Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrief van Jan Petersen Michell, M.D. Aan den Wel Edelen zeer Geleerden Heere, A. Ypey, A.L.M. Philos. & Med. Doct. Lector in de Ontleedkunde, enz. te Franekere, Lid van de Hollandsche Maatschappy der Weeteschappen te Haarlem, &c. &c.
| |
[pagina 525]
| |
had, afschetsteGa naar voetnoot(a), en daar in de blaam, als of deze Stad veel dooden aan die Ziekte gehad had, trachtte te wederleggen, en te beweeren, dat 'er meer Menschen in evenredigheid te Haarlem gestorven waren; zo las ik uwe Geleerde Aanmerkingen, over de Uitwaassemingen van Rottend Water. - Zy maakten my zo veel te opmerkzaamer, dewyl ik van gedachten was, de gezondheid der Inwoonderen dezer Stad, welke uit haare Natuurlyke Historie voortvloeit, in een aanzienlyk Genootschap voor te draagen. - Het was my dus niet mogelyk daarin voort te gaan, of ik moest uwe Aanmerkingen ter toetse brengen - te meer, daar eene wel opgestelde en met bewyzen gestaafde Verhandeling, altyd, op den weetgierigen Leezer meer indruk maakt, dan eene Redenvoering op den Aandachtigen Hoorder, daar men minder redeneerkundig - minder Systematisch, en meer met voorbeelden afdoen moet: ik zeg, zodanig eene Verhandeling maakt zo veel te meer indruk, zo de Schryver in de Geleerde Waereld bekend, beroemd, en door zyne schriften vermaard geworden is, dan immers is 'er geene reden, om aan zyne redeneeringen, op gronden van ervaring gebouwd, te twyffelen. - Dit dacht ik, na dat ik myne Redenvoering had voorgeleezen. - Dit moest ik zo veel te meer onderstellen, wanneer my kundige lieden verzekerden, dat uwe bewyzen hun zeer gegrond voorgekomen waren. - Dit zelve zette my aan tot naauwkeuriger onderzoek. - Het geschil scheen my van te veel gewigt, om oppervlakkig beoordeeld te worden. - Nadere overweegingen hebben my in myne stelling, die van de uwe eenigzins verschilt, bevestigd; - voornamelyk, wyl my klaar bleek, dat zy op Natuurkundige Proeven en Ervaringen, op Geneeskundige Waarneemingen steunden. - Nooit had ik egter gedacht deze myne Aanmerkingen algemeen te maaken, - neen ik had alleen getracht my zelve in dit stuk eenigzins licht te verschaffen - Dog uwe heusheid, die my door myne en uwe goede Vrienden wierdt afgeschetst, noopte my aan, om ze aan uw oordeel, en dat van het algemeen, te onderwerpen. - Verschoon dus den voordraager, zyne jeugd en mindere ervaarenheid. - Zyn oogmerk is niet om te twisten: maar, om was het mogelyk, de waarheid aan den dag te brengen. - Hy streeft dus U in uw oogmerk naa, en hy is verzekerd dat gy zyne Aanmerkingen, als alleen tot dat oogmerk in- | |
[pagina 526]
| |
gericht, niet geheel verwerpen zult. Dan ter zaake. - De staat des geschils komt hier op uit, of de Lucht, bezwangerd met dampen van stilstaand drabbig en stinkend Water, een der voornaamste medewerkende oorzaaken zy der Herfstziekten, welke in ons Land heerschen; welke altoos min of meer van eenen rottenden aart zyn; en waar onder buiten de anderen- en derdendaagsche Koortzen, de Galkoortsen, het Bort, de galachtigen Loop, en somwylen de Roode Loop (in kwaadaartigheid, evenwel, van de epidemique verschillende,) behooren? - Dan of men in tegendeel zodanig eene Lucht als een voorbehoedend middel, tegen alle kwaadaartige Koortzen zoude moeten houdenGa naar voetnoot(b)? Wat het eerste gedeelte dier vraage aangaat, om dit te beslissen moet men opmerken, dat de Jaargetyden in ons Land by de nadering en afwyking der Zonnestraalen, een verschil van byna 20 graaden uitmaakenGa naar voetnoot(c), men moet de verandering, welke de dampkring in zyne droogte en vochtigheid, koude en warmte, enz. daar door ondergaat, overweegen, men dient de veranderingen, by de koele avond- en nagtstonden, in den Herfst waargenomen wordende, na te gaan, en zo men dan de levenswyze, het meerdere gebrek aan Groente, het toeneemende gebruik van vet Varkensvleesch, het voorafgegaane misbruik der Boom- en Aardvruchten, de dunnere kleeding, en andere toevallige oorzaaken, welke dit Jaargety medebrengt, hier by in het oog houdt, zo men de uitwerkzelen van deze oorzaaken op het Menschelyk ligchaam naauwkeurig overdenkt, zo zal men den oorsprong der Herfstziekten ras ontdekken kunnen. De Herfstziekten in ons Land zyn immers van eene Zinkingachtigen aart: het Spys-kanaal in den Zomer, door de groote hoeveelheid voedzel, uit het plantenryk genomen, door de warmte, en het misbruik der waterachtige dranken verslapt, moet noodwendig aangedaan worden, - de vochten, welke de Spysverteering bevorderen, ontaarden, - de Gal wordt scherp, - de uitwaasseming wordt door de voorgemelde oorzaaken belet, - en daaruit komen de Herfstziekten voort, die altyd van eene rot- | |
[pagina 527]
| |
tigen aart, niet verschillen, dan door de verschillende geschiktheid der ligchaamen, welke zy aantasten. Deze Ziekten zyn overal in ons Land dezelfde, - want, schoon de grond, de levenswyze, de geschiktheid der Inwoonderen op verschillende plaatzen, hier eenige verandering maakt, zo komen zy egter nagenoeg in het wezenlyke, door ons geheele Land, overeen. - Dit bewyzen de berichten, welke, door de voornaamste Geneeskundigen van ons Land, aan Dr. van den bosch medegedeeld zyn, zonneklaarGa naar voetnoot(d), en wy zullen dit straks nog door eenige voorbeelden betoogen. De Herfstziekten, daarenboven, worden in alle Landen waargenomen. Hippoctares, celsus, aretaeus cappadox, avicenna, sydenham, boerhaave, hoffman, de Baron van swieten, kortom alle Geneeskundigen, hebben ze op alle plaatzen in dit Jaargetyde waargenomen, en zy zullen ook, zo lang de verandering der Saisoenen plaats heeft, waargenomen worden. - Zy moeten dus ook van oorzaaken afhangen, die overal plaats vinden, dit kan men wel van de bovengemelde oorzaaken, maar niet van de dampen van rottend Water, stellen. De Heer pringle heeft den aart en eigenschappen dier Ziekten zeker uitmuntend beschreevenGa naar voetnoot(e). Zyne waarneemingen, dat ze naa heete Zomers, of naa hette op zwaare Regens volgende, menigvuldiger en kwaadaartiger zyn, worden door de dagelyksche ondervinding bevestigd. De reden is, uit het bovengemelde, gemakkelyk af te neemen, - in beide gevallen, immers, zyn de vochten meer tot bederf geschikt, het Spyskanaal meer verzwakt: en, in het laatste, zyn de oorzaaken der belette uitwaasseming menigvuldiger, door de vochtigheid der Lucht, der Huizen, en des Gronds. Dit kan aan de dampen van rottend Water niet toegeschreeven worden, dewyl die oorzaaken dezelfde uitwerkzelen hebben, zelfs op plaatzen, daar de Lucht met diergelyke uitwaassemingen niet bezwangerd is. Om dezelfde reden is het, dat hoogere Landen gezonder zyn dan laagere, - in deze immers, is de Lucht en de Grond vochtiger, en dus ook de Huizen; - en hier door zyn 'er meer oorzaaken, welke de uitwaasseming beletten. - Schoon dit zelfs in het algemeen niet doorgaat. - Zo gemeen immers de Najaars-Koortzen in Zeeland, Vlaan- | |
[pagina 528]
| |
deren en de Overmaassche Eilanden, en in Friesland zyn, zo spaarzaam bespeurt men die, buiten overstroomingen, in de Betuwe, en andere van de Zee verwyderde plaatzen: daar die intusschen dikwerf gewoon zyn te Geertruidenberg, langwylig somtyds te Dordregt, en te Maassluis, aan te houdenGa naar voetnoot(f). De waarneemingen van den beroemden pringle betreffen eigenlyk slegts de Legerziekten, en kunnen dus de min of meerdere gezondheid der plaatzen niet beslissen. - Elk onderscheiden deel van ons Vaderland heeft eene byzondere eigenschap van Luchtstreek. - De Inwoonderen zyn daar aan gewoon, en leeven dus overal gezond; terwyl de schielyke veranderingen van tegenovergestelde eigenschappen, zich egter in ongestelden, zwakken, en menschen, die 'er niet aan gewoon zyn, en die van de eene plaats naar de andere verhuizen, niet onverschillig doen gevoelen. Hier van daan, en niet van de Uitwaassemingen van rottend Water, moet men afleiden, dat men doorgaans de meeste Ziekten verneemt onder Krygslieden, die, door verwisseling van Guarnisoenen, van drooger naar vochtiger, van hooger naar laager, Steden komen, zelfs op zulke tyden, wanneer onder hunne Stedelingen geene wezenlyke, veel min epidemicque Ziekten plaats hebbenGa naar voetnoot(g). In Staats-Vlaanderen, b.v. ontdekt men geene epidemische Rot-Koortzen, dan by MilitairenGa naar voetnoot(h). Het Regiment Zwitsers, van den Lieutenant Generaal bouquet, wierdt voorleden Jaar, naa de verandering van hun Guarnisoen van Graave naar Leyden, in de laatstgenoemde Stad, daar egter de Lucht met diergelyke uitwaassemingen niet bezwangerd is, door eene kwaadaartige Zenuw-Koorts aangetast; ten minsten de helft van het Guarnisoen was aan deze Koorts bedlegerig; daar men byna geene Ziekte onder de Inwoonderen waarnam. - Niemand, evenwel, zal daarom Leyden voor ongezond verklaaren. Wat aangaat de Waarneeming door de Voorstanders van de onschadelykheid dier dampen als een bewys opgegeeven, dat namelyk de Gal- en Rot-Ziekten, doorgaans in den | |
[pagina 529]
| |
Herfst hun begin neemen ten platten Lande: en van daar naar de Steden overgaan; deze schynt my waarlyk niet voor het gevoelen van UWelEd. zeer Gel. te pleiten. De lucht ten platten Lande is zeker zo niet bezwangerd met dampen van rottend Water, als in de Steden, te Amsterdam b.v. - te meer dewyl de winden in de Steden de lucht zo niet verdeelen en zuiveren kunnenGa naar voetnoot(i) - en dus het water meer gelegenheid heeft om stil te staan en te rotten; - hier koomt by, dat de Ligchaamen der Boeren meer gehard zyn, tegen de veranderingen des Weders, dan die der Stedelingen - dat de levenswyze der laatstgenoemde veel weeker is, en hun dus geschikter maakt tot Ziekten, welke geschiktheid, door de meerdere luwheid der Lucht in de Steden, nogGa naar voetnoot(k) bevorderd word. Men moest dus noodzaakelyk in de Steden meer en hardnekkiger Herfstziekten waarneemen dan op het Land, zo de dampen medewerkende oorzaaken van die Ziekten waren - dan dit is zo niet. - In de Beverwyk, b.v. zyn de Koortsen meer en hardnekkiger in den Herfst, dan te AmsterdamGa naar voetnoot(l). In de hoogere landen zyn dezelfde Herfst-Koortzen ook zeer gemeen, en op de hooge Veluwe zelfs, dat UWel Ed. voor zeer gezond opgeeft, vindt men zedert tien jaaren veel Rot-KoortzenGa naar voetnoot(m), welke men te Amsterdam zeer zelden, naar de grootte van de Stad, waarneemt. Leyden en Delft hebben in den Herfst ook geen minder aantal Zieken, en daar kan men die dampen egter niet beschuldigen. Wat het tweede bewys aangaat, dat men namelyk in Steden, waarin een geweldigen stank waargenomen wordt, niet meer Zieken en dooden telt, dan op plaatzen, welke op het oog gezonder en beter gelegen zyn - dit gaat vry zeker; en men kan het, ten minsten wat Haarlem en Amsterdam aangaat, uit de sterslysten betoogen. - Immers daar UWelEd. de berekeningen van den kundigen struik niet alleen naauwkeurig noemtGa naar voetnoot(n), maar dezelve ook ten | |
[pagina 530]
| |
opzichte van Haarlem voor den grondslag van uwe redenering verkiest, en dus met den Heer struik stelt, dat 'er 's jaarlyks een van de vier-en-twintig menschen in die stad sterft: zo moet ik my ten hoogsten verwonderen, dat UWelEd. berekeningen, welke de voorgemelde Heer met zo veel moeite en vlyt gemaakt heeft, om het nette getal der inwoonders van Amsterdam te bepaalen, niet gevolgd is; daar uit zou UWelEd. gebleken zyn, dat 'er reeds in dien tyd meer menschen stierven te Haarlem, dan te Amsterdam. - Hy schatte de stad op omtrent tweemaal honderd duizend inwoonderen in het jaar 1752 - het gemiddelde getal dooden was 8249 - en dus sterft 'er, volgens zyn rekening, slegts een van de vier-en-twintig en een vyfdeGa naar voetnoot(o); of liever het getal der dooden, tot dat der levendigen, is als 1-24⅕. - De beroemde wagenaar, die zelfs veel moeite gedaan heeft om het getal der inwoonderen naauwkeuriger te bepaalen, neemt uit voorzigtigheid de berekening van struik als zyn grondslag aanGa naar voetnoot(p). Ik vind dus geene reden om de berekening van UWelEd. boven die van struik te stellen. - Het is immers zeker, dat elk huisgezin meer dan 3 menschen bevatGa naar voetnoot(q). Dit is te Franeker mogelyk, dan te Amsterdam heeft het geen plaats. - Hoe veele duizende zielen bevatten niet de Godshuizen en publicque Gestichten, - deze allen zyn niet onder uwe rekening begreepen. Dog Amsterdam (om van uwe berekening af te stappen) is, na het jaar 1752, zeker meer bevolkt. - Men beschouwe slegts de laatste uitlegging der Stad, en men zal overtuigd zyn, dat het getal der inwoonderen merkelyk vergroot is. Daarenboven vermeerdert 's jaarlyks het getal vreemdelingen, welke 's zomers van alle oorden der waereld na deeze stad toevloeijen, zo om het vermaak, als wel voornamelyk, om met werken hunne kost tegen den winter te winnen. - Deze vertrekken in het najaar, en vermeerderen dus het getal der inwoonderen niet - dog, in het half jaar, | |
[pagina 531]
| |
wanneer zy in deze stad zyn, sterft 'er zeker één van de vyftig. - Welk een aanmerkelyk getal Vreemdelingen dus, dat men van de eigenlyke sterflysten der Stads Inwoonderen moest aftrekken? Maar het is ons genoeg aangetoond te hebben, dat 'er in Amsterdam, daar zo over den verschrikkelyken stank der Burgwallen geklaagd wordt, minder menschen sterven, dan te HaarlemGa naar voetnoot(r), en dat dus het bewys der voorstanders van die rottende Waterdampen, door UWelEdlens redeneeringen, niet wederlegd is. Dan onderstelt eens voor een oogenblik, uwe berekening was op goede gronden steunende, zo was zy nog geen bewys voor de schadelykheid dier dampen. - Daar zyn immers zo veel andere redenen, uit het verschil van een groote en een kleine Stad voortvloeijende, welke de sterflysten grooter maaken, dat, al was het, dat het getal der dooden te Amsterdam, dat der gestorvene te Haarlem, zo aanmerkelyk, als UWelEd. stelt, te boven ging, het gemakkelyk van andere oorzaaken, welke in groote Steden meer plaats hebben, dan in kleine, zou af te leiden zynGa naar voetnoot(s). Te Harlingen sterven zeker meer menschen, dan te Franeker, te Franeker meer dan te Leeuwarden: dit heeft de schrandere berekening van den Grooten camperGa naar voetnoot(t) noch onlangs buiten bedenkelykheid gesteld. Dan dat deze meerdere, sterfte te Harlingen en te Franeker van de Uitwaassemingen van rottend Water moet afgeleid worden, is niet waarschynelyk. Harlingen ligt aan, ja zelfs gedeeltelyk in, zee. - Door geene bosschen omcingeld, zo heeft het niets om de hevige kracht der winden te breeken, zy waaijen dus aanhoudende en langdurig, - zy beweegen, verdunnen en verfrisschen de lucht, en zuiveren ze van haare dampen door toevoer van nieuwe lucht. - De luchtkolom wordt dus gedurig door versche lucht vervangen, en de dampen en uitwaassemingen waaijen landwaards in. Harlingen mist dus noodzaakelyk de voordeelen van een luweren dampkring, welke andere steden, die meer voor de winden beschut zyn, hebbenGa naar voetnoot(u). De schraale Noordelyke winden doen de ligchaamen onmiddelyker aan. - Hierom | |
[pagina 532]
| |
klaagt men te Harlingen meer over de kou en het guure weerGa naar voetnoot(v): zo dat de boomen zelfs hier door in hunne groeij gestremd wordenGa naar voetnoot(w). Daar by koomt dat de winden hier door veel van hunne veerkragt missen, en terwyl zy gedurig aanhouden de lucht ligter maaken, en dus de gevolgen van zodanig eene lichte lucht veroorzaaken, welke voor de ligchaamen niet dan schadelyk zyn kunnenGa naar voetnoot(x). De Ridder pringle zelve merkte de schadelykheid van die lang aanhoudende winden, op diergelyke plaatzen, reeds aanGa naar voetnoot(y). Geen wonder dus, dat Harlingen, het welk meer aan die oorzaaken is bloot gesteld, een grooter getal dooden telt dan Franeker, het welk 'er minder door aangedaan wordt, en vooral dan Leeuwarden, dat niets van diergelyke oorzaaken te vreezen heeft. - Daarby koomt noch de vochtigheid der lucht, en de daar uit voortspruitende vochtigheid des gronds en der woonhuizen, welke te Harlingen meer dan te Franeker, te Franeker meer dan te Leeuwarden plaats heeft, en welke, door de uitwaasseming te beletten, zekerlyk Ziekten, en voornamelyk in den Herfst, wanneer 'er schielyke en aanmerkelyke luchtsveranderingen plaats hebben, voortbrengen. In de waarneeming van den Heer lind, welke UWelEd. als een bewys voor uwe stelling aanhaalt, is niet beweezen, dat het Guarnisoen uit oorzaak van de besmetting der lucht door zodanige dampen, ziek was. - In tegendeel men kan van de Ziekten, welke Militairen, by het veranderen van hun Guarnisoen krygen, niet tot de meerdere gezondheid of Ziekte der plaatsen besluitenGa naar voetnoot(z). De geforceerde marssen, die men het volk laat doen, het natte guure weêr, het 's nachts legeren in het veld, de weinige verschooning, gebrek aan noodwendigheden, en andere oorzaaken, beletten de uitwaasseming, en bederven de vochten. Wanneer zy dus in een plaats komen, daar de Lucht de uitwaasseming niet sterk bevordert door haare voch- | |
[pagina 533]
| |
tigheidGa naar voetnoot(a), en de spyzen, gelyk in Zeeland de Mosselen, Alykruiken, Oesters, Wilken, kortom de Zeevisch, medewerkt, om de perspiratie te stremmenGa naar voetnoot(b); zo is het geen wonder dat een Guarnisoen, het welk zig, meer dan de Stedelingen, in diergelyke spyzen te buiten gaat, in zodanig een plaats ziekten krygt: waar van het Zeevolk op de Rhede, meer beweeging hebbende, en zich daar minder in kunnende te buiten gaan, bevryd blyft. Waarom hooger Landen gezonder zyn dan laagere, hebben wy reeds te voren aangetekend: - contagieuse Ziekten behooren niet tot ons bestek, en dus kunnen de Waarneemingen van de Heeren lind en titsingGa naar voetnoot(c), niet anders bewyzen, dan dat de Lucht op Zee dikwerf niet besmettelyk is, daar zy op het Land, door haar gif, Ziekten veroorzaakt. - Misschien is ook in dit geval de levenswyze, en de meerdere rust of beweeging, onder de oorzaaken te tellen. Een snelvlietende Rivier, door een moeras gestopt, maakt den grond der Stad of Plaats, waar hy doorloopt, zeker vochtiger; de Huizen worden dus ook vochtig, en 'er zyn, derhalven, meer oorzaaken tot belette uitwaasseming. Zeker is het te gelyk, dat inundatien dikwerf Rotziekten veroorzaaken. - Zy maaken eene schaarsheid van levensmiddelen, om dat de toevoer gestremd is; zy vervullen de Lucht dikwerf met arsenikaale dampenGa naar voetnoot(d): - daar komen gemeenlyk gemoedsaandoeningen by, - en de doorweekte grond moet noodzaakelyk de Huizen, welke niet van behoorlyke grondslagen, met bekwaame betraste muuren, en boven de peil van het water uitsteekende, zyn bezorgd, nat, koud, en vochtig maaken; en dus zeer geschikt om de Uitwaasseming te beletten. - Dit is eene oorzaak, welke ten platte Lande, meer dan in de Steden, plaats heeft. - Hierom zyn de laagere moerassige Landen ongezonder; - om deze reden zyn de Kelders, en Onderhuizen, in de Steden, nadeelig; - en even daarom is het schadelyk, de slaapplaatzen en bedsteden laag by den grond te hebbenGa naar voetnoot(e). Batavia immers | |
[pagina 534]
| |
was eertyds gezond, de Rivier had een behoorlyke loozing van haar water: dan nu men den mond van de Rivier gestopt heeft, zuigt het water in den grond: de Huizen zyn dus vochtiger, en daar door ongezonder. - Hier door zyn de Soldaaten, op en by moerassen gelegerd, of, in cazernen wonende, op diergelyke plaatzen gebouwd, dikwerf, meer aan Ziekten onderhevig, dan die hooger en drooger woonen. Dit bewyst zelfs eene Waarneeming, welke UWelEd.Ga naar voetnoot(f) aanhaalt. - Te Helvoet immers, slegts een halve myl van de Vuchtse moerassen, was het Guarnisoen gezond, - daar de Engelschen, terwyl zy laager plaatzen bewoonden, ziek wierden; - dit moet men van de meerdere of mindere vochtigheid des gronds, en niet van den verschillenden dampkring, afleiden. - Men kan niet stellen, dat die weinig hoogere grond een anderen dampkring had. - De bosschen kunnen die dampen zeker schadelyk maaken, zy houden de Lucht op, doen ze stilstaan, en bederven. - Zy neemt hoe langer hoe meer uitwaassemingen van den grond aan, zy wordt dus als het ware gesupersatureerd door die dampen, en dan wordt zy waarlyk schadelyk. - Dit bewyst de meerdere sterfte in HaarlemGa naar voetnoot(g), en dit bewyst de Waarneeming van den Heer dachs te Philippine, van UWelEd.Ga naar voetnoot(h) aangehaald, allerklaarst. - Ons besluit is dus dat de dampen van stilstaand rottend Water in de gemeene Lucht niet schadelyk zyn, of zy moeten opgehouden worden: dan wordt de Lucht 'er als het ware mede over verzadigd, en dan ademen wy, eigenlyk gezegd, geene Lucht, maar rottige dampen, (ten minste voor een groot gedeelte,) in. - Ik zal dit door Natuurkundige Proeven zoeken op te helderen. De dampen en uitwaassemingen van stilstaand rottend water zyn, gelyk die van moerassen, van eenen phlogisticquen aart. - De schrandere Italiaan volta heeft dit door Proeven beweezenGa naar voetnoot(i). Deze Lucht is ontvlambaar, en deelt den dampkring veel phlogiston me- | |
[pagina 535]
| |
de. - Door de ademhaaling, het vuur, de verrotting en ontbinding der ligchaamen, wordt de Lucht ook phlogisticqGa naar voetnoot(k). - De Lucht kan maar een zekere hoeveelheid phlogiston aanneemen, - en wanneer zy met phlogiston verzadigd is, is zy onbekwaam ter ademhaalinge, en 'er kan geen vlam noch vuur in bestaanGa naar voetnoot(l). Hoe meer phlogiston nu de gemeene Lucht heeft, hoe minder zy aanneemen kan; en dus hoe schielyker zy schadelyk kan worden. - Ons bloed, namelyk, door het ligchaam circuleerende, ontlast zig gedurig, van een menigte overtollig phlogiston; dat zich met de gemeene Lucht, wyl de dampkring nooit door phlogiston gesatureerd is, vereenigt, en daar door opgeslorpt wordt. - Wanneer nu de Lucht met phlogiston gesatureerd is, zo kan zy, dat door het dierlyk ligchaam haar medegedeeld wordt, niet meer opslorpen; het phlogiston wordt dus in de Longen opgehoopt, en het Dier sterft, dewyl het, die phlogisticque deelen by zig houdende, onmoogelyk adem haalen kan, en dus den omloop des bloeds in de Longen gestremd wordt. Dit zyn natuurkundige waarheden, op de Proeven van priestley en andere Natuuronderzoekeren steunende, die de groote haller zelfs, door de ontleedingen van Dieren, die in zodanige Lucht waren omgekomen, bevestigd heeftGa naar voetnoot(m). Uit deze Proeven trekt men een Gevolg, dat namelyk hoe meer phlogiston de gemeene Lucht bevat, hoe schadelyker zy is; en zelfs, deze gevolgtrekking bewyst men door Proeven, waar uit blykt, dat een Dier, in een Lucht, daar minder phlogiston in is, langer blyft leeven, dan in eene Lucht, welke met meer phlogiston bezwangerd is. - Dog, zo men de Proeven overweegt, waar door het betoogd is, dat een Dier niet eer sterft in besloote Lucht, voor dat het de Lucht met phlogiston geheel heeft opgevuldGa naar voetnoot(n); zo is het ontegenspreekelyk, dat de | |
[pagina 536]
| |
schadelykheid der phlogisticque Lucht voor het dierlyk leven, alleen daar uit voortspruit, dat het Dier zyn phlogiston aan zodanige Lucht niet overgeeven kan. - Zo lang dan de Lucht bekwaam is, om het overtollig gedeelte phlogiston, het welk een Dier ontlast, op te slorpen; zo kan men ook zodanig eene Lucht niet schadelyk noemen. - Want, schoon het zeker is, dat Lucht, met een zeker gedeelte phlogiston bezwangerd, minder geschikt is, voor het leven van een Dier, dan gedephlogisticeerde Lucht, wanneer men ze onder een recipient, of molglas, afsluit, - zo kan men egter uit deze Proef niet besluiten, dat eene gedephlogisticeerde dampkring geschikter zyn zoude voor het dierlyke leven, dan die met een zekere hoeveelheid phlogiston bezwangerd is. - De reden immers, waarom een Dier onder een glas in gedephlogisticeerde Lucht langer leeft, hangt slegts alleen daar van af, dat zodanige Lucht meer geschikt is, om phlogiston aan te neemen. - Noch het eene, noch het andere, Dier, sterft immers, voor dat de Lucht met phlogiston gesatureerd is, dat is, voor dat zy ongeschikt is om het overtollige phlogiston, het welk het Dier ontlast, op te slorpen. Dit heeft men niet genoeg in het oog gehouden, in het maaken van gevolgtrekkingen, tot de schadelykheid van het phlogiston. De schrandere Schryvers van de doorwrochte Verhandeling, over het nut van den groei der Boomen, en Planten, tot zuivering der Lucht, zyn de eenigste, voor zo verre ik weet, welke dit in haare gevolgtrekkingen in het oog gehouden hebben; - zy beweezen de schadelykheid van de Lucht, met phlogiston verzadigd, voor het dierlyk leven: dan zy toonden te gelyk aan, dat de phlogisticque Lucht, niet dan nadeelig, voor onze gezondheid zyn konde, terwyl zy eene te groote hoeveelheid phlogiston uit onze Longen zouden opneemen, en dus ons ligchaam verzwakken, en de levensgeesten moest uitputtenGa naar voetnoot(o). En waarlyk de ondervinding bevestigt deze, op Proeven en Waarneemingen gebouwde, redeneeringen. - Een naauwkeurig WaarneemerGa naar voetnoot(p) merkte op, dat de stuipen menigvuldiger, langduriger, en hardnekkiger waren op de bergen, dan in laager liggende plaatzen. Hy leide | |
[pagina 537]
| |
dit van het zuur in de Lucht af, - en misschien niet te onregt, - daar het zeker is, dat, naar maate de Lucht minder phlogiston heeft, zy zo veel te meer vaste Lucht, die van een zuuren aart is, bevat; dewyl die vaste Lucht door het phlogiston uit de gemeene Lucht gepraecipiteerd wordt; gelyk de Heeren deiman en paats van troostwykGa naar voetnoot(q) beweezen hebben. Dat de Lucht op hooge bergen ligt is, hebben veele Reizigers aangetekend, en door Proeven met den Barometer bevestigd. - Dan het is nu daarenboven door Proeven met de Eudiometer van den Heer laudriani gebleken, dat de Lucht op de bergen, naar de verschillende hoogten, een verschillende hoeveelheid phlogiston bevat; - dat zy op de toppen der bergen veel minder phlogiston heeft, dan op de laagere vlakte; - en deze mindere hoeveelheid phlogiston gaat met eene verminderde zwaarte gepaard. - Misschien zyn wy de zwaarte der Lucht voor een gedeelte aan het phlogiston verschuldigd; - het is ten minste zeker, dat de phlogisticque Lucht haare uitgebreidheid vermindert, naar gelang zy phlogiston aanneemt. - Het is waar de vaste Lucht praecipiteert: dan kan men daar van wel eene vermindering van een derde gedeelte der Lucht, door de vlam van een kaars, afleidenGa naar voetnoot(r)? Dit vereischt nadere Proeven, eer men iets zekers kan bepaalen. - Het is ons genoeg, als wy aantoonen, dat zodanige min phlogisticque Lucht schadelyk is. - ZimmermanGa naar voetnoot(s) zegt, dat het Zenuwgestel niet alleen, maar ook de Ziel, door de Lucht op hooge Bergen aangedaan wordt. - En schoon men voorbeelden vindt van Reizigers, die op den Berg Pichincha in Peru, op de Piek van Teneriffa, enz. zonder nadeel geklommen zyn, zo bewyzen egter de Waarneemingen, by hallerGa naar voetnoot(t) aangehaald, en het voorbeeld van joseph a costa zelve, die een bloedspuwing op het Pyreneesche gebergte van deze oorzaak kreegGa naar voetnoot(u); de schadelykheid dier dephlogisticque Lucht in het algemeen, onwederspreekelyk. - Niemand immers zal al- | |
[pagina 538]
| |
le deze gevallen van vermoeidheid afleiden, daar men Reizigers waargenomen heeft, welke 'er met Rytuig na toegevoerd, en aan dezelfde ongemakken onderworpen geweest zyn. - CheyneGa naar voetnoot(v) zegt, die Lucht veroorzaakt onmacht; - en haller heeft waargenomen, dat de Zwitsers, die zwak van Long zyn, op hoogere plaatzen zeker omkomenGa naar voetnoot(w). Ulloa heeft dit in zyne ReisbeschryvingGa naar voetnoot(x) ook aangetekend. De Almachtige Schepper heeft dus het phlogiston in de Lucht, als nuttig en noodzaakelyk voor het dierlyk leven, gebracht; hy heeft bronnen gegeeven, waar uit de Lucht met eene genoegzaame hoeveelheid phlogiston bezwangerd worden kan. Onderaardsche vuuren, brandende Bergen, de menigte Vuuren, welke 'er op den Aardbodem gestookt worden, de Dierlyke uitvloeizelen, de rotting en ontbinding der Ligchaamen, de Planten by nacht of in de schaduwGa naar voetnoot(y), de Wortels, Bloemen en Vruchten, zyn alle zo veele Bronnen, welke het phlogiston aan de Lucht mededeelenGa naar voetnoot(z). Het moet dus tot het dierlyk leven noodzaakelyk en heilzaam zynGa naar voetnoot(a). Men zou immers de Almacht en de Wysheid van het Opperwezen, door het tegendeel te stellen, te kort doen. - Dan, deze Lucht zou door het phlogiston kunnen gesupersatureerd, en dus schadelyk aan het dierlyk leven, worden; ja wat meer is, zy was reeds voor eeuwen een vergif voor ons geweest, waren 'er geene herstelmiddelen welke de zuiverheid des dampkrings in stand hielden, en als het ware het evenwicht van het phlogiston, met de andere bestanddeeden der Lucht, bewaarden. - De Lucht moest altyd geschikt zyn, om phlogiston te kunnen ontvangen; zy moest het overtollige phlogiston, daar een Dier zich van ontlast, tot zich kunnen neemen, en opslorpen. - | |
[pagina 539]
| |
Zo lang zy daar toe bekwaam is, is zy niet schadelyk voor het Dierlyk leven. - De beroemde priestley deed ons het eerst bezeffen, dat de Boomen en Planten dit overtollig phlogiston uit de Lucht opslorpten. - Ingenhousz bewees, dat zy zelve gedephlogisticeerde Lucht aan den dampkring mede deelden; - of liever, dat de Lucht, welke de Planten phlogisticq inademden, door dezelve gedephlogisticeerd, dat is, zonder phlogiston uitgeademd wierdt; voornamelyk wanneer zy aan het licht of de warmte wierden blootgesteld. - Doctor deiman, en de Heer paats van troostwyk, herhaalden die Proeven in ons Land, en beweezen, dat de Planten, met het inademen van het phlogiston, vaste Lucht uitademen; - welk eene fraaije overeenstemming! Dat het zelfde phlogiston, het welk ons schadelyk zou kunnen worden, de Planten tot voedzel strekke. - Het water dient mede tot verbetering der Lucht. Phlogisticque Lucht, en wel die met phlogiston gesatureerd is, wordt door 't schudden van het water weder zuiver, en geschikt tot de ademhaalingGa naar voetnoot(b). - Het water, aan de zonneschyn blootgesteld, geeft eene groote hoeveelheid dephlogisticque LuchtGa naar voetnoot(c); - en zuivert dus de Lucht op meer dan eene wyze. Dit zyn de herstelmiddelen, welke tot noch toe ons bekend zyn, en welke zo veel te sterker werken, als de Lucht met meer phlogiston bezwangerd isGa naar voetnoot(d). De Natuur heeft zeker nog meer middelen: de bewerkingen in het ryk der Delfstoffen brengen misschien ook hier toe iets by; voornamelyk, dewyl men weet, dat uit de kalken der Metaalen, en andere aardachtige stoffen, met Mineraal zuuren verëenigd, door de warmte, de gedephlogisticeerde Lucht ontwikkeld wordtGa naar voetnoot(e). Dan tot het herstel der Lucht is het nodig, dat zy behoorlyk verdund, verfynd, en het phlogiston 'er in verspreid wordt. - Hier toe heeft de natuur ook haare werktuigen. - De dampen, welke door de Zon opgenoomen, en met de Lucht vereenigd, haar phlogiston aan dezelve mededeelen, maaken door hunne veerkracht | |
[pagina 540]
| |
de Lucht gaande, veroorzaaken dus wind, en hier door nieuwen toevoer van minder phlogisticque LuchtGa naar voetnoot(f). De Winden zelve, het stroomende Water, de ritselende bladeren der Boomen en Plantgewassen, de Zon, de Vuuren, en wat dies meer is, beweegen den dampkring, en verdeelen dus die dampen; - om van geene Regens, Hagel, Sneeuw, Donder, Blixem, of andere Verhevelingen te melden. - En waarlyk, die beweeging des dampkrings is ons, in veele opzichten, voordeelig; - want, buiten dat zy de rotting verhindert, zo wordt het phlogiston behoorlyk door de Lucht verspreid, - en de verwandschap van de Lucht, met het phlogiston, maakt ook, dat het evenredig in den dampkring verdeeld blyft. - Daar immers de Lucht, waar in een kaars gebrand heeft, door een zevende gedeelte gedephlogisticeerde Lucht, weder geschikt wordt tot het dierlyk levenGa naar voetnoot(g); zo moet de uitwerking der Winden, en der gedephlogisticeerde Lucht, welke de Plantgewassen, en het Water, ontwikkelt, ook voordeelig zyn voor onzen dampkring. Derhalven is de Lucht, met phlogisticque deelen bezwangerd, heilzaam voor het leven der Dieren en Plantgewassen. Plaatzen die eene dampkring hebben, met minder phlogiston, zyn zelfs schadelyk voor de gezondheid. - Was, by voorbeeld, te Harlingen de Lucht meer phlogisticq, zo zouden de Boomen 'er weeldriger groeijen, de dampkring zou luwer zyn, en 'er zouden waarschynelyk minder Menschen sterven. - De Waarneeming van fothergill bewyst immers, dat die luwheid in de Steden voordeelig is, - dus leeven de Inwoonders van London, aan den Zuidkant der Stad, voordeeliger, de Boomen groeijen 'er weeldriger, (schoon in een gedurige rookkolom), dan aan den Noordkant dier StadGa naar voetnoot(h), daar de Lucht zuiverer is. Zy kan egter schadelyk worden door toevallige oorzaaken, - dog deze maaken zelfs gedephlogisticeerde, dat is, de zuiverste, Lucht nadeelig. - Wanneer namelyk Lucht afgeslooten, en van den gemeenen dampkring geheel wordt afgescheiden, wanneer 'er geene werktuigen omtrent zyn, die de Lucht in beweeging brengen, en haar overtollig phlogiston wegneemen kunnen, wanneer 'er | |
[pagina 541]
| |
evenwel gedurige bronnen zyn, die zodanig eene afgeslooten Lucht met phlogiston opvullen, - dan, dan eerst wordt de Lucht schadelyk voor het dierlyke leven, wyl zy, in dit geval, het overtollige phlogiston, dat zig by een Dier ontwikkelt, niet opslorpen kan. Dit schynt dierhalven plaats te hebben in de Grotta Del-Cane by Napels, in de Perouls by Montpellier, aan de Pontynsche moerassen, in Putten en Kelders, welke in langen tyd aan de frissche Lucht niet zyn blootgesteld, in Zieken- en Gasthuizen, op onze Oorlogschepen, in digtgeslotene Kamers en Vertrekken, daar veel Menschen zyn, daar kaarssen, of brandende koolen, de gemeenschap van de buitenlucht noodzaakelyk maaken, - en zelfs in onze Kerken; en daarom is op alle die plaatzen de Lucht schadelyk. De stank is geen teken van de schadelykheid der Lucht. - Stinkende Lucht kan zeer geschikt voor de ademhaaling zyn; dit leeren ons de Proeven van de Heeren deiman en paats van troostwykGa naar voetnoot(i). Deze proefneemingen nu krygen zo veel te meer krachts, zo men den loop der Herfstziekten te Amsterdam nagaat, het verband dat zy met den stank der burgwallen hebben, onderzoekt, en ze, met die in andere plaatzen waargenomen worden, daar de Lucht minder phlogiston heeft, vergelykt. Te Amsterdam immers zyn de Herfstkoortzen niet kwaadaartig, niet hardnekkig; wy hebben, zedert het jaar 1727, geene kwaadaartige epidemie gehad: de grootte van de Stad maakt dat de gewoone epidemiën altyd meer Menschen aantasten: dog de dooden zyn altyd minder, in evenredigheid, naar die van andere StedenGa naar voetnoot(k). - Daarenboven is 'er geen verband tusschen den Stank der burgwallen, en de Herfstziekten. - In het Voorjaar, en dat wel in de maand May, sterven hier de meeste MenschenGa naar voetnoot(l). In den Zomer, wanneer 'er de ergste stank is van de burgwallen, zyn hier de minste ZiekenGa naar voetnoot(m). In het Najaar, daarentegen, wanneer 'er geen of minder stank is, wanneer de stormen en regens het allermeest plaats hebben, en de | |
[pagina 542]
| |
Lucht dus meer bewogen en gezuiverd wordt, vindt men veel meer Ziekten, dan in den Zomer; - en dat wel Ziekten, welke ons geheele Land door waargenomen worden: kwamen zy van den stank der burgwallen, zy zouden eene min of meer verschillenden aart hebben. De drooge hitte, die, of lang aanhoudende is, of, op sterke regenvlaagen, volgt, en andere te voorengemelde oorzaaken, zyn dus hier ook de oorsprong der Herfstkoortzen. - De gedurige regens en stormen hebben ons in dit jaar, zo wel van die drooge hitte, als van haare uitwerkzelen, de Herfstziekten namelyk, vry doen blyven. - De burgwallen hebben egter, in October, tegens gewoonte, sterk gestonken; - en het heugt de oudste Geneesheeren niet, van zo weinige Ziekten, in die maand, hier te Amsterdam te hebben waargenomen. - De kundige van der haar bekent, dat hy evenmin Ziekten in 's Hertogenbosch, als te Amsterdam, van die moerassige stinkende dampen heeft waargenomenGa naar voetnoot(n). Een beroemd Geneesheer dezer Stad heeft my medegedeeld, dat 'er, by den aanleg van een Sluis, op de Nieuwemarkt, zodanig een stank veroorzaakt wierdt, dat men ze naauwlyks verdraagen konde. - Hy had 'er egter niet alleen geene Ziekten omtrent waargenomen, maar zelfs van vyftig Menschen, zo Inboorlingen als Vreemdelingen, welke 'er dagelyks, gedurende twee maanden, aan werkten, is 'er geen een zo als hem door onderzoek gebleken is, ziek geworden. Eindelyk zo zyn de Herfstziekten niet minder gemeen op andere plaatzen daar de Lucht minder phlogiston heeft. - In de Beverwyk beslaat het Zilver nooit, en de Herfstziekten zyn 'er gemeener en hardnekkiger, dan te Amsterdam; - Dr. verveer, en Dr. van den boschGa naar voetnoot(o) zyn myne getuigen. - Te Delft, alwaar de Dampkring gezonder geacht wordt, de Wateren nooit rotten of stilstaan, en de Lucht de vrye doorstraaling heeft, neemt men de Herfstziekten zo wel waar als op andere plaatzenGa naar voetnoot(p). In Gelderland, en wel in Nymegen, die men voor de gezondste Stad der zeven Provincien houdt, zyn de Ziekten in het Najaar van eenen meer rotachtigen aart, en dus kwaadaartiger dan hierGa naar voetnoot(q). | |
[pagina 543]
| |
Amsterdam is dan zeker een der gezondste Steden van ons Land. - De Heer kersseboom berekende immers, reeds in zyn tyd, dat 'er hier meer Menschen gebooren wierden dan 'er stiervenGa naar voetnoot(r). En 'er is geene reden, waarom dit nu noch geen plaats zou vinden; - en onderstelt eens voor een ogenblik, het was nu zo niet meer; - zo kon men die meerdere sterfte nergens anders dan aan de vermeerdering der weelde en wellust toeschryven. - Want de gesteldheid der Stad is zeden vyftig jaaren niet merkelyk veranderd. - Dog, schoon 'er misschien nu meer Menschen sterven, zo worden 'er ook meer gebooren, het getal immers der Inwoonderen is, zints vyftig jaaren, merkelyk vermeerderd; - en de huwlyken zyn hier ook menigvuldiger dan elders: niet alleen in ons Land, maar zelfs meer in getal dan te ParysGa naar voetnoot(s). De Menschen bereiken hier, daarenboven, een hoogeren ouderdomGa naar voetnoot(t). - Het welk alles de gezondheid der Stad onwederspreekbaar betoogt. Te Haarlem zyn de huwlyken veel zeldzaamerGa naar voetnoot(u), en het getal der dooden was, reeds ten tyde van kersseboom, grooter dan dat der gebooreneGa naar voetnoot(v). Hoe veel te meer moet dit nu plaats hebben, daar de Herfstziekten 'er 's jaarlyks eene zo groote verwoesting aanrechten. - Ja zelfs daar 'er noch onlangs aan de Zinking-Koorts, in het Voorjaar, zo veele Menschen omgekomen zyn. Amsterdam is dus om den stinkenden damp van haare Burgwallen niet ongezond; - in het tegendeel, de dampkring dier Stad is heilzaam voor de gezondheid haarer Inwoonderen, dewyl deze altyd geschikt is, om het phlogiston, dat zich uit het dierlyk ligchaam ontwikkelt, aan te neemen en op te slorpen. En hier toe zal de Lucht zo lang geschikt zyn, als zy met den geheelen dampkring gemeenschap heeft; zo lang het water door de grachten | |
[pagina 544]
| |
vloeit, en haare boorden met Boomen omcingeld zyn; zo lang geene Bosschen de vrye doorstraaling der Lucht hinderen, noch andere beschutsels den dampkring zullen stil doen staan. Wy hebben dus het eerste Lid der Vraage zo duidelyk mogelyk beantwoord; - wat aangaat het tweede Lid, of men namelyk zodanige Lucht, als een voorbehoedend middel tegen alle kwaadaartige Koortzen, zoude moeten houden? daar zullen wy maar alleen op aanmerken; dat zodanige Lucht waarlyk heilzaam is, in sommige Ziekten, als Borstkwaalen b.v. van een Teeringachtigen of Asthmaticquen aart. Hierom vindt men te Amsterdam de Teeringen, Asthmata, enz. veel zeldzaamer dan in den Haag en in RotterdamGa naar voetnoot(w): hierom zyn zy in Zeeland ook minder in getalGa naar voetnoot(x). Phlogisticque Lucht is voor zodanige Lyders eene balsem. - Zy koomt na genoeg overeen met de Uitwaassemingen van brandbaare Gommen en Harsten, welke men Teeringachtigen aangeraaden heeft, - zy doet dezelfde uitwerkzelen op ons ligchaam, als de Lucht in de Beesten-stallen, waar van de Heer read zeer goede uitwerkzelen op Teeringachtigen gezien heeftGa naar voetnoot(y). - Het schynt dat diergelyke Lyders de groote hoeveelheid vaste Lucht, welke 'er in een meer gedephlogisticeerden dampkring, op hoogere plaatzen is, niet verdraagen kunnenGa naar voetnoot(z). Een gevoelige Lyder, aan een Borstkwaal sukkelende, kreeg, zo dikwerf hy van Amsterdam te Loenen kwam, een aanval van het Asthma, het beterde niet, voor dat hy de Amsterdamsche Lucht ademde. - Dan is die phlogisticque Lucht het behoedmiddel van alle kwaadaartige Koortzen? - Ik geloof niet, dat iemand dit ooit beweerd heeft, of beweeren zal, die de oneindige oorzaaken dier Koortzen, zo wel binnen als buiten ons ligchaam, nagaat. - Dan dit is zeker, dat men te Amsterdam, daar zodanige Lucht is, weinige Rotziekten, Roode Loop, of andere besmettelyke kwaalen waarneemt. - Terwyl zy egter in Gelderland, en Overyssel, alwaar de Lucht minder phlogiston heeft, gedurig heerschen. - Dit is zeker dat men reeds voor lang eene zodanige Lucht gebruikt | |
[pagina 545]
| |
heeft, om de pest af te weeren, en het gif van de plaats, daar het zich ophield, te verwyderen, met een goed gevolg. - Men brandde immers groote Vuuren, waardoor de Lucht met phlogiston bezwangerd wierdt. Dan of men hier uit tot de voorbehoedende kracht van de phlogisticque Lucht tegen kwaadaartige Koortzen besluiten mag, zal ik niet beslissen, - ik laat het aan uw wys oordeel over; terwyl ik de eer heb van my, met hoogachting, te noemen,
Wel Edele zeer Geleerde Heer, UWelEd. zeer Gel. onderdaanige Dienaar, j.p. michell. Amsterdam, den 8 Nov. 1782. |
|