| |
| |
| |
De vraag, wat is een Americaan? Door een Americaan beantwoord.
(Uit het Engelsch.)
Ik wenschte wel te weeten, welke denkbeelden het Verstand, welke aandoeningen het Hart, vervullen van eenen kundigen Engelschman, wanneer hy eerst den voet in America aan land zet. Hy moet zich grootlyks verblyden, dat hy een tyd beleeft, waar in dit schoone Land ontdekt en bevolkt is, hy moet noodwendig zyne Volks-hoogmoed gevoelen, als hy die keten van Vastigheden ziet, welke deeze uitgestrekte kusten vercieren. Wanneer hy tot zichzelven zegt, dit is het werk myner Landgenooten, die, toen zy door Partyschappen gedreeven, door veelvuldige elenden en behoeften aangetast wierden, rustloos en onverduldig, herwaards de toevlugt namen. Zy bragten met zich hunnen Volksaart, aan welken zy voornaamlyk verschuldigd zyn de Vryheid, die zy genieten, de Goederen welke zy bezitten. Hier ziet hy de vlyt zyns Geboortelands op eene nieuwe wyze ten toon gespreid, en ontdekt, in het werk der Ingezetenen, de eerste vrugtbeginzels van alle Kunsten, Weetenschappen en Bevlytiging, die in Europa bloeijen. Hier beschouwt zyn oog schoone Steden, groote Dorpen, uitgestrekte Velden, en een ongemeeten Land, bezet met geschikte Wooningen, voorzien van goede Wegen, vrugtbaare Boomgaarden, vette Weidlanden, gemaklyke Bruggen, ter plaatze waar, een honderd jaaren geleden, alles wild, woest en onbebouwd lag.
Welk eene aaneenschakeling van aangenaame denkbeelden moet zulk een schoon Tooneel in hem verwekken: 't levert een verschiet op, 't welk een braaf Burger niet kan nalaaten met het hartstreelendst genoegen te vervullen. De eenige zwaarigheid is gelegen in de wyze, om zulk een wyd Veld over te zien. Hy heeft den voet gezet op een nieuw Vastland: eene hedendaagsche Maatschappy biedt zich zyner beschouwing aan, verschillende van 't geen hy tot nog gezien heeft. Dezelve bestaat niet, als in Europa, uit groote Heeren, die alles bezitten; en eene menigte Volks, die niets heeft. Hier zyn geen Aanzienlyke Familien, geen Hoven, geen Koningen, geen Bisschoppen; hier is geen Kerklyke Heerschappy, geen onzigtbaare Magt, die aan weinige eene zigtbaare byzet; hier vindt men geen groote Manufac- | |
| |
turiers die duizenden werk verschaffen, geen verregaande verfyningen der Weelde. De Ryken en Armen zyn zo verre niet van elkander onderscheiden en afgezonderd, als in Europa. Eenige weinige Steden uitgezonderd, zyn wy alle Landbouwers, van Nieuw-Schotland af tot West-Florida toe. Landbouwers verspreid over een ongemeeten Landstreek, met elkander gemeenschap houdende, door welaangelegde wegen en vaarbaare rivieren, vereenigd door de zagte banden van een minzaam Staatsbestuur, allen de Wetten eerbiedende, zonder voor derzelver magt te vreezen: dewyl ze de billykheid zelve zyn. Wy voelen ons allen bezield met een geest van vlytigheid, die onbedwongen en onbepaald is: vermids ieder voor zichzelven werkt. Indien hy reist door onze boersche Landstreek ontdekt hy geen vyandlyk Kasteel, geen trotsch Heerenhuis, 't welk afsteekt by de laage en elendige Hut, waar Mensch en Vee gebreklyk, morssig en behoeftig zamen woonen. Eene bevallige eenpaarigheid, waar in elk blykbaar zyn bescheiden deel geniet, bespeurt men in onze Wooningen. Het geringste onzer Huizen is een droog en voeglyk verblyf. Regter of Koopman zyn de
grootste tytels in onze Steden. 'Er zal eenige tyd verloopen, eer hy kan te regt raaken met ons Woordenboek, zo schaars in woorden van Waardigheid en Eertytels. Op Zondag ontmoet hy eene menigte van braave Boeren met hunne hupsche Vrouwen, allen gekleed in eigen gereed gewaad, te paarde zittende of rydende in hunne eenvoudige wagentjes. Onder hun is geen Schildknaap, uitgezonderd de ongeletterde Overheidspersoon. Hy ziet een Leeraar zo eenvoudig als zyne Gemeente, een Landman, die niet leeft van anderer arbeid. Wy hebben geen Prinsen, voor welken wy werken, hongeren, en sterven: en leveren de volmaaktste Maatschappy in de wereld op. Hier is de Mensch vry, gelyk hy behoort te weezen, en deeze bevallige gelykheid is zo voorbygaande niet als veele andere. 't Verloop van verscheide eeuwen zal de oevers onzer groote Meiren niet vervuld zien met Inlanderen, noch de onbekende grenzen van Noord-America geheel bevolkt. Wie kan zeggen hoe verre zy zich uitstrekken? Wie de millioenen van Menschen bepaalen, welke het kan bevatten en voeden? want geen Europische voet heeft tot nog de halve uitgestrektheid van dit magtig groote Vaste land betreeden.
Een daar op volgende wensch van deezen Reiziger zal weezen te mogen weeten van waar al dit Volk kwam?
| |
| |
Het bestaat uit een mengzel van Engelschen, Schotten, Ieren, Franschen, Hollanders, Duitschers en Zweeden. Uit deeze vermengde geslachten heeft het Volk, thans Americaanen geheeten, den oorsprong genomen. De Oostlyke Landschappen moeten hier van worden uitgezonderd als onvermengde Afstammelingen van de Engelschen. Ik heb veelen hooren wenschen, dat zy ook meer vermengd mogten weezen: doch, naar myn eenvoudig begrip, is het beter zo als het tegenwoordig is. Zy maaken een alleruitsteekendst figuur in deeze groote en veelkleurige schildery: zy hebben ook een groot deel in het aangenaam vooruitzigt, 't welk zich voor deeze Dertien Staaten opent. - Ik weet, men is gewoon hun schamper te bejegenen: maar ik draag ze agting toe om 't geen zy gedaan hebben, om de stiptheid en wysheid met welke zy zich vestigden; om de beschaafdheid hunner zeden; om hunne vroege zugt tot de Letteren; om hun Oud Collegie, het eerste in dit Halfrond; om hun vlyt, welke by my, die slegts een Landman ben, als het beste kenmerk van alles voorkomt. Nooit was 'er een Volk, dat, in omstandigheden, gelyk aan die, waar in zy zich bevonden, op zulk een onvrugtbaaren grond, in zulk een korten tyd, meer uitvoerden, dan zy. Zouden de Vorstlyke hulpmiddelen, die in andere Staatsbestuuren meer vermogen, hun van alle vuile vlekken gezuiverd hebben? De Geschiedenissen getuigen het tegendeel.
In deeze groote Americaansche Vryplaats, zyn de Armen van Europa, uit verscheide oorzaaken, eenigermaate zamengekomen, en waarom zouden zy elkander vraagen, welk een Landsman zyt gy? Helaas! twee derden hunner hadden geen Vaderland. Kan een elendige omzwerver, die naauw van 't eene brood aan 't ander kan komen, wiens leeven eene aaneenschakeling is van nypende armoede en gebrek, Engeland of eenig ander Land, zyn Vaderland noemen? Een Land, 't welk geen brood voor hem heeft, welks Velden voor hem geen Oogst opleveren, waar hy niets ontmoet dan den gefronsten wenkbraauw des Ryken, dan de strengheid der Wetten, met Gevangenissen en Straffen; waar hy geen enkelen voet gronds, op de uitgestrekte oppervlakte deezer Planeet, zyn eigen kon noemen? Neen. Genoopt door onderscheide beweegredenen, kwamen zy herwaards. Alles wrogt mede tot hunne hervorming; nieuwe Wetten, eene nieuwe Leevenswyze, een nieuw stelzel van Maatschappye. Hier zyn ze Menschen geworden; in Europa,
| |
| |
waren zy als zo veele overtollige planten, dien 't aan goeden grond en besproeijing ontbrak; zy verwelkten: gebrek, honger en oorlog teerden ze uit, maar nu hebben zy, door verplanting, wortel geschooten en bloeijen. Voorheen werden zy op geen Burgerlyst huns Lands, dan alleen zommigen, op die der Armen aangeschreeven: hier worden zy onder de Burgers opgetekend.
Door welk eene onzigtbaare kragt is deeze verbaazende gedaanteverwisseling volvoerd? Door die der Wetten en door die van hunne vlyt. De Wetten, de zagte Wetten beschermen hun, by hunne aankomst op hun het teken der aanneeming drukkende: zy ontvangen ryklyke belooning voor hunnen arbeid: voor deeze koopen zy land, dit land verschaft hun den tytel van Vryman, en aan deezen tytel is allen voordeel gehegt, 't welk een Mensch kan wenschen. Deeze groote werking wordt dagelyks volvoerd door onze Wetten. Van waar zyn deeze Wetten herkomstig? Uit ons Staatsbestuur. - Van waar dit Staatsbestuur? Uit het oorspronglyk vernuft en de begeerte des Volks, door de Kroon bekragtigd en versterkt. Dit is de groote keten, die ons allen zamenhegt, dit de Schildery, welke ieder Gewest oplevert. Nieuw-Schotland uitgezonderd. Daar heeft de Kroon alles gedaan. 't Zy 'er geen Volk was dat verstand bezat, of dat men 'er geen agt op sloeg; het gevolg is, dat dit Landschap in de daad zeer schaars bevolkt wierd; de magt der Kroone heeft de Menschen belet zich daar neder te zetten. Eenige streeken bloeiden, nogthans, voor zekeren tyd, en 'er woonde een goed schadeloos soort van Volk: doch om den misslag van eenige weinige Opperhoofden, werden zy allen gebannen. De grootste staatkundige dooling, ooit door de Kroon in America begaan, bestondt in Menschen uit een Land te dryven, 't welk niets dan Menschen noodig hadt!
Welk eene verkleefdheid kan een arm Verlaater van Europa hebben, aan een Land, waar hy niets bezat? De kennis der Taale, de liefde van eenige weinige Bloedverwanten, waren als hy zelve, waren de eenige banden, welke hem bonden. America geeft hem Land, Brood, Bescherming, en Aanzien. Ubi Panis ibi Patria (Waar Brood is, is het Vaderland) strekt ten zinspreuk, aan allen die hun geboortegrond verlieten, om zich hier neder te zetten.
Wat is dan de Americaan, die nieuwe Mensch? Hy is of een Europeaan, of de Afstammeling van een Europeaan;
| |
| |
van hier dat vreemde mengzel van bloed, 't welk men in geen ander Land aantreft. Ik ken eene Familie, welker Grootvader een Engelschman was, aan eene Hollandsche Vrouwe getrouwd, zyn Zoon huwde met eene Fransche; zyne vier Zoonen hebben thans vier Vrouwen uit onderscheide Volken. - Hy is een Americaan, die, alle zyne oude Vooroordeelen en Zeden agterlaatende, nieuwe aanneemt uit de nieuwe Leevenswyze door hem omhelsd, uit het nieuwe Staatsbestuur, waar aan hy gehoorzaamt, en den nieuwen Rang, welken hy bekleedt. Hy wordt een Americaan, door zyne opneeming in den ruimen schoot van onze groote Alma Mater. Hier worden de byzondere Persoonen, uit alle Volken, tot een nieuw geslacht van Menschen gevormd, welks arbeid en naakomelingschap ten eenigen tyde groote veranderingen in de Wereld zullen veroorzaaken. De Americaanen zyn de Westersche Pelgrims, die de Kunsten, Weetenschappen, en Bevlytiging, zints lang in 't Oosten begonnen, met zich omvoeren, en zy zullen dien grooten kring voltrekken. De Americaanen waren, ten eenigen dage, over geheel Europa verspreid, hier zyn ze ingelyfd in een der schoonste stelzels van Bevolking, welke ooit bestonden, en in laater tyde zal uitmunten door de kragt der onderscheide Lugtstreeken, welke zy bewoonen.
De Americaan moet, derhalven, dit Land veel meer beminnen, dan dat, waarin hy, of zyne Voorvaders, het leevenslicht eerst aanschouwden. Hier volgen de belooningen zyner Nyverheid, met eenpaarige schreeden, den voortgang zyns werks; zyn arbeid rust op den natuurlyksten grondslag, Zelfbelang: kan 'er iets sterker weezen? Vrouw en Kinderen, die voorheen hem te vergeefsch om eene beete Broods vroegen, helpen, nu vet en vrolyk, den Vader in het bearbeiden der Landen, die hun allen voedzel en dekzel geeven: zonder dat een eigendunkelyk Vorst, een ryke Abt, of magtig Heer, 'er een gedeelte van eischt. - De Godsdienst vordert slegts weinig van hem; eene kleine vrywillige gift aan den Leeraar, en dankbaarheid aan god, kan hy deeze weigeren? - De Americaan is een nieuw Mensch, die uit nieuwe beginzelen handelt; hy moet, derhalven, nieuwe denkbeelden, nieuwe gevoelens, vormen. Uit ongewillige ledigheid, slaafsche afhanglykheid, armoede en vrugtloozen arbeid, is hy overgegaan tot werkzaamheden van onderscheiden aart. - Dit is een americaan.
|
|