste Dienaars der Godheid, overreedend wordt aangetoond.
Ten welken einde het tweede bewijs des Apostels een